Open
Op een zomeravond in 1977 sloeg in New York een witte agent een zwarte arrestant in elkaar. Maar op het politiebureau zag de agent dat de verdachte een kruisje om zijn nek droeg. De agent bood zijn verontschuldigingen aan deze medechristen aan.
Het is een van de anekdotes die de Zweedse auteur Johan Norberg in zijn boek Open presenteert. Hij doet dat niet om structureel racisme van de Amerikaanse politie aan te tonen. Zelfs niet om hypocrisie als menselijke eigenschap te laten zien. Nee, Norberg gebruikt deze episode als ondersteunend bewijs voor zijn stelling dat mensen ‘hun cirkel van empathie’ uitbreiden, van de eigen familie naar grotere groepen, tot uiteindelijk het hele menselijke ras. Dat is verrassend.
Open heeft een duidelijke boodschap: vooruitgangsdenker Johan Norberg wil aantonen dat een ‘open houding’ het beste is voor alle samenlevingen. Openheid leidt tot vooruitgang. Hij ziet die openheid terug in tal van ‘gouden’ periodes in zeer verschillende samenlevingen: in het heidense Griekenland, het katholieke Italië tijdens de Renaissance, de calvinistische Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, het confuciaanse China en, sinds langere tijd, in het Westen. Dat in deze samenlevingen openheid vaak tamelijk selectief werd toegepast, doet blijkbaar niet ter zake.
Dat roept de vraag op wat ‘openheid’ dan precies is. Dat lijkt duidelijk: het toestaan en aanwenden van nieuwe ideeën, soms gebracht door buitenstaanders. Maar in de loop van het betoog blijkt dat openheid op nog veel meer kan slaan: het positieve contact met vreemdelingen, vrije handel, mobiliteit en migratie, diversiteit, (strategische) tolerantie. Kortom, het begrip dijt uit. Soms is openheid samenwerking, een andere keer is het vrijheid, dan een opportunistisch gebruikt middel van machthebbers. Zo presenteert Norberg zelfs de veroveringstochten van Alexander de Grote en Dzjenghis Khan als een triomf van openheid. Want deze veldheren stelden hun legers open voor strijders van diverse volken. Blijkbaar kunnen extreme wreedheid en vernietiging prima samen gaan met openheid.
Vernietiging in de open economie
Op minder bloedige wijze is vernietiging ook zichtbaar in de kapitalistische, open economie. ‘Creatieve destructie’ leidt ertoe dat bepaalde ambachten of industrieën verloren gaan, terwijl andere opbloeien. Norberg, verbonden aan de libertarische denktank Cato Institute, erkent dat dit proces slachtoffers kan maken. Maar uiteindelijk is innovatie gunstig voor iedereen, zegt hij geruststellend.
Hij schreef dit boek niet alleen om te bewijzen hoe belangrijk openheid is, maar vooral omdat hij bezorgd is. Wat dat betreft treedt Norberg in het voetspoor van een van zijn geestelijke inspiratiebronnen: Karl Popper. Die zag de open samenleving bedreigd door een terugkeer naar tribalisme. Want naast de neiging om nieuwe ideeën, mensen en culturen welkom te heten, hebben mensen de neiging vijandige groepen te vormen. Deze groepen zijn, aldus Norberg, meestal kunstmatig en moeten mensen hun vooroordelen laten overwinnen om bij de ideale open samenleving te komen.
Norberg heeft daar in principe vertrouwen in. Zijn boek doet soms denken aan De meeste mensen deugen van Rutger Bregman. Beide auteurs gaan uit van een intrinsieke goedheid van de mens, die op samenwerking is gericht. Norberg lijkt iets meer geneigd om ook de destructieve kanten in ogenschouw te nemen. Maar uiteindelijk is de slotsom min of meer hetzelfde. Dat blijkt wel uit zijn interpretatie van het voorval van de witte agent en de zwarte arrestant.
Norberg heeft in zijn boek een indrukwekkend arsenaal aan bewijsmateriaal verzameld: anekdotes, fabels, geschiedenissen, theorieën en vooral veel sociaal-psychologische onderzoeken.
Zo wordt een confetti aan weetjes en feitjes over de lezer uitgestrooid, waarbij je vaak het idee hebt: achter dit gegeven gaat meer schuil. Neem zijn stelling dat mensen beter toegerust zijn voor communicatie dan chimpansees. Dat zou blijken uit het heldere oogwit van mensen, dat chimpansees niet hebben. Door dat oogwit kun je zien waar iemand heen kijkt en dat vergemakkelijkt de communicatie, is de theorie. Dat in een recent onderzoek deze theorie wordt bekritiseerd lijkt Norberg voor het gemak maar even te vergeten.
En ook al belooft hij in de inleiding te zullen schrijven over instituten en niet over individuen, toch heeft hij het over de ‘steentijdmentaliteit’ van de mens, die zich niet heeft losgemaakt van primitieve emoties. Hijzelf is de teleurgestelde rationalist die het betreurt dat niet alle mensen inzien dat zijn voorstel voor de inrichting van de wereld het redelijkst en gunstigst is.
Liberaal kapitalisme
Toch heeft Norberg hoop – vreemd genoeg met een nostalgisch beeld, terwijl hij eerder nostalgie als zwaktebod verwierp: ooit was er een tijd dat politici nog de stem van het volk vertegenwoordigden in plaats van professionele bestuurders. Hij doet een beroep op emoties: we moeten ‘ons eigen hart openstellen voor openheid’. Dat kan door – paradoxaal – minder open te staan voor zelfkritiek. Uiteindelijk zijn alleen openheid en liberaal kapitalisme in zijn ogen goed. Daar eindigt dan meteen de openheid.
Met zijn brede aanpak en een aansprekend uitgangspunt scoort Open veel punten. Dat het liberaal kapitalisme, globalisering, migratie en individualisme weer eens een gepassioneerd pleitbezorger hebben, is verfrissend. Uiteraard is openheid in veel gevallen te verkiezen boven geslotenheid. Het heeft in de westerse samenlevingen in principe een goede naam en echt gesloten samenlevingen bestaan amper nog. Of je moet, Norberg deinst er niet voor terug, met Noord-Korea aankomen.
Maar om echt te overtuigen mist dit boek precisie, juist door die brede aanpak. De neiging om de wereldgeschiedenis, de economie en de psychologie vanuit dit ene gezichtspunt te bekijken is net zo verhullend als onthullend. Norberg moet voortdurend over allerlei zaken heen kijken om aan zijn grote lijn vast te kunnen houden.
Ondanks de omvang van het boek en zijn uitgebreide bronnenmateriaal eindigt het meer als een pamflet dan als een doorwrocht werk. Vooral in de epiloog komen zijn neoliberale opvattingen sterk naar voren: regelgeving voor het afschermen van beroepen en het bouwen van huizen noemt hij verwerpelijk. Dan blijkt Open opeens vooral een pleidooi voor een bescheiden overheid. Deze teleurstellende epiloog bevestigt nog eens dat zijn ambitieuze poging om zo ongeveer de hele menselijke geschiedenis te duiden uiteindelijk niet overtuigt.
ISBN | 9789046828311 |
---|---|
Aantal pagina's | 400 |
Datum van verschijning | 20210422 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 151 mm |
Hoogte | 230 mm |
Dikte | 32 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres