Manesteek

Georges Simenon
22,99
Op voorraad
SKU
9789403148809
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback / softback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Afrika, de jaren dertig. Na een bootreis van drie weken komt de jonge Joseph Timar aan wal in Libreville, Gabon, om er zijn fortuin te zoeken. De koloniale werkelijkheid wekt hem ruw uit zijn exotische dromen. Voordat hij beseft wat hem overkomt, raakt Timar verwikkeld in een kluwen van seks en drank, geweld en corruptie, ziekte, verloedering en verderf. Alles lijkt zijn ondergang te moeten bewerken: de verlokkingen van de rijpe Adèle, de moord op een bediende, de ontginning van een stuk regenwoud.
Meer informatie
Auteur(s)Georges Simenon
ISBN9789403148809
BindwijzePaperback / softback
Aantal pagina's192
Publicatie datum20201015
NRC Recensie3 ballen
Breedte136 mm
Hoogte200 mm
Dikte18 mm
NRC boeken recensie

De herontdekking van een van de grootste schrijvers van de 20ste eeuw

Georges Simenon In zijn oeuvre pelt hij zijn personages genadeloos af totdat ze keihard geconfronteerd worden met hun lot. Precies dat maakt hem tot een van de grootste schrijvers van de 20ste eeuw.

Op straat zag hij wel eens een oudere man of vrouw lopen, vertelde Georges Simenon in 1968 aan een journalist, van wie hij zeker wist dat ze ‘gedoemd’ waren. Aan alles, hoe ze liepen, hoe ze keken, aan hoe ze hun handen bewogen, zag je dat ze ieder moment door iets fataals getroffen konden worden. Altijd als hij zulke mensen tegenkwam vroeg Simenon zich af hoe deze veroordeelden naar hem zouden kijken, de onbekende figuur die hen op straat observeerde. Het gaf hem, vertelde hij, het idee voor Les Anneaux de Bicêtre (in het Nederlands, onwelluidend, Het gebeier van Bicêtre), verschenen in 1963. Die roman gaat over een gevierd Parijse krantenuitgever die na een copieuze maaltijd met oude vrienden in het toilet van het restaurant een beroerte krijgt en half-verlamd en zonder spraakvermogen wakker wordt in een ziekenhuisbed.

In die alledaagse observatie op straat zit veel van de schrijver Simenon – misschien wel alles. Hij is de observator die schijnbaar moeiteloos binnendringt in het leven van onbekenden, die meteen tot personage worden. En de levens van de personages van Simenon staan meestal op het punt, zonder dat ze dat door hebben, in een vrije val te raken.

Meestal wordt die veroorzaakt door een onverwachte gebeurtenis van buitenaf, vaak een moord, zoals in veel van de romans over de Parijse inspecteur Maigret, maar net zo goed kan er iets of iemand opduiken uit een diep weggestopt verleden, waardoor een zorgvuldig bewaakte sociale orde omver gegooid wordt.

In andere romans zijn het juist de hoofdpersonen zelf die proberen te ontsnappen aan een beklemmend of betekenisloos leven, vrijwel altijd met funeste gevolgen – ze belanden in een spiraal van vervreemding, waanzin en geweld, zoals in de geweldige vroege roman Les Fiancailles de M. Hire (1933). Het verlangen naar vrijheid leidt altijd tot nieuwe gevangenschap – of de dood. Telkens worden Simenons mannen en vrouwen hardhandig door hun schepper afgepeld en totdat slechts overblijft wat hijzelf steeds ‘l’homme tout nu’ noemde, de volledig naakte mens, ontdaan van alles wat hem sociaal bescherming biedt, en hard geconfronteerd wordt met zijn lot – volgens Simenon was dat wat de roman het beste kon. Hij voelde zich daarin verwant, zei hij, met Kafka.

Op het eerste gezicht doet die vergelijking vreemd aan, Simenon munt uit in door-en-door realistische beschrijvingen van gewone mensen in een herkenbaar decor, maar de blijvende kracht van zijn werk zit in zijn nietsontziende diepteboringen, ver voorbij de sociale wereld waarin zijn mannen en vrouwen zich bewegen – een Parijs appartement, een hotel, een donker dorpscafé of verlaten boerderij – waardoor hij ze terugbrengt tot elementaire wezens, angstig, defensief, weerbarstig of hopeloos zwak, gewelddadig of juist schrijnend weerloos.

Absurd grote productie
Georges Simenon (Luik,1903 - Lausanne, 1989), wordt vaak gezegd, is een van de grote schrijvers van de twintigste eeuw. Dat is zeker zo, maar het moet kennelijk ook steeds weer herhaald worden, alsof de grootsheid van zijn schrijverschap maar niet echt wil indalen. Waarom is dat?

Allereerst is er zijn absurd grote productie. Simenon schreef het prachtige Les anneaux de Bicêctre in drie weken – wat ook nog eens best lang was voor zijn doen. In datzelfde jaar, 1963, verschenen nog drie boeken van hem, waaronder twee Maigrets. En dat was een rustig jaar. Behalve 193 romans, waarvan 76 ‘Maigrets’, heeft Simenon ook een kleine 160 verhalen op zijn naam staan, plus nog talloze artikelen en reisverhalen. En dat is enkel het werk dat hij onder zijn eigen naam publiceerde. In zijn leerjaren als schrijver/journalist had hij onder 27 pseudoniemen al 176 (pulp)romans gepubliceerd.

Met zoveel titels is de kans groot dat zelfs de hoogtepunten verdrinken in het oeuvre zelf.

Wanneer Simenon veel minder had geschreven, daar ben ik van overtuigd, zou bijvoorbeeld het inktzwarte meesterwerk La neige était sale uit 1948 (ooit vertaald als Het bloedspoor in de sneeuw) dezelfde literaire statuur als Camus’ De vreemdeling hebben gehad. Nu moet je er echt naar zoeken in de Franse boekhandels.

Daar bevindt het werk van Simenon zich ook altijd bij de misdaadromans, de ‘polars’, een woord waar Simenon zelf een hekel aan had. „Ik heb zelf nooit onderscheid gemaakt tussen de Maigrets die ik voor mijn plezier schreef en mijn ‘romans durs’.”

Ook zijn populariteit heeft waarschijnlijk tegen hem gewerkt. Simenon was een wereldster, vooral door Maigret. Zijn naam kon niet vallen zonder dat de miljoenen en miljoenen boeken die hij had verkocht werden genoemd, alsof hij een soort Agatha Christie of Harold Robbins was. In de autobiografische aantekeningen die hij publiceerde als Quand j’ étais vieux (1962) worstelt hij voortdurend met de vraag hoe hij als mens en als schrijver nog authentiek kan blijven, met zijn onbevattelijke roem en rijkdom.

Tienduizend bedpartners
Die reputatie tijdens zijn leven (zijn uitspraak in de jaren zeventig dat hij het met zo’n tienduizend vrouwen had gedaan, bleef hem de rest van zijn leven achtervolgen) houdt Simenon in zijn eigen tijd gevangen. In de decennia na zijn dood in 1989 hebben verschillende Nederlandse uitgeverijen geprobeerd een nieuw publiek voor zijn boeken te interesseren, zonder veel succes.

Simenon is, ironisch genoeg, van een wereldberoemde veelschrijver tot een auteur voor fijnproevers geworden

De Bezige Bij heeft recentelijk meer dan twintig romans in een nieuwe vertaling op de markt gebracht, waaronder enkele Maigrets. Ik geloof niet dat het voor een enorme opleving heeft gezorgd. Simenon is, ironisch genoeg, van een wereldberoemde veelschrijver tot een auteur voor fijnproevers geworden. Het zijn dan ook vooral andere schrijvers die hem de hemel in prijzen – in Engeland, waar hij een stuk hoger wordt aangeslagen dan in Frankrijk, door schrijvers als Julian Barnes en John Banville, in Nederland onder anderen door Arnon Grunberg, wijlen Martin Bril en Willem-Jan Otten.

Van de drie romans die tegelijkertijd door de Bezige Bij als slotstuk op de markt zijn gebracht is vooral Het gebeier van Bicêctre meesterlijk, maar samen vormen de romans een mooie staalkaart van Simenons werk. Wat collega-schrijvers vooral in hem bewonderen is zijn ongrijpbare vermogen om de lezer vanaf de eerste bladzijde een volkomen geloofwaardige wereld binnen te voeren, zonder dat hij die met uitgebreide beschrijvingen hoeft te stofferen – alles staat er meteen, je zit er middenin, alles spreekt volkomen vanzelf.

Fatale liefde
Manesteek (La Coupe de lune, 1933) is een vroege ‘roman dur’ en heeft als decor het koloniale Gabon waar de jonge Joseph Timar zijn geluk wil beproeven. Maar de vochtige hitte, de wezensvreemde omgeving en de wrede, racistische kolonialen slaan al snel de bodem onder zijn bestaan weg: ‘Wat hem toen beklemde was niet enkel meer de angst voor heimwee – het was de angst voor zinloosheid.’ Ook hier een vrije val: Timar raakt in de ban van de fatale Adèle, uitbaatster van een plaatselijk hotel, die de moord op een zwarte werknemer op haar geweten heeft. Ook hij wordt een ‘homme tout nu’, die pas over de rand van de waanzin tot inkeer komt. Maar de nogal melodramatische ontwikkelingen zitten de innerlijke intensiteit van zijn obsessieve liefde voor de onweerstaanbare moordenares in de weg.

Het thema van de verslavende, noodlottige hartstocht werkt Simenon in ander werk beter uit, zoals in De blauwe kamer (ook bij de Bezige Bij verschenen). Als aanklacht tegen het kolonialisme is de roman te veel kind van zijn tijd, zoals vertaler Rokus Hofstede goed uitlegt in zijn genuanceerde nawoord, om nu nog grote indruk te maken.

In Het rapport van de gendarme (Le rapport du gendarme, 1944) zit je meteen in het stille, verwrongen leven op een boerderij aan de westkust van Frankrijk. Hier worden de onderhuidse spanningen in een gezin blootgelegd door een onbegrijpelijke gebeurtenis – een op een fiets aangereden man die voor de deur wordt aangetroffen blijkt een briefje met het adres van de afgelegen boerderij op zak te hebben. Hij is eerst buiten bewustzijn, en daarna zijn geheugen kwijt; hij wordt vreemd vanzelfsprekend door de moeder en de dochter verzorgd. Wie is hij? Wat kwam hij doen? De plaatselijke gendarme speurt en stookt en langzaam maar zeker ontvouwt zich een wrede familiegeschiedenis; ook hier worden de zich veilig wanende personages geestelijk genadeloos uitgekleed. De gewelddadige climax is ook hier melodramatisch, maar Simenon weet de wurgende spanning zo fenomenaal op te schroeven, dat je dat einde als onvermijdelijk aanvaardt.

Hoogtepunt
Maar het hoogtepunt is, zoals gezegd, Het gebeier van Bicêtre. In deze roman heeft Simenon geen dramatische plotwendingen nodig – het drama is volledig verinnerlijkt. Vrijwel de hele roman speelt zich af in de ziekenhuiskamer waarin René Maugras, de geziene Parijse krantenmagnaat, zichzelf terugvindt als een hopeloos, op sterven na dood lichaam.

Ondanks de realistische setting gaat ook hier de vergelijking met Kafka op – door zijn hemiplegie is Maugras net zo gescheiden van de mensheid geraakt als Gregor Samsa in Die Verwandlung. Zijn wereld is van groot en werelds in één klap heel klein geworden, en aanvankelijk ook ontdaan van alle zin – de gespeelde blijmoedigheid van een bevriende arts heeft uitsluitend tot gevolg dat hij niet langer wil leven. Hij is in een vreemd, hulpeloos schepsel veranderd. Alles wat belangrijk was, alles waar hij zich druk over maakte, alles wat hij begeerde of haatte, is in één klap weggevallen; hij observeert slechts nauwgezet de verpleegsters die hem als een kasplant in leven houden, en luistert naar het gebeier van de klokken van een kerk bij het Bicêctre-ziekenhuis.

Vanuit dit absolute nulpunt in zijn bestaan moet de ‘naakte’ Maugras de zin van zijn leven op eigen kracht opnieuw ontdekken, wanneer eenmaal duidelijk wordt dat hij niet zal sterven. Zijn ongelukkige huwelijk met zijn alcoholistische, overspelige vrouw, dat hem in zijn wereldse leven afwisselend ongelukkig of onverschillig maakte, blijkt gaandeweg, paradoxaal genoeg, de reddingsboei die hem weer zijn hand doet uitstrekken naar het leven dat hem wacht. Wie Simenon niet kent, of zich hem alleen herinnert als een populaire schrijver van vroeger, heeft de kans om via deze formidabele roman het werk van een groot schrijver te (her)ontdekken.

2020-01-15 Bas Heijne

Bestanden bij dit product
Inkijkexemplaar.pdf (87.90 kB)
Back to top