- Gratis verzending vanaf €50,-
- Gratis retourneren binnen 14 dagen
- Veilige en makkelijke betaalopties
- Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
- Makkelijk bestellen ook zonder account
Het poëziedebuut van Tim Hofman, BNN-presentator, DWDD-tafelheer en winnaar van Wie Is De Mol 2016
Je kent Tim Hofman waarschijnlijk als presentator van programma’s als Je Zal Het Maar Hebben of #BOOS, de documentaires van Spuiten & Slikken op Reis of anders als winnaar van Wie Is De Mol? 2016. Maar, zoals hij zelf zegt, televisie overkwam hem gewoon, zijn eigenlijke passie is altijd de rijmkunst geweest: het lezen, maar vooral toch het schrijven ervan. En dat blijkt, want sinds zijn veertiende schrijft Tim al gedichten.
Nu, veertien jaar later, is daar eindelijk een gebonden werk. Variërend van rijmpjes geschreven op de grap, tot heel technische stukken – maar gerust ook bijna lyrische gedichten die strak op rijm over liefde, de maatschappij of de dood gaan – neemt hij je aan de hand mee zijn hoofd in. Soms light verse, soms klassiek. Soms makkelijk, soms een puzzel. Soms zwaar, soms licht. Maar elke keer raakt het iets. Een beetje om te lachen, een beetje om te huilen.
De pers over Gedichten van de broer van Roos
‘Je ziet aan alles dat hij plezier heeft in taal, en in het spelen met taal.’ NRC Handelsblad
‘De variatie in zijn gedichten zou wel eens de reden kunnen zijn waarom Hofmans bundel vooral jongeren aanspreekt.’ Trouw
‘Een poëziebundel vol persoonlijke liefdesbeslommeringen, grappige observaties, maar ook duistere passages uit zijn verleden.’ Algemeen Dagblad
‘Tim bespreekt in gedichten de grote thema’s van het leven: anorexia, het bankwezen, depressies, relaties en (f)euthanasie. Dit doet hij met humor en rijm.’ Tzum
Auteur(s) | Tim Hofman |
ISBN | 9789029091824 |
Bindwijze | Hardcover |
Aantal pagina's | 96 |
Publicatie datum | 20170117 |
NRC Recensie | 3 ballen |
Breedte | 132 mm |
Hoogte | 209 mm |
Dikte | 16 mm |
Ik las een geweldig gedicht, van de Engelse internetdichter Brian Bilston. Het bestond uit een linkerdeel waarin een man in zes regels vertelde over een sfeervol dagje met zijn vrouw. Niets aan de hand. Maar in het rechterdeel kwam zijn vrouw aan het woord. Zij beklaagde zich over hun slechte verhouding en had spijt dat ze ooit met hem getrouwd was. De zes regels van haar gedicht begonnen met de woorden waarmee de zes regels van de man eindigden: ‘we’, ‘have’, ‘nothing’, ‘in’, ‘common’ en ‘at all’. Dat was wat hier letterlijk tussen hen in stond.
Ik vroeg me af welke Nederlandse dichter nu zo’n gedicht zou kunnen schrijven. Het antwoord is er: Tim Hofman (1988). In zijn debuutbundel Gedichten van de broer van Roos staan een paar vergelijkbare vormexperimenten. In ‘Eenzaam, twee samen’ staan twee gedichten naast elkaar die ieder afzonderlijk twee kanten van een eenzame man laten zien. Maar de regels kunnen ook in elkaar overlopend worden gelezen – en dan rijst het treurige zelfportret op van een man met een iets te groot ego. In ‘Mick Jagger zingt Angie’ luidt de eerste regel: ‘drummer tikt af, over drie tellen zal de band versnellen’, maar de woorden zijn typografisch zo gerangschikt dat het woord ‘verdriet’ oplicht. In de tweede regel, ‘en met zijn zangstem zal hij ons uitgebreid vertellen’, licht het woord ‘angst’ op. Zo gaat het verhaal door, in strak rijmende regels, maar intussen vertellen de in elke regel oplichtende woorden een heel ander verhaal: ‘verdriet’, ‘angst’, ‘bang’, ‘vrees’, ‘pijn’, ‘leeg’, ‘haat’, ‘alleen’.
Er zijn wel meer overeenkomsten tussen Bilston en Hofman. Ze schrijven korte, snelle, rake teksten, met veel woordspel en veel grappen. En allebei publiceren ze hun gedichten eerst via sociale media. Hofman deed dat de afgelopen jaren via Instagram en Twitter (@de broervanroos). Er is één groot verschil. Brian Bilston is een pseudoniem. Niemand weet wie hij is, ook niet nu zijn gedichten in boekvorm (You Took the Last Bus Home) zijn verschenen. Dat is bij Tim Hofman wel anders. Hij is een BN’er, bekend van tv (Spuiten & Slikken, Je zal het maar hebben, Wie is de Mol) en YouTube (#BOOS). Hij staat met drie foto’s op de voorkant van zijn debuut. Binnen een week werden er al zo’n 12.000 exemplaren van verkocht.
Hofman (1988) dicht al vanaf zijn veertiende. Je ziet aan alles dat hij plezier heeft in taal, en in het spelen met taal. Hij laat in ‘Net verhuisd’ ‘degelijk’ rijmen op ‘tegelijk’, ‘flat’ op ‘stad’, ‘perikelen’ op ‘taferelen’ en ‘Amsterdam’ op ‘tram’: vier knullige rijmen, waarmee mooi de ongemakkelijkheid is aangegeven van iemand die net verhuisd is naar de hoofdstad. Hij doet ook graag iets met andere talen. ‘Blauwtje walken’ gaat over een smurf die een blauwtje loopt bij een smurfin. Ze spreken een raar Nederengels mengtaaltje met elkaar: „Well darling, / you’re really durfin’, / but by mij comes there / al eenother smurf in.”
Hofman houdt van korte, droge humor. Hij houdt van Opperlands. Hij houdt, dus, ook van woordspelingen. ‘Zijzoenen’ en ‘suïzijderups’. Geboorte is ‘feuthanasie’. En als je gaat slapen beland je in een ‘Klaasvacuüm’. Maar tussen alle flauwiteiten bevindt zich ook een aantal volledig ernstige gedichten over onderwerpen als depressie, ziektevrees en anorexia – steeds in korte regels en strakke rijmen. Dat maakt het vaak extra wrang. Dit is een nu al klassiek gedicht over vreemdgaan: „‘Goeiemorgen, / je was laat,’/ zeg je als / je naast / me staat / en je aait / over m’n rug, / een tikje op / m’n kont, / ik draai / me om, / glimlach terug / en poets met / jouw borstel / de buurvrouw / uit m’n mond.”