Het boek van alle boeken
Zelden las ik een boek dat zich zozeer richt op de goede verstaander, of beter gezegd: op de erudiete verstaander, die thuis is in de Griekse mythologie, weet heeft van de Indiase Veda’s, de klassiek Romeinse literatuur heeft bijgehouden en de nodige boeken van Freud heeft gelezen. En dan vergeet ik nog het belangrijkste: Roberto Calasso’s ideale lezer kent moeiteloos zijn weg in de Bijbelse boeken, vooral die van de Tenach – in de volksmond ook wel het Oude Testament genoemd. Calasso gebruikt die benaming overigens niet, en dat valt in hem te prijzen, want de Joden waren niet bezig een introductie te schrijven op het Nieuwe Testament.
De lezer krijgt een complete boekenkast over zich uitgestort: het is weldadig, want hier is iemand aan het woord die belachelijk veel weet en die intellectuele inspanning ook verwacht van zijn publiek; het is ook intimiderend, want veel wordt bekend verondersteld, en alles wat je als lezer moet opzoeken en nazoeken is een bewijs van de leemtes in je algemene ontwikkeling.
Calasso had mee kunnen doen in de verkiezing van de laatste cultuur-Europeaan, en een goede kans maken om te winnen.
Het boek van alle boeken, de laatste Calasso uit een tiendelige reeks is voorbeeldig vertaald door Els van der Pluijm. De schrijver stierf in 2021, maar bij leven vertrouwde hij zijn Nederlandse vertalingen enkel aan van der Pluijm toe. Bij schrijvers, zeker bij essayisten wordt wel gesproken van een ‘grote greep’: Calasso is zo’n onbeschroomd grote grijper, die de fundamenten van de Europese beschaving vanzelfsprekend doorrijgt met tradities van buiten Europa. De titel Het boek van alle boeken verwijst naar de Tenach; de oertekst van het monotheïsme. Calasso laat in zijn boek meteen ook de moderne kritiek horen van iemand als Sigmund Freud, die de Joodse aard van Mozes betwistte (hij zou een Egyptenaar zijn geweest) en daarmee ook de uniciteit van de Joden op het spel zette.
Calasso is iemand die daarbij meteen Freuds moeizame verhouding tot religie diepgaand bevraagt, en zelfs spreekt van diens ‘halsstarrige a-religiositeit als psychisch drama.’
Uitgever
Calasso was afkomstig uit een vooraanstaande, Florentijnse familie, waar geleerdheid generaties lang zowat erfelijk leek. Bovendien was hij eigenaar van de Italiaanse uitgeverij Adelphi. Reden genoeg om de man te omschrijven als ‘een instituut van precies één.’
Calasso laat zich in dit boek niet uit over zijn eigen gelovige status; hij zou zoiets, ben ik geneigd te denken banaal vinden. Maar des te meer grijpt hij oude verhalen en mythen aan om nieuwe betekenissen te zoeken en andere interpretaties uit te proberen dan de gangbare.
Inzet van de avontuurlijke zoektocht in Het boek van alle boeken is niet het bestaan van God, maar de herinterpretatie vele bijbelse en mythische verhalen, die voor een belangrijk deel ons moderne bewustzijn hebben gevormd.
Kennis van die oude boeken weegt voor Calasso veel zwaarder dan de gelovige vorm die mensen er aan geven. Het verbijsterende moet voor de veellezer Calasso niet zijn geweest dat de secularisering in Europa steeds verder oprukte, maar dat met God ook de boeken over het Goddelijke tot achterhaald cultuurgoed worden verklaard. Hier is een man aan het woord, die oude schatkamers opnieuw wil ontgrendelen om ze te voorzien van een eigentijdse urgentie.
Het helpt daarbij reuze dat Calasso zonder moeite het oud-Grieks beheerst, Latijn, Frans, Engels, Duits, en zich terdege heeft verdiept in het Sanskriet. En in de filosofie, en de literatuurwetenschappen Zomaar een typische Calasso zin: ‘In een brief aan Gretel Adorno schreef Benjamin dat in de latere stijl van Freud de ‘belangwekkendste gedachten’ als ‘terloops’ langskwamen. Zo kunnen we inderdaad een passage uit de Mozes lezen die Freud zelf als uiterst gewaagd beschouwde. Een staaltje extreem lamarckisme (…)’.
Bekend worden verondersteld: Gretel Adorno, Benjamin, de ‘Mozes’ van Freud, Freud zelf en de leer van Jean-Baptiste de Lamarck.
Dit zou op een ongegeneerde vorm van name dropping kunnen lijken, maar Calasso’s enthousiasme om het oude en klassieke aan het hedendaagse te paren is overtuigend: hij laat de namen niet achteloos vallen, hij gebruikt ze stuk voor stuk voor zijn uitputtende cultuur-analyse.
Het gekozen motto van Goethe is veelzeggend: ‘Zo zou het Boek der boeken ons boek voor boek kunnen bewijzen dat het ons geschonken is om te proberen erin door te dringen als in een tweede wereld […].’
Tijdens Calasso’s leven spraken de dode schrijvers een geducht woordje mee; zijn ‘tweede leven’ doordrong in alle opzichten zijn eerste, menselijke leven. Het moet de intellectueel verbijsterd hebben dat hij daardoor steeds meer een eenzaat werd. Wat bekend mocht worden verondersteld bij een algemeen ontwikkeld publiek, werd steeds meer een rariteit, een belezenheid die nu eerder freaky aandoet.
Eerste koning
Calasso laat zijn Boek der boeken niet keinig beginnen bij Genesis, hij begint plompverloren bij Saul en Samuel, en wel zo: ‘Saul verscheen terwijl hij op zoek was naar een paar ezelinnen die waren verdwaald. Samen met een knecht legde hij een flinke afstand af. Maar de ezelinnen waren niet te vinden.’
Een onschuldige, sprookjesachtige scene.; Die ‘verdwaalde ezelinnen’ zijn nodig om Saul zijn vertrouwde habitat te doen verlaten, zijn naaste omgeving en zo de profeet en ‘laatste rechter’ Samuel te laten ontmoeten. Samuel zal Saul tot de eerste koning van Israël maken, omdat de verdwaalde kudde Israëlieten hunkert naar een herder, een leider. De verwijzing naar de verdwaalde ezelinnen schemert door.
Maar wat een uitverkiezing lijkt, het koningschap voor Saul, betekent in Jawehs ogen meteen ook een degradatie van zijn uitverkoren volk. ‘Het zou niet langer een priesterlijk volk zijn (…) Ze zouden een van de vele volkeren worden (…) Een koning verlangen betekent iets kwaads verlangen.’
Meteen zitten we midden in de kwestie, die tot op de dag van vandaag onverminderd speelt: wat betekent de uitverkiezing van de Israëlieten, van Israël als uitverkoren volk? Hoeveel doem is er verbonden met die uitverkiezing, die eerder tot weeklagen moet leiden dan tot gejuich? Deze uitleg is ‘classic Calasso’: ‘Een koning hebben betekende zich aanpassen aan alle anderen. (…) Het koningschap was een kniebuiging die de priester Samuel met tegenzin maakte. De zalving zou hoe dan ook een zaak zijn van de priesters, net zoals in het Vedische India de ksatriya moesten worden verwekt door de brahmanen.’
Dubbelzinnigheid
Die dubbelzinnigheid werkt door, want in Israël zijn behoorlijk veel anti-zionistische ultra orthodoxen te vinden, die weigeren de staat Israël te erkennen, juist op grond van hun oudste boeken.
En uiteraard hebben vooral de christenen door de eeuwen heen geworsteld met Gods’ uitverkoren volk: dat betrof toch ‘het nakroost van Israël’, en niet perse de latere Christusvereerders. Zeker in het verleden heeft het in christelijke kringen geleid tot antisemitische tendensen, die gelijkelijk doortrokken waren van jaloezie, haat en nijd. Nog steeds wordt er in orthodox christelijke kring geworsteld met het bestaan van de staat Israël en de eigen Messiaanse heilsverwachting. Een Nederlandse organisatie als ‘Christenen voor Israël’ is zowel filosemitisch als ondubbelzinnig christelijk, dat alles ondersteund door wat ook wel de ‘Israëltheologie’ wordt genoemd.
Die theologie gaat in tegen de zogenaamde ‘Vervangingsleer’, ook wel bekend als het ‘supersessionisme’: de centrale rol van de Israëlieten wordt daarin beëindigd met Christus geboorte, waarna de christelijke kerk het uitverkoren volk belichaamd. Calasso laat zien hoe die leer vooral in het verleden uitmondde in Jodenhaat.
Op zijn scherpst is Calasso wanneer hij Freud onder handen neemt, en dan met name diens boek De man Mozes en de monotheïstische religie, meestal summier aangeduid als ‘de Mozes’. Ook hier speelt een vorm van vervangingsleer een belangrijke rol.
Freud bezigt daarin een omgekeerde vervangingsleer: het monotheïsme is niet vastgelegd door Mozes, maar was al staande praktijk onder Farao Akhnaton: Aartsvader Mozes was geen Jood en heeft daarom dus ook niet ‘de Jood geschapen’. Calasso vat Freuds positie samen: voor veel geassimileerde Joden uit zijn tijd ‘ging de onmogelijkheid om religieus te zijn hand in hand met de onmogelijkheid om af te zien van de uitverkiezing.’
Ethische hoogten
Omdat Freud beweerde dat het exclusieve monotheïsme geen Joodse schepping was en zo ‘de Joden beroofde van hun voornaamste geloofsbrieven’ moest er enige vorm van compensatie volgen – lees: vervanging. Freud schrijft de Joden ‘ethische hoogten’ toe, die voor andere volkeren in de Oudheid onbereikbaar waren gebleven.’ Misschien niet in religieus opzicht, maar dan toch zeker spiritueel gezien waren Joden de wegbereiders geweest voor andere volkeren. Hier werd een oude uitverkorenheid ingewisseld voor een nieuwe, stelt Calasso.
Calasso problematiseert in zijn werken de thematiek van dat ene, bekende gedicht van Paul Verlaine, getiteld Le Bon Disciple. Beginregel: ‘Je suis élu, je suis damné!’; ‘Ik ben uitverkoren, ik ben vervloekt!’ De dichter beschrijft zichzelf daarin als volgt: ‘Ik ben martelaar, ik ben koning’. Telkens draait het om de dubbelzinnigheid van de uitverkiezing; een dubbelzinnigheid die niet alleen in de Joodse geschiedenis zichtbaar wordt, maar ook in de Veda’s, de Griekse mythologie, in het christendom, in alle religieuze gezindten waarin geijverd wordt om een gereserveerde plaats, het dichtst bij god of de goden.
Deze geschiedenis van de uitverkiezing, die zich momenteel in West-Europa toont als a-religieus, voorziet Calasso van haar Schriftuurlijke en oud-religieuze bronnen.
Het cliché wil dat God dood is. Calasso moet daarover zijn schouders hebben opgehaald. So what? Al die boeken, verhalen, mythe en riten waarop wij stervelingen bewust of onbewust een beroep doen, werken onverminderd door. De grondslagen van de moderne beschaving moeten doorgrond worden, niet alleen door historici en theologen, maar juist door mensen die menen per shuttle bus afgezet te zijn bij de moderniteit.
Zonder archeologie, oftewel kennis van het oude, geen begrip voor het nieuwe.
'Hier is een man aan het woord, die oude schatkamers opnieuw wil ontgrendelen om ze te voorzien van een eigentijdse urgentie.' **** Stephan Sanders in NRC Handelsblad
Onthechting en belofte vormen voor Roberto Calasso de kern van de Bijbel, de grondtekst van onze westerse samenleving, waarlijk het boek van alle boeken. Calasso herleest de verhalen en werpt er een nieuw en verontrustend licht op. Het zijn verhalen over genade en schuld, over uitverkiezing en verdoeming, over willekeur en machteloosheid, over overmoed en nederigheid.
Dit boek begint eeuwen voor onze jaartelling en eindigt na ons. Het verhaalt over een man, genaamd Saul, die koning wordt nadat zijn vader hem eropuit heeft gestuurd om een paar verloren ezels te zoeken. Over de koningin van een ver Afrikaans rijk die drie jaar lang met haar talrijke gevolg op reis gaat om de koning van Jeruzalem te ontmoeten en hem een paar vragen te stellen. En over een man met de naam Abraham die een goddelijke stem hoort zeggen: 'Ga weg van je land, van je familie en van je vaders huis, naar het land dat Ik je zal tonen'.
Het boek van alle boeken maakt deel uit van een groter werk dat begon met De ondergang van Kasj en waarvan dit het negende, en helaas het laatste deel is. Calasso stierf in 2021
Net als de voorgaande acht delen van zijn werk is ook dit deel vertaald door Els van der Pluijm. Het was Roberto Calasso's uitdrukkelijke wens dat zij zijn boeken in het Nederlands zou omzetten. Met dit boek beëindigt Els van der Pluijm haar actieve vertalersloopbaan. Wereldbibliotheek is haar veel dank verschuldigd.
'Hij doet iets heel eenvoudigs en gedurfds: luisteren naar de adem van die geweldige tekst die we denken te kennen en zelfs vereren.' La Repubblica
'Calasso is een van die zeldzame mensen, waarvan er steeds minder zijn, die je ervan kunnen overtuigen dat het nog steeds mogelijk is om de hele menselijke cultuur te begrijpen. Dat is natuurlijk een truc, maar wel een indrukwekkende en opwindende want zijn verhalende gaven zijn aanzienlijk.' The New York Review of Books
'Calasso's boeken zijn kunstwerken die de literatuur overstijgen. Alleen daarom verdient hij het om gelezen te worden.' NRC
ISBN | 9789028451230 |
---|---|
Aantal pagina's | 432 |
Datum van verschijning | 20220922 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 152 mm |
Hoogte | 233 mm |
Dikte | 35 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres