Booth
Bizar en radicaal: de familiegeschiedenis van Lincolns moordenaar
Karen John Fowler In een familieroman over de moordenaar van president Lincoln gaat ze naast het echte drama zitten. Precies die aanpak maakt het tot een bijzonder boek.
Toen Karen Joy Fowler net begonnen was met de research voor haar nieuwe, zevende roman Booth werd Donald Trump verkozen tot president van de Verenigde Staten. Meer dan een jaar lang voelde ze zich wanhopig, schrijft Fowler in haar nawoord. ‘Het leek zinloos om over iets anders te schrijven en het duurde veel langer dan had gemoeten voordat ik me realiseerde dat ik niet over iets anders aan het schrijven was.’
Booth gaat over John Wilkes Booth, de Amerikaanse acteur die in het voorjaar van 1865 president Abraham Lincoln doodschoot terwijl die in een theater in Washington D.C. naar een komisch toneelstuk zat te kijken. Booth was 26, Lincoln 56. De president zou getwijfeld hebben of hij die avond wel zou gaan. Hij kwam te laat; het toneelstuk, Our American Cousin van de Brit Tom Taylor, moest even worden stilgelegd zodat het orkest de mars ‘Hail to the Chief’ kon spelen, het officiële muzikale eerbetoon voor de president.
Als bekende acteur kon John Wilkes Booth zich vrij door het theater bewegen. Toen het stuk weer in volle gang was, stapte hij de presidentiële loge binnen en (een spoiler kunnen we dit toch niet noemen) schoot de president van dichtbij door het hoofd.
Strikt genomen gaat Fowlers roman trouwens niet over John Wilkes Booth, maar over het gezin Booth. Fowler begon haar boek vanuit een fascinatie voor de families van daders van grote schietpartijen. Hoe schuldig zouden die familieleden zich voelen, zouden ze ooit weer geaccepteerd worden in de maatschappij, zouden ze nog houden van degene van wie ze altijd hielden maar die nu een monster was gebleken? Toen moest Fowler aan John Wilkes Booth denken, van wie ze alleen wist dat die broers en zussen had gehad. Maar ze wilde geen boek alleen over hem schrijven, over iemand die zo vreselijk naar aandacht had gesnakt, met zo’n huiveringwekkend resultaat.
Radicaal idee
Booth is, dus, een familieroman. Dat is een bizar en radicaal idee: je denkt dat je een boek over een beruchte, waargebeurde moord in handen hebt, en dat is ook zo, maar intussen zit je gewoon een familieroman te lezen, een die zich in de negentiende eeuw afspeelt.
Op zich past dat goed in het oeuvre van Fowler (72). Weliswaar begon ze in de jaren tachtig, negentig als sciencefiction- en fantasy-auteur, maar verscheidene van haar romans spelen in de negentiende eeuw. Ook zit er allerlei negentiende-eeuws in haar verfilmde bestseller The Jane Austen Book Club (2004), over een 21ste-eeuwse leesclub. En haar vorige boek, We Are All Completely Beside Ourselves (2013), over een Amerikaanse studente die haar verdwenen broer en zus erg mist, is in feite ook een familieroman. Dat boek haalde de shortlist van de Booker Prize in 2014, het eerste jaar dat ook Amerikaanse romans naar deze Britse prijs mochten meedingen, en het is een van de allermooiste romans die ik ken. Google het niet, trouwens, er zit een prachtig geheim in dat op een kwart van het boek wordt onthuld (en ook de resterende driekwart is nog spannend).
Booth bevat nadrukkelijk niet zo’n geheim. Je wéét dat John Wilkes Booth de president gaat vermoorden. Toch is het een razend spannend boek en het is mooi om te zien hoe Fowler van een familieroman zo’n pageturner weet te maken. Natuurlijk, je weet dat die aanslag eraan komt, en je weet niet precies wanneer in het boek het schot zal worden gelost, maar het knappe is dat je soms pagina’s, hoofdstukken lang niet meer aan die moord denkt.
Shakespeare-acteur
Het boek begint in 1822, als Junius Booth, een Britse Shakespeare-acteur, zich met zijn vader en zijn vrouw vestigt in een bos bij Bel Air, Maryland, tussen Philadelphia en Washington DC. Vervolgens blijkt Junius negen maanden per jaar op theatertournee en blijft zijn mooie donkerharige vrouw er achter met zijn dronken vader. Bijna elk jaar krijgt ze een baby. ‘De familie groeit, krimpt, groeit’, schrijft Fowler. Er komen tien kinderen, van wie er zes overleven. Dit lees je allemaal nog voordat ‘Boek Eén’ (van zes) begint.
Vervolgens geeft Fowler drie van die kinderen de ruimte in haar roman. Ze laat hen zichzelf openvouwen als ontluikende bloemen: Rosalie (1823), de zorgelijke oudste dochter, Edwin (1833), de zoon die niet mocht gaan acteren van zijn vader, en Asia (1935), de mooie, brutale schrijfster. Hen leer je het beste kennen, al gaan sommige bloemen minder mooi en minder ver open dan andere.
Je hebt de neiging – ik had de neiging, om tijdens het lezen af en toe naar Wikipedia te gaan om te kijken of wat Fowler schrijft echt zo gebeurd is en wat we er nog meer over weten. Maar ik leerde dat snel af. In het nawoord vertelt ze overigens precies hoe ze te werk is gegaan, van welke research ze gebruik heeft gemaakt, en hoe dicht ze bij de werkelijkheid is gebleven. Tussendoor zelf dingen opzoeken verpest de spanning (er zijn wel wat verrassingen) en het verpest het meegezogen worden door het verhaal.
Wat Fowlers manier van schrijven vooral zo stuwend maakt is dat ze steeds net naast het echte drama gaat zitten. Ze geeft Rosalie, Edwin en Asia de hoofdrollen, niet hun jongere broer John Wilkes (1938). Ze kondigt een huwelijk aan, maar weerstaat de verleiding het te beschrijven. Over slavernij gaat het amper: vader Junius was tegen, maar de kinderen Booth groeien ermee op als iets wat nu eenmaal bestaat, en leven dus in zekere zin naast het echte drama. Impliciet versterkt dat het gevoel van dreiging dat overal onder ligt: en de moord dan, hoe beschrijft Fowler straks de moord?
Intussen leer je terloops van alles over theater in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw. Hoe er werd neergekeken op actrices, ook goede actrices – je kon er zeker niet mee trouwen. Hoe acteurs het halve oeuvre van Shakespeare uit hun hoofd kenden, ze konden zo voor elkaar invallen als dat nodig was, en ze speelden rustig de ene avond dit stuk, de volgende dat. Het publiek kende ook alles, trouwens, Shakespeare was een soort Hollywood.
En al even terloops glijdt het verhaal van de Booth-familie naar de Amerikaanse burgeroorlog toe. Een oorlog die nog steeds niet afgelopen is, dat bedoelt Fowler als ze opmerkt dat ze „niet over iets anders aan het schrijven was”. Kijk naar de beelden van de bestorming van het Capitool, en je kijkt zo terug de negentiende eeuw in. Lees Booth, over de negentiende eeuw, en je leest over nu.
Er is ook troost natuurlijk, maar die zit vooral in Fowlers prachtige taal. „One by one they go”, schrijft ze, over de mensen in haar roman, „winking out of existence.” Alleen komen er natuurlijk steeds weer nieuwe mensen. Het is een soort ademloos vertellen wat Fowler doet en je weet dat het allemaal niet ophoudt waar het boek ophoudt.
13-05-2022 Ellen de Bruin
ISBN | 9780593541555 |
---|---|
Aantal pagina's | 480 |
Datum van verschijning | 20220308 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 154 mm |
Hoogte | 231 mm |
Dikte | 32 mm |