Dit boekje is een bewerking van de doctoraal scriptie culturele antropologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hierin wordt een vergelijking gemaakt tussenstervensbegeleiding in Tibet, in de moderne westerse cultuur en begeleiding door hedendaagse boeddhisten in het westen. Er wordt beschreven in hoeverre de stervensbegeleiding, zoals die traditioneel in Tibet plaatsvond, wordt aangepast aan de westerse cultuur.
Voor stervensbegeleiding in het westen is gebruik gemaakt van de opvattingen van Kübler-Ross, Kessler en Maria de Hennezel, die in het westen heel populair zijn. Voor de Tibetaans boeddhistische stervensbegeleiding in het westen worden Christine Longaker en Pende Hawter aangehaald.
Bovendien is ingegaan op de verschillende culturele opvattingen over ziekte en gezondheid en op de betekenis van rituelen en symbolen.
De conclusie van dit boekje is dat sterven met een vredige geest essentieel is.