Zeespiegel

Tabitha Lasley
23,99
Op voorraad
SKU
9789403124612
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Tabitha Lasley is halverwege de dertig als ze breekt met haar partner, ontslag neemt en Londen verlaat voor Aberdeen, de oliehoofdstad van het Verenigd Koninkrijk. Al jaren is ze van plan te onderzoeken hoe mannen zijn zonder vrouwen in de buurt – en de booreilanden in de Noordzee zijn bij uitstek geschikt om dit onderwerp te bestuderen.
Zeespiegel is een portret van een vergeten industrie en een fascinerende subcultuur: ‘offshore’ is al generaties lang een manier van leven voor mannen uit de Britse arbeidersklasse. De booreilanden zijn tegelijk een krachtige metafoor voor gevoelige kwesties als klassenverschillen, machocultuur en seksualiteit.
Terwijl Lasley dit alles onderzoekt, wordt de afstand tussen haar en de mensen over wie ze schrijft gevaarlijk klein. Ze verliest zichzelf in de harde uitgaanswereld van Aberdeen, waar ze Caden ontmoet, een getrouwde olieplatformwerker die om de drie weken vertrekt naar of weer terugkomt van zee. Eenzaam en steeds onbestendiger springt ze in het diepe en stort zich in een roekeloze en explosieve relatie.
Meer informatie
Auteur(s)Tabitha Lasley
ISBN9789403124612
BindwijzePaperback
Aantal pagina's272
Publicatie datum20210617
NRC Recensie3 ballen
Breedte136 mm
Hoogte215 mm
Dikte22 mm
NRC boeken recensie

Kan een verhaal over olie de wereld veranderen?

Olieromans Shell geloofde niet, nadat het concern de rechtszaak tegen Milieudefensie had verloren, dat dit de methode was om klimaatverandering tegen te gaan. Waar het Shell aan ontbreekt is verbeelding – en dan komen romans om de hoek kijken.

In 2013 maakte de Italiaanse kunstenaar Willy Verginer een werk waarin een oliezwarte ezel met een kind op de rug gouden drollen legt. ‘Ezeltje strekje, olie geeft vlekje’, straalt het uit. Daarmee legt Verginer tamelijk eendimensionaal uit hoe we goud verdienen aan olie, maar ondertussen de natuur en onze toekomst kapot maken. Behalve met de ezel kwam hij ook met een hert dat op olievaten stond en een huilend kind met de voeten in een soort zee van olie. De boodschap is elke keer hetzelfde: we gaan eraan door de olie.

Hebben zulke nadrukkelijke verwijzingen zin? Of anders gesteld: kunnen verhalen over olie de wereld veranderen? Die vraag stelden enkele redacteuren van The Guardian tien jaar geleden al, nadat de Britse krant had geconstateerd dat er weinig echt grote romans over olie waren. De Indiase schrijver Amitav Ghosh had zich in diezelfde periode ook afgevraagd waarom er nooit een GAON (Great American Oil Novel) was verschenen. Dat was toch gek, vond hij, olie was essentieel voor het dagelijkse leven, zeker dat van Amerikanen.

Onlangs verschenen er twee olieboeken die beide niet de ‘grote olie-roman’ willen zijn, maar die misschien wel iets teweeg kunnen brengen: Hoe mooi wij waren van de Kameroens-Amerikaanse schrijfster Imbolo Mbue en Zeespiegel van de Britse Tabitha Lasley.

Goud, land en olie
‘Olie is macht. Daar waar oorlog is, is olie’, merkte Alain Mabanckou uit Congo-Brazzaville tien jaar geleden op in zijn verhaal ‘Chez Jannette’. Hierin stelt een wat oudere man zich de vraag wat er met Congo-Brazzaville was gebeurd als er nooit olie was gevonden. ‘Was het dan een vreedzaam land geweest? Een land zonder geschiedenis?’ Het antwoord maakt niet eens veel uit, stelt hij in een soort van monoloog, de olie is er nu eenmaal.

Die nadrukkelijke aanwezigheid van olie was voor Ghosh de reden dat hij niet snapte waarom de grote roman daarover ontbrak. Iets dat zo alomtegenwoordig is, kan niet anders dan een groot onderwerp voor literatuur zijn. Maar olie spreekt blijkbaar minder tot de verbeelding dan goud of land, waar talloze Great American Novels over gaan. En dat is vreemd – misschien zelfs gevaarlijk. Doordat de gevolgen van oliewinning geen plek hebben gekregen in de literaire verbeelding, kon Shell – daags nadat ze de rechtszaak van Milieudefensie had verloren – straffeloos beweren: ‘Wij geloven niet dat rechtszaken als deze leiden tot veranderingen die klimaatverandering helpen tegengaan’.

De verbeelding – die ons de gevolgen van goudkoorts heeft laten zien, of van wat er in het Wilde Westen is aangericht – is tekort geschoten. Het roept de tien jaar oude vraag van The Guardian tot leven: Zou de wereld er beter uitzien als er meer verhalen over olie waren, opdat oliegebruikers meer geneigd zijn om oliebedrijven af te straffen omdat ze laten zien wat er speelt en op het spel staat?

Natuurlijk zijn er wel enkele romans over olie, maar daarin gaat het om andere zaken en is de oliewereld meer een decor. Een van de eerste verscheen in 1927 en was van de Amerikaanse schrijver Upton Sinclair, die zijn roman nota bene de titel Oil! gaf. Het is een familieverhaal waarin al vanaf het begin duidelijk is: sinds het ontstaan van de wereld was er niet iets geweest dat zo weinig mannen zoveel macht had gegeven. Iedereen die de vader in deze roman in de weg staat, moet letterlijk en figuurlijk opzij.

In Nederland hebben we Gerrit Krol, die met In dienst van de ‘Koninklijke’ een boek over Shell schreef, maar eigenlijk vooral over hoe saai hij zijn werk vond. ‘De functie van dit boek’ legde Krol uit zat erin dat ‘Shell het niet kan gebruiken. Ofschoon het toch van een van haar werknemers de meest pure gedachten c.q. motivaties zijn.’

Er zijn verschillende romans waarin de gevolgen van de oliewinning voor de psychologie van de werknemers centraal staan. Een boorplatform is natuurlijk bij uitstek een claustrofobische ruimte die tot waanzin kan leiden. Dat maakt het booreiland tot ideale setting voor detectives, net als een hotel of Agatha Christie’s Oriënt Express: de dader is nog op de plaats delict, dus de spanning ligt er dik bovenop.

Boorplatform
Een olieplatform is ook de invalshoek die de Britse schrijver-journalist Tabitha Lasley kiest in haar debuut Zeespiegel. De verteller, een journalist, doet verslag van een wereld waarin geen vrouwen zijn en hij zich telkens de vraag stelt hoe mannen zich gedragen zonder vrouwen in de buurt. Het resultaat is een vlot geschreven en goed gecomponeerde bekentenis, die vooral scherp zicht geeft op de banaliteit van menig man.

Oliewinning speelt op de achtergrond. Zo moet Shell zich in deze roman verweren in een rechtszaak, niet vanwege het milieu maar vanwege de gebrekkige beveiliging: ‘Shell bekende schuld aan veiligheidsfouten en kreeg een boete van negenhonderdduizend pond, iets minder dan het bedrijf in een uur verdiende. In de rechtszaal zijn geen harde bewijzen van het TFA-protocol (een veiligheidsprotocol) aan bod gekomen, maar het bedrijf gaf toe dat het nog heel wat werk te verzetten had.’

Maar dit is waarschijnlijk niet wat Amitav Ghosh op het oog had toen hij riep om een Great American Oil Novel – en niet alleen omdat Lasley Brits is. Maar anders dan Gosh stelt: ze zijn er wel, de boeken die iets wezenlijks zeggen over de betekenis van olie in de wereld. Ze komen alleen niet uit Amerika maar uit Afrika.

De beste olieroman verscheen al ruim tien jaar geleden en komt uit Nigeria. Helon Habila schreef Oil on Water waarin hij het verhaal van twee journalisten vertelt die op zoek gaan naar de ontvoerde vrouw van een Europese olietycoon. Het wordt een bij vlagen Heart of Darkness-achtige queeste, die zich afspeelt in vervuild Afrika. Terwijl de journalisten landinwaarts varen, komen ze met olie besmeurde vogels tegen, vissen die op het kleurige oliewater drijven en dorpen die zowel door milities als oliemaatschappijen worden beheerst. Oliepijpleidingen worden gesaboteerd en rebellen worden in benzine gedrenkt en het is wachten op media-aandacht om de zaak van de dorpsbewoners aanhangig te maken. Het is een beklemmend en overtuigend boek – verteld door de journalisten –, waarin de onmacht om met het geschreven woord iets voor elkaar te krijgen, centraal staat.

En nu, ruim tien jaar later, is een roman verschenen die iets vergelijkbaars probeert te doen: Hoe mooi wij waren. Imbolo Mbue (ze schreef eerder Zie de dromers) is geboren in Kameroen, maar woont in de Verenigde Staten. Waar Habila zich op Shell richtte, richt Mbue haar pijlen waarschijnlijk op Exxon – in de roman ‘Pexton’ genoemd, een oliebedrijf waarvan de activiteiten funeste gevolgen hebben voor het leven in het fictieve dorp Kosawa. Hier sterven kinderen door het gif dat ze inademen en het vervuilde water dat ze drinken, mislukken oogsten omdat er nog weinig wil groeien op het land sinds Pexton er naar olie boort.

Corruptie, ontvoering
Wanneer voor de zoveelste keer afgevaardigden van het bedrijf komen vertellen dat ze het beste met de dorpsbewoners voor hebben, staat de dorpsgek op. Hij heeft de autosleutels gepakt opdat de afgevaardigden niet weg kunnen. Pas als er een echte oplossing is, mogen ze weg.

Deze poging om iets te veranderen levert natuurlijk niets op, de mannen van Pexton zijn ook niet geïnteresseerd in de leefomstandigheden van de plaatselijke bevolking. Door de daders van de vervuiling vast te houden, te gijzelen, worden zij de slachtoffers en de eigenlijke slachtoffers de daders. In het dagelijks leven is het al akelig om de rol van dader toegemeten te krijgen, in een zaak van leven of dood is het dodelijk om de rol van dader opgelegd te krijgen wanneer je dat niet bent.

Wanneer Thula, een van de dorpsbewoners, na de gijzeling jaren later in de Verenigde Staten gaat studeren, ontdekt ze dat haar dorp niet het enige gebied is dat lijdt onder oliemaatschappijen en corrupte regeringen. Een Herstelcommissie, ingesteld nadat de vervuiling van Pexton in de VS aan het licht is gekomen, kan ook het tij niet keren. Ook een rechtszaak in de VS levert geen resultaat op. De rechter stelt dat Pexton weliswaar fout bezig is, maar een gerechtelijke uitspraak zou een vorm van inmenging in een commercieel bedrijf zijn, dus doet hij er het zwijgen toe.

Deze onrechtvaardigheid is reden voor Thula (haar naam verwijst naar Tula, de leider van de Curaçaose slavenopstand van 1795) om tot actie over te gaan. Aanvankelijk probeert ze de kiem tot verzet te planten door middel van onderwijs en protestbijeenkomsten, maar op den duur kan radicalisering niet uitblijven.

Wat Mbue goed laat zien is hoe radicalisering een logische uitweg lijkt in een land waar buitenlandse bedrijven het voor het zeggen hebben en de president niet alleen steeds ouder en angstiger wordt, maar ook steeds meedogenlozer is voor het eigen volk, wanneer mensenrechten de winst in gevaar brengen.

Verschillende elementen van Hoe mooi wij waren zijn vertrouwd voor wie Oil on water heeft gelezen. Dat zegt misschien wel net zo veel over de gevolgen van de oliewinning als over de eventuele literaire inspiratie. Elementen als corruptie, ontvoering, een verwoeste leefomgeving, zijn onontkoombaar in een olieroman.

Maar Mbue’s roman valt vooral op door de veelstemmigheid. Ze geeft stem aan uiteenlopende figuren, waarvan die van ‘De Kinderen’ het interessantst zijn, en ook het somberst. Want de kinderstemmen staan hier niet symbool voor de toekomst, of voor een zuiver oordeel dat nog niet besmet is door de corruptie van de volwassen wereld. Aan het slot van de roman heeft de jongste generatie haar weg gevonden met olieslurpende auto’s.

Zure regen
Mbue is, net als Willy Verginer, eendimensionaler en directer in de uitwerking en in haar boodschap dan Habila indertijd was. Dat blijkt al uit het begin van het boek: ‘We hadden moeten weten dat het einde nabij was. Hoe kon het dat we dat niet wisten? Toen er zure regen uit de lucht begon te vallen en de rivieren groen kleurden, hadden we moeten weten dat onze grond spoedig dood zou zijn. Toen we begonnen te zwalken en te wankelen, en omvielen en knakten als broze jonge twijgjes, zeiden ze dat het gauw voorbij zou zijn, dat we in een mum van tijd allemaal weer gezond zouden zijn. Ze zeiden dat we ze moesten vertrouwen. We hadden ze in hun gezicht moeten spugen.’ Let wel, zo begint het boek al – en het wordt er dus niet beter op, want uiteindelijk zijn zelfs de kinderen gecorrumpeerd.

Mbue zet een wereld neer waarin dit het resultaat is van een gemeenschap die verdwijnt, waar de ouderen de moed hebben opgegeven, en waar de jongeren in benzineslurpers rijden. Mbue spuugt met haar roman gebruikers en oliemaatschappijen die niet geloven in rechtszaken in het gezicht. Hoewel er dan ook ongetwijfeld iemand zal zijn die stelt dat hij/zij niet gelooft dat romans ‘als deze leiden tot veranderingen die klimaatverandering helpen tegengaan.’

02-07-2021 Toef Jaeger

Bestanden bij dit product
Inkijkexemplaar.pdf (153.57 kB)
Back to top