NRC boeken recensie
Stuiterbommen tegen nazi-dammen
Tweede Wereldoorlog De Britse luchtaanval op de Ruhrdammen in 1943 kostte veel burgerslachtoffers, was een heldendaad, maar de opbrengsten waren marginaal. Historicus Hastings velt daarover een afgewogen oordeel.
Daar was de zondvloed! Eindelijk, na vijf bommen zat er een bres in de dam. Het was de vroege morgen van 17 mei 1943 en wing commander Guy Gibson van de Royal Air Force draaide een rondje boven het Möhne-stuwmeer. Hij zag dat het water ‘er in het maanlicht uitzag als omgeroerde havermout [...] het gutste erdoorheen en stroomde het Ruhrdal binnen, in de richting van de industriecentra van het Duitse Derde Rijk’.
De aanval van de Britse luchtmacht op de Ruhrdammen is bekend geworden als een van de sterkste staaltjes uit de militaire historie. Een groep van 133 jonge mannen – gemiddelde leeftijd 22 jaar – vloog midden in de nacht op boomtophoogte naar het hart van nazi-Duitsland, dook temidden van fel luchtafweergeschut op een drietal dammen, om die met speciale, over het water stuiterende bommen te vernietigen. Bij twee ervan waren ze succesvol: een twaalf meter hoge golf donderde het dal in. De bemanningen van de bommenwerpers betaalden hiervoor een hoge prijs: 56 jongens keerden niet terug op hun basis.
De aanval op de dammen is vereeuwigd in een succesvolle bioscoopfilm en talrijke boeken, waarvan The Dambusters (1951) van Paul Brickhill de bekendste is. Hele generaties Britse schooljongens (9-99) genoten van de heldendaden van het 617 Squadron. Historici hebben inmiddels ieder detail van deze raid bestudeerd – en herbestudeerd. Toch heeft veelschrijver Max Hastings (1945) aan deze bibliotheek nu nog een titel toegevoegd: Operatie Chastise. Het verhaal van de Dambusters 1943. Dit boek is de moeite van het lezen waard vanwege het afgewogen oordeel dat hij velt over het nut van de aanval én vanwege zijn analyse van het ethisch ongemak dat sommigen 75 jaar later voelen bij het laten verdrinken van meer dan 1.200 burgers.
Gekeilde kiezelsteen
Hastings begint zijn boek met een vlotte vertelling van de totstandkoming van de raid. Drijvende kracht was wetenschapper Barnes Wallis (1887-1979). Hij had een visioen: de dammen in het Ruhrgebied vernietigen zodat de industrie daar beroofd werd van de onontbeerlijke waterkracht-elektriciteit. Daarvoor ontwikkelde Wallis een speciale bom, die leek op een olievat. Als dit explosief op een hoogte van precies achttien meter boven het water zou worden uitgeworpen, met een snelheid van vierhonderd kilometer per uur en met een backspin van vijfhonderd toeren per minuut, dan zou hij als een gekeilde kiezelsteen over het water stuiteren, tegen de dam tot rust komen, afzinken en ontploffen.
Zo’n bombardement vereiste van de deelnemende bemanningen een ongekende precisie. Bij een normale aanval mocht de RAF al blij zijn als een bom binnen vijf kilometer van zijn doel viel. Daarom was de Britse luchtmacht in de loop van Tweede Wereldoorlog maar overgegaan op tapijtbombardementen waarbij hele steden in de as werden gelegd.
Het was dus de taak van Guy Gibson – een zeer ervaren piloot die eigenlijk recht had op een rustig bureaubaantje – om zijn squadron van negentien bemanningen te trainen tot een ongekend niveau van perfectie. Dat hij daarin slaagde, levert hem terecht veel lof op van Hastings, die daarbij niet verhult dat Gibson een moeilijke man was die té hard kon zijn voor zijn ondergeschikten.
In zijn analyse van de aanval zelf is Hastings net zo eerlijk. De moed van de mannen die eraan deelnamen – jongens van ‘een leeftijd waarop men tegenwoordig een tussenjaar doet’ – prijst hij zonder omhaal. Over de opbrengsten van de raid is hij echter keihard: die waren eigenlijk marginaal. De Duitsers kregen de kans de schade snel te herstellen.
Wat bleef was het propaganda-succes en de 1.200 burgerslachtoffers, van wie de meesten ook nog eens dwangarbeiders waren uit bezette landen. Hastings is kritisch over het feit dat hiervoor bij politici en militairen geen oog was. Hij plaatst dit in het brede perspectief van de geallieerde luchtaanvallen. Vooral Arthur Harris, de baas van Bomber Command, moet het ontgelden. Hastings vindt zijn strategie van terreurbombardementen niet alleen ethisch kwestieus, maar ook nog eens ineffectief. Het moreel van de Duitse bevolking werd er niet door gebroken. Harris had in 1944 ontslagen moeten worden, vindt hij.
De laatste stap zet Hastings niet: het met de kennis van toen veroordelen van de aanval op de dammen. Terecht. De wereld was in een strijd op leven en dood verwikkeld met een nietsontziende vijand. Tot 6 juni 1944, D-day, was het luchtbombardement het énige wapen dat de westerse geallieerden hadden om de Duitsers hard te raken. Daarvan moesten ze gebruik maken.
2020-06-26 Bart Funnekotter
Bestanden bij dit product