Belaagd paradijs
Het verleden van Georgië: ‘het oorspronkelijke Eden’
Georgië Georgië trekt de laatste jaren steeds meer toeristen. En nu is er een verbluffend boek (●●●●) als ‘een wilde rit door de historie van het Kaukasusland’.
Op een zonnige snelweg langs Zuid-Ossetië vertelde taxichauffeur Vachtang me twee jaar geleden wilde verhalen. Dat hij naar een oude koning vernoemd was en zijn naam ‘met het lichaam van een wolf’ betekent. Dat Georgië Europeser is dan Europa zelf omdat het zich al in het jaar 337 tot het christendom bekeerde, en omdat de nationale dichter al in de twaalfde eeuw waarden als feminisme en multiculturalisme bezong.
Marc Jansens Belaagd paradijs. Een geschiedenis van Georgië neemt de lezer in slechts 195 pagina’s mee op zo’n zelfde wilde rit door de historie van het Kaukasusland. Van de oudheid tot aan de coronacrisis, chronologisch en met bronvermelding.
‘Leeuwin of leeuw, welpen doen niet voor elkaar onder’ is de dichtregel over gendergelijkheid van dichter Sjota Roestavali die Vachtang bedoelde en die in Belaagd paradijs wordt aangehaald. ‘Sjota schreef het al!’
Georgië is de bakermat van verschillende personen uit de wereldgeschiedenis. Denk aan Josef Dzjoegasjvili (Stalin) en Vladimir Majakovski. En ken je de foto van een man die een Sovjetvlag bovenop het Rijksdaggebouw plant aan het einde van de Tweede Wereldoorlog? Dat was een Georgische sergeant.
Hoewel het land van wijn, citrusvruchten en mineraalwater de laatste jaren steeds meer reizigers trok, was er nog geen overzichtsgeschiedenis in het Nederlands. Wie meer over Georgië wilde weten moest het doen met vermeldingen in de kantlijn van de Russische geschiedenis of met de literaire fictie: de klassieker Ali en Nino van Kurban Said, of recenter Het achtste leven van Nino Haratischwili. Nu is er dit boek, geheel en alleen over de ontwikkelingen in ‘het oorspronkelijke Eden’.
Duitsers en Joden
Bezoekers noemen Georgië een paradijs. Voor de inwoners is de geschiedenis ‘een stuk minder goedgunstig’ geweest, schrijft Jansen. Alleen de grond zelf heeft Georgiërs niet in de steek gelaten, al ligt die grond dan ‘vastgeklemd tussen de scharen van een hete tang’, citeert hij Said. Gelegen op een breuklijn tussen historische grootmachten (het Romeinse, Perzische, Russische, en Ottomaanse rijk; later tussen de Sovjets en de Turken) lijkt het haast een wonder dat de Georgiërs een eigen land bezitten. Het is ook nog eens een multi-etnisch gebied waar eeuwenlang Armeense kooplieden de steden bevolkten terwijl de Georgische adel het land bestierde, met minderheden van Grieken, Duitsers en Joden.
Helemaal ‘heel’ is Georgië op het moment niet. In de afvallige provincies Abchazië en Zuid-Ossetië wordt met roebels betaald en zijn Russische paspoorten uitgedeeld. Jansen laat aan de hand van de geschiedenis zien hoe de afsplitsing van de separatistische grensregio Abchazië niet alleen maar voortkomt uit Russisch opportunisme. ‘Misschien hebben de Abchaziërs, Osseten en andere minderheden zich inderdaad, onder druk en met bescherming van grote buur Rusland, te veel afgezet tegen de Georgiërs. Maar de verstoorde relaties zijn zeker ook laatstgenoemden aan te rekenen.’ Of meer erkenning van de eigen taal en cultuur van de Abchazen het gebied onder de paraplu hadden kunnen houden is niet gezegd — de onenigheid zat diep.
Jansen heeft zich niet laten verleiden om een standpunt in te nemen. Hij biedt vooral een historische wie, wat, waar en wanneer van de machtsfactoren in het gebied: religies, leiders, oorlogen, machtswisselingen, dodentallen en olie.
Poetins bedreiging
In zijn beknoptheid sjeest Jansen soms wat snel langs een paar uitkijkpunten. De niet-historisch onderlegde lezer kan dan de weg kwijt raken. Net als de jongere lezer die geen decennia aan krantennieuws paraat heeft om een terloopse zin als ‘vluchtelingen uit Abchazië werden onder vaak erbarmelijke omstandigheden gehuisvest; wie in hotel Iveria in Tbilisi terechtkwam was bepaald niet het slechtst af’ te plaatsen. (Al haalde dit ‘Sad hotel’ in 2002 zelfs The New York Times.)
Maar juist omdat hij zijn voet op het gaspedaal houdt, heeft Jansen een verbluffende hoeveelheid kennis in zijn compacte overzicht weten te krijgen. Met gevoel voor alles wat het land interessant maakt. Het boek is geen settle it once and for all, maar het is wel een perfect instappunt voor de literatuur over Georgië. Want Jansen heeft alles gelezen en de meest pakkende citaten uitgelicht. Zoals toen president Poetin het land poëtisch bedreigde: ‘Natuurlijk waren wij genoodzaakt de Georgische agressie te beantwoorden. Of moesten wij soms het bebloede snot wegvegen en het hoofd buigen?’ Wie geweld gebruikte, kon verwachten ‘naar behoren op zijn bek te krijgen’. Een nieuw standaardwerk voor iedereen die iets over de regio wil weten.
23-04-2021 Simone Peek
ISBN | 9789028223073 |
---|---|
Aantal pagina's | 195 |
Datum van verschijning | 20210202 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 141 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 19 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres