- Gratis verzending vanaf €50,-
- Veilige en makkelijke betaalopties
- Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
- Makkelijk bestellen ook zonder account
Auteur(s) | Mieke van Zonneveld |
ISBN | 9789023442790 |
Bindwijze | Paperback / softback |
Aantal pagina's | 64 |
Publicatie datum | 20170109 |
NRC Recensie | 1 bal |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 7 mm |
In 2014 won Mieke van Zonneveld met het gedicht ‘Nee’ de Turing Gedichtenwedstrijd. Dat gedicht bevindt zich in het midden van haar debuut Leger, waarin we het ziektetraject van de dichter volgen: ‘Je voedt me / kankerfolders en ik proef de woorden niet.’ Deze zin, maar ook een banaal tafereel als douchen, benadrukt de ernst van de situatie: ‘Ik ben een meisje dat zich wast, een geïnfecteerd / moeras maar bovenal een hond die op zijn baasje wacht.’ Van Zonneveld verknoopt haar verhaal met andere verhalen, afkomstig uit bijbelteksten, haar eigen herinneringen, een brief van Héloïse aan Abelard, Sartre of andere literaire voorbeelden. Zo vlecht ze verleden en heden ineen, waarbij ze steeds religieuze verwijzingen maakt: ‘Mijn lichaam was een huis waarin ik ruimschoots paste. / Ik klampte me aan knuffels vast, bad Here, houd ook / deze nacht, viel knieën stuk maar beterde behendig.’
Dit debuut stelt om meerdere redenen teleur. Allereerst is er geen ontsnappen aan het ergerniswekkende rijm in Leger: ‘Ze raken maar niet sleets. Want mijn voeten / wisten beter en zij zoeken je nog steeds.’ Nog een voorbeeld:
Zijn handen zijn als in gebed gevouwen op mijn rug. ‘Ik leen je tot de ochtend gloort, dan geef ik je weer terug’ en rusteloos weemoedig klopt mijn hart aan bij het zijne: ‘dan bouwen we
een nachtkasteel van dubbele gordijnen!’ Er is geen verzet tegen spelende goden die splijten en slopen met lege geboden.
Ook strooit Van Zonneveld met zware woorden om de scènes meer cachet te geven (‘rusteloos weemoedig klopt mijn hart aan bij het zijne’). Daarmee bereikt ze het tegenovergestelde: veel beelden bezwijken onder de omhaal van woorden. De clichématige beelden waarvan zij zich bedient, roepen dat lot zelf al over zich af: ‘Inmiddels draagt mijn lichaam de stempels / van jouw lippen’. Het breekt de bundel op dat de dichter al te vaak naar het voorspelbare grijpt.