Ga je erover schrijven?
Herman Koch heeft altijd behoorlijk goed kunnen doen alsof er niets aan de hand was. Daar heeft hij ook nog wel een leuk verhaal over – over die keer dat hij optrad voor een zaal met duizenden scholieren en hij een lezing zou geven. Ware het niet dat hij wegens onoplettendheid of luiheid niets had voorbereid. Wat deed hij om zich te redden, om geen flater te slaan voor die duizenden scholieren? Niets. Dat was het beste. Niets laten merken, en ook niets forceren. Hij regelde dat de aankondiger hem een paar vragen zou stellen. ‘Dan lul ik daarna die twintig minuten wel vol.’
Zo geschiedde. ‘Ik bleek in de praktijk aan één vraag genoeg te hebben. Daarna was het tijd voor vragen uit de zaal.’ Een docent vroeg wat zij volgens Koch moesten doen om leerlingen aan het lezen te krijgen. ‘Helemaal niets’, antwoordde de schrijver. Lezen door de strot duwen werkt niet, lezen zou bij die dingen moeten horen die we leuk vinden maar waar we niet in onderwezen worden, zoals ‘alcohol drinken, seks, drugs gebruiken, series kijken, lekker eten’.
Het is het adagium waarnaar Herman Koch (1953) lang leefde: dat nietsdoen de kortste weg naar geluk is. Maar ja, toen kwam zijn arts met: ‘Ik kan het helaas niet mooier maken dan het is.’ Na de diagnose dat Koch uitgezaaide, ongeneeslijke prostaatkanker had, werd de vraag wat te doen ineens een existentiële kwestie. Niets? Kan dat nog wel, in zo’n situatie? Zijn nieuwe boek Ga je erover schrijven? gaat daarover.
En ook weer niet. Het is overigens geen roman, maar autobiografie, non-fictie, een memoir – maar de indruk dat dit een verslag van een ziekteverloop is, een boek over kanker, zou onterecht zijn. Trouw aan zijn motto heeft Koch het er liever niet over. De diagnose werd vier jaar geleden gesteld en al die tijd hield Koch het uit de openbaarheid – hij ging min of meer gewoon door, met boeken schrijven (drie stuks!), interviews geven, optreden. De ziekte legde het leven niet volledig lam: de levensverlengende behandeling met (vrouwelijke) hormonen sloeg goed aan, er konden zelfs grappen over gemaakt worden. Toen zijn vrouw vroeg of hij al iets van de hormonen merkte, zei hij met hoge piepstem: ‘Ik heb de indruk dat mijn stem is veranderd. Hoor jij dat ook of verbeeld ik het me maar?’ En over een recensie van Finse dagen (2020) door ondergetekende: ‘Zou hij ook drie ballen hebben gegeven als hij wist dat hij met een kánkerpatiënt te maken had?’
Ja, zo kennen we hem. Koch is toch de laconieke schrijver, van lekkere en ook wel sterke verhalen. Iemand die het leven ziet als iets dat gemoedelijk voortgaat, met aan het einde een gulle lach. Zo kón hij dat ook zien. Hoewel hij als jongen in korte tijd zijn moeder en vader verloor, nam het leven daarna ook weer z’n gewone, goedmoedige loop. En hoewel hij – leuk verhaal – ooit aan de dood rook in Guatemala, mee op jacht naar zwaarbewapende straatrovers, kon hij die anekdote afsluiten met de triomf van een bezoekje aan een schietbaan, waar Herman een verbazend accuraat schutter bleek.
Gaan die verhalen over de dood? Koch presenteert ze liever als verhalen over leven, over macht en levenskracht.
Plakboek
En toch: business as usual is het niet meer. Met de dood voor ogen wordt het leven ineens toch precair. Ga je erover schrijven? opent dan ook met een proloog die stemmig en gewichtig is, melancholiek, ongewoon voor Kochs doen. ‘Ik heb vaak het gevoel dat ik de dingen niet echt meer beleef maar van een afstand aanschouw, alsof ze als foto’s in een plakboek zijn geplakt. Zo’n plakboek dat je moeder of een als enig familielid overgebleven tante voor je bijhoudt’, schrijft hij. Om te concluderen: ‘Wat er nu is veranderd is dat ook het plakboek weg is, dat het er misschien wel nooit is geweest.’ Als je dat als metafoor leest, het leven als plakboek, is het een heel droef, ontstellend beeld: ervaringen en herinneringen zijn in het aanschijn van de dood misschien wel futiel geworden, en als er niets beklijft, wat was alles dan waard?
Het vervolg van het boek geeft echter ook aanleiding voor een andere lezing, letterlijker en minder zwartgallig. Er was namelijk echt zo’n plakboek met jeugdherinneringen in Kochs leven, maar het is zoek. Dat stelt hem voor de vraag of daarmee al die ervaringen ook weggeraakt zijn. De herinneringsarbeid die Koch onderneemt, terugdenkend, smeuïg scènes oproepend van zijn jeugd en daarna, lijkt het tegendeel te bewijzen. Behalve een hang naar luiheid heeft Koch ook een verlangen naar ‘tijdloosheid’, te bereiken door voor zich uit te staren, of zich over te geven aan de apathie van wachtkamers. In het moment leven, hedendaags gezegd. Dat heeft in het besef van de eindigheid wel meteen een tragische bijsmaak. Hij wiens tijd geteld is, wil misschien het liefst de tijd ontstijgen.
Zonder Koch meteen als grote goeroe of levensfilosoof aan te merken: dat nietsdoen en dat verlangen naar tijdloosheid tellen op tot een tamelijk coherente levensvisie, die Ga je erover schrijven? overtuigend bijeen bindt. Maar vooral is het daarmee een zelfportret dat, misschien wel voor het eerst, écht weet te ontroeren. Koch laat zichzelf eerlijk zien.
Sommige verhalen zijn bekend uit eerder werk: zoals dat zijn vader een verhouding had met een andere vrouw, in het volle licht, wat toch niet tot een scheiding leidde. Dat levert niet louter herhaling op, zo blijkt als je zijn debuut Red ons, Maria Montanelli (1989) er weer even bij pakt. ‘Zo’n vrouw’, noemde hij zijn vaders vriendin toen, ‘die als een fregat over straat zwenkt en alleen maar oog heeft voor haar eigen uitstraling.’ In het nieuwe boek is de toon wezenlijk anders, zachtaardiger. De bravoure van de puber, de macho of de komiek blijft achterwege. Nu werkt Koch niet altijd meer naar punchlines toe, wat het boek iets rafeligs geeft, en die rafeligheid ontroert dan weer. Hij laat ermee zien, impliciet, dat z’n verhaal niet meer luchthartig rond te breien is, alsof dat niet meer gaat.
Afspraak met een psycholoog
‘‘Kwetsbaar’ is bijna een vies woord als je er te lang over nadenkt’, beweerde de verteller van de novelle Makkelijk leven (2017), wiens leefregels veel lijken op die van Koch. Nu steekt de kwetsbaarheid soms de kop op, met een zweem van bitterheid die ontsproten lijkt aan een besef dat hij zich altijd goed kon harnassen, met z’n leuke verhalen, maar daardoor kwetsbaarheid nooit aandurfde. Waardoor hij zich nooit echt kon laten zien, noch zich echt gezien kon voelen – zo psychologiseer je verder. Was nietsdoen in dat opzicht wel zo goed, zo heilzaam? ‘Niemand kwam op het idee dat een vijftienjarige jongen die een afspraak met een psycholoog wil maken misschien wel hulp nodig heeft’, schrijft Koch. Daar maakte hij altijd een grap van. Dat, lieve mensen, is waarom hij schrijver is geworden.
Nu schrijft hij: ‘Alleen ik weet dat het geen grap is.’ Veel meer woorden hoeft hij er niet aan vuil te maken.
Net als Finse dagen, de roman die hij eerder als zijn ‘meest persoonlijke’ werk aanmerkte, gaat dit boek over het onvermogen om serieus te zijn, of serieus genomen te worden. In die roman was de tragiek dat hij, zelfs wanneer hij echt serieus was, niet geloofd werd. Nu is Koch niet erg expliciet, over zijn ziekte, over de dood, waardoor je je soms kunt afvragen: ging hij er nou over schrijven? Maar precies dat vermijden, misschien uit overtuiging en misschien uit onvermogen, ontroert. Want lezer én schrijver verkeren in het volle besef dat de ziekte er is, de hele tijd. Nietsdoen is niet vanzelfsprekend, maar voor Koch toch de beste weg. Hij leeft door.
Duidelijk vier ballen dus. Dankzij de kanker.
Op een feestje ter ere van het verschijnen van Finse dagen merkt geen van de aanwezigen dat Herman Koch van de pijn steeds gaat verzitten en voortdurend naar de wc moet. Terug aan tafel blijft hij glimlachen en voert hij geanimeerd gesprekken. De dag ervoor is, na de biopsie, nog een fotograaf bij hem thuis geweest. Zodra het bewuste artikel met de foto is gepubliceerd, gooit hij het weg. Het is aan zijn gezicht af te lezen, vindt Herman. Alleen zijn vrouw en zijn 25-jarige zoon zijn dan op de hoogte. Een paar weken later bespreekt dokter Francken in het OLVG de uitslag van de laatste scan. Het is 3 februari 2020. ‘Ik kan het helaas niet mooier maken dan het is,’ begint hij het slechtnieuwsgesprek. ‘Het zit overal.’
In Ga je erover schrijven? beschrijft Herman Koch hoe hij omgaat met zijn diagnose en blikt hij terug op ijkmomenten in zijn leven. Het is daarmee géén boek over ‘zijn strijd tegen kanker’, want hij besluit eigenlijk meteen al dat hij de kanker een zo beperkt mogelijke rol in zijn leven wil laten spelen. ‘Ja, ik zou doorleven, daar had de kanker vast niet op gerekend. Ik zou mijn eigen tegelwijsheid, “Nietsdoen is de kortste weg naar geluk”, in de praktijk brengen. Ik zou niets doen.’
‘Dit boek leest als een echte Koch.’ 5 sterren - EW
‘Een zelfportret dat, misschien wel voor het eerst, écht weet te ontroeren. Koch laat zichzelf eerlijk zien.’ vier ballen - NRC
‘Dit is een stem die onze literatuur eigenlijk niet kan missen.’ - De Groene Amsterdammer
‘In Herman Kochs onthullende memoir houdt hij de touwtjes stevig in handen, al is hij ongeneeslijk ziek.’ - Trouw
ISBN | 9789026364631 |
---|---|
Aantal pagina's | 272 |
Datum van verschijning | 20240105 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 137 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 26 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres