Charlie Klein komt na een hachelijke opdracht als hulpverlener in Ethiopië uitrusten bij zijn grootmoeder aan de Vlaamse kust. Het is 1989. Ethiopië gaat gebukt onder hongersnood en burgeroorlog. Charlie deed tot dan zijn werk tot ieders tevredenheid, maar nu is zijn veer gebroken. Als zijn jeugdvriend Jacky hem komt opzoeken, halen ze herinneringen op aan hun gedeelde verleden in een bescheiden Brusselse volkswijk. Wanneer ze met enkele familieleden naar de Westhoek trekken, waar hun grootvaders vochten tijdens de Eerste Wereldoorlog, gaan ze de confrontatie met hun eigen geschiedenis en voorgeschiedenis aan.
Deze roman is een ode aan de vriendschap, een ontroerend familieverhaal gebaseerd op getuigenissen en historisch onderzoek én een vlammende aanklacht tegen militarisme en oorlog.