Het raadsel van God
Hoe God tóch in het leven van een atheïstische boomer glipt
Religie Volgens Alister McGrath, die op latere leeftijd God ontdekte, moeten we het doen met de breekbaarheid van de waarheden waarop we ons leven bouwen.
Het autobiografische Het raadsel van God begint niet opzienbarend: Alister McGrath (1953), inmiddels bekend theoloog en schrijver, krijgt als jongen een lichte protestants-christelijke opvoeding, waarvan hij afstand neemt als middelbare scholier en helemaal als student. Hij gaat de weg van zovelen van zijn babyboom-generatiegenoten, die de laatste restanten van het geloof dat ze van huis uit meekregen opruimen, om zich daarna welgemoed atheïst te noemen.
Misschien is die ‘licht protestantse opvoeding’ toch bijzonder, gezien de geboorteplaats van McGrath, het Noord-Ierse Belfast, waar in de jaren zestig de ‘Troubles’ begonnen tussen katholieken en Britsgezinde Protestanten. Van enige ‘lichtheid’ was toen geen sprake.
Alister McGrath blijkt intussen een begenadigd scholier, met een overduidelijk talent voor natuurwetenschappelijke vakken: hij vertrekt als student naar Oxford om zich te bekwamen in de moleculaire biofysica. Hij noemt zich nu niet alleen atheïst maar ook marxist – ook dat is eind jaren zestig van de vorige eeuw niet bepaald onvoorstelbaar. De wetenschappelijke bewijzen van zijn vakgebied denkt hij moeiteloos te kunnen overhevelen naar de geesteswetenschappen, en dan is het ‘wetenschappelijk socialisme’ een logische keus. Hij beschouwt zichzelf in die tijd als een ‘weldenkend mens’ en ‘de visie van het christendom op God (zoals samengevat in die nonsensicale doctrine van de drie eenheid) was hoe dan ook in alle opzichten hopeloos irrationeel.’
Op zoek naar een ‘Weltbild’
Maar vanaf de jaren zeventig veranderen zijn denkbeelden: allereerst dringen, beter laat dan nooit, de verschrikkingen van het ‘reëel bestaande socialisme’ tot hem door, op dat moment nog ruimschoots voorradig in de Oostbloklanden. Niet alleen verwerpt hij de wetenschappelijke claim van het socialisme, McGrath merkt dat hij op zoek is naar een ander ‘Weltbild’, een idee van de gehele wereld: dat gaat onontkoombaar over betekenisgeving en wel degelijk ook over ‘de zin van het bestaan.’
En zo glipt God weer in het leven van de veelbelovende McGrath, die niet langer gelooft ‘in de vanzelfsprekendheid die de wetenschap had om aan te tonen wat juist was: al het andere was slechts opinie of misleiding.’
Zelf spreekt McGrath over ‘een onvermoede bekering’. Naast zijn wetenschappelijke werk maakt hij nu tijd voor kerkbezoek, hij promoveert als chemicus, maar zijn ‘ontdekkingsreis’ naar God neemt hem steeds meer in beslag. Hij besluit in hetzelfde Oxford een studie theologie te beginnen. Ook daar blinkt de student uit, ook daarin promoveert hij. Hij heeft zo naar eigen zegen ‘twee bergen’ beklommen: die van de wetenschap en van de theologie. Het toch nog onverwachte sluitstuk: in 1981 laat McGrath zich tot (Anglicaans) priester wijden, voor wie het pastoraal werk niet een verplicht nummer is, maar datgene wat het meest in de buurt komt van zijn ‘roeping.’
Zijn religieuze tournure valt volgens eigen zeggen niet goed te begrijpen, zonder de invloed van de Iers-Britse schrijver C.S Lewis (1898-1963) in ogenschouw te nemen. McGrath wijdt in dit boek een hoofdstuk aan hem, en noemt hem stralend ‘Een reisgenoot!’ Als voorbeeld haalt hij Lewis’ verhandeling over de ‘doctrine van de verbogen wens’ aan: ‘Lewis’ verhandeling opende mijn ogen voor het feit dat ik me deels tegen het geloof in God had verzet vanwege „de universele druk van de wens dat God niet bestaat”.’
Volgens Lewis moest het atheïsme worden beschouwd als een ‘meesterlijke vervulling van een van onze sterkst onderdrukte wensen: het verlangen naar volkomen autonomie en de vrijheid om alleen te streven naar dingen die ons goed uitkomen.’
Freudiaanse vaderfiguur
Met Lewis keert McGrath de gebruikelijke redenatie om: niet het religieuze verlangen verwijst naar iets anders (de Freudiaanse vaderfiguur) maar het atheïsme verbergt een onuitgesproken wens: de wil om ‘meester te zijn van mijn lot, gezagvoerder van mijn ziel’, zoals de 19de-eeuwse dichter William Ernest Henley het formuleerde.
In die aanspraak op persoonlijke autonomie kan McGrath zich niet meer vinden, want ‘we moeten ons verzoenen met onzekerheid zonder erdoor overweldigd te raken.’
Als publiek intellectueel stort McGrath zich ook in de discussie met mensen als de Britse etholoog Richard Dawkins (de man van de ‘zelfzuchtige genen’) en de Amerikaanse wetenschapper Daniel Dennet: twee voormannen van wat in het eerste jaren van de 21ste eeuw wel bekend komt te staan als ‘Nieuw Atheïsme.’ Het ‘nieuwe’ aan dit atheïsme is dat God niet alleen niet bestaat, maar dat het geloof in Hem ook nog eens heel slecht is voor mensheid en moraal.
McGrath schrijft in dit boek – ‘zijn laatste’ naar eigen zeggen – dat ‘het nieuwe atheïsme sindsdien het slachtoffer is geworden van zijn eigen opkomst en neergang, zoals te verwachten viel.’ Die laatste opmerking is niet gespeend van enig triomfalisme. Zelf ziet hij geen tegenstrijdigheid in de natuurwetenschappen en het geloof.
Kerstvakantie
Het omarmen van twijfel en onzekerheden, ook in de wetenschappen, is volgens hem cruciaal. Hij citeert Nobelprijswinnaar en medisch wetenschapper Sir Peter Medawar die in 1963 beweerde dat ‘een imaginair of geïnspireerd proces een integraal element van wetenschappelijke argumentatie is’. Want, besluit McGrath: ‘We zijn overgeleverd aan ons beperkte vermogen om te zien en te begrijpen. We moeten het doen met de breekbaarheid van de waarheden waarop we ons leven bouwen. We zien echt in een glazige, een donkere spiegel’ – de Engelse titel is dan ook Through a glass darkly, als verwijzing naar 1 Korintiërs 13.
Wat dat betreft is ‘Het raadsel God’ in de Nederlandse vertaling niet alleen minder poëtisch, het laat ook het raadselachtige van de wereld en de kosmos buiten beschouwing.
Het is een diepe overtuiging van McGrath dat hij niet hoeft te kiezen tussen God en wetenschap, hij legt dat duidelijk uit. Minder onthecht klinkt hij wanneer hij zijn meer persoonlijke ervaringen beschrijft, er sluipt dan een bijna ondraaglijke gezelligheid in zijn proza. Een voorbeeld:
‘Mijn ouders zagen met verbazing en zelfs enige verontrusting dat ik een aantal studieboeken had meegenomen toen ik thuiskwam van de kerstvakantie.’ De jonge McGrath is een studiebol, zoveel is duidelijk, maar de zelfvertedering valt moeilijk over het hoofd te zien. Als de oudere McGrath onderzoek verricht verloopt het nooit zomaar goed maar ‘opvallend voorspoedig’. Of: ‘Ik vond dat ik het aan mijn intellectuele integriteit verplicht was om deze denkbeelden te onderzoeken…’
God en zelfgenoegzaamheid: dat is wèl een moeizame combinatie.
12-08-2021 Stephan Sanders
In zijn memoir ‘Het raadsel van God’ kijkt Alister McGrath terug op zijn veelbewogen leven. Van stellige atheïst werd hij overtuigd christen, maar daarmee waren alle natuurwetenschappelijke vragen niet opgelost, integendeel. McGrath laat zien dat het niet irrationeel is wanneer je de mogelijkheid openhoudt dat er een God is of in ieder geval iets dat alles overstijgt. Maar er blijven ook blinde vlekken en zelfs twijfels. Het boek bevat veel persoonlijke anekdotes, maar ook boeiende theologische en filosofische inzichten over de wereld en het heelal.
ISBN | 9789043536035 |
---|---|
Aantal pagina's | 240 |
Datum van verschijning | 20210512 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 140 mm |
Hoogte | 213 mm |
Dikte | 23 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres