Aan de oevers van een ondiepe rivier heeft de Rode Ridder een ontmoeting met burchtheer Mordor en zijn gezellin Sirtis. Mordor beveelt Ebert en Hiram, twee ruwe vechtersbazen en hoofden van zijn garnizoen, om de ridder naar de andere kant van de rivier te jagen. Ze misrekenen zich echter deerlijk en Johan bezorgt hun een fris bad. Als Johan rekenschap vraagt aan Mordor en Sirtis, vertellen zij hem dat Arald, een jonge schurk, ervandoor is met een zegelring zonder dewelke Mordor zijn bewind niet ten volle kan uitoefenen. Een beurs goudstukken en de belofte op veel meer moeten de Rode Ridder overhalen om Arald uit de weg te ruimen. Johan doet alsof hij het spel meespeelt en vertrekt.