De cultuur van het narcisme
Probeer je je eigen tijd te duiden, dan begeef je je onherroepelijk op glad ijs. Kun je je eigen kritische blik vertrouwen, zie je alleen wat je wilt zien? Liggen je sombere aanzeggingen niet al van tevoren vast? De grote Nederlandse historicus Johan Huizinga, zelf een hartstochtelijk cultuurcriticus, was zich daarvan bewust. ‘Ons oordeel over menselijke zaken en verhoudingen,’ schrijft hij in zijn bestseller In de schaduwen van morgen (1935), ‘kan zich nooit helemaal losmaken van onze stemming van het moment. Is deze negatief, dan is er een objectieve waarschijnlijkheid dat ze ons inzicht te donker kleurt.’ Ook kende hij de neiging het verleden bij te kleuren in rustgevende pasteltinten: ‘Het ontbreekt aan gelijkwaardigheid tussen onze visie op het verleden en onze kijk op het gebeuren van de eigen tijd, waarin we zelf betrokken zijn.’
Niet dat Huizinga zich veel aan zijn eigen bedenkingen gelegen liet liggen. In essays als In de schaduwen van morgen, Geschonden wereld, en ook Homo Ludens duidde hij zijn eigen ‘bezeten wereld’ zonder al teveel voorbehoud. Het leverde hem flinke oplagen op. Maar tot de dag van vandaag zijn er bewonderaars van Huizinga die zijn cultuurkritiek afdoen als moralistisch gepreek, waarin heel wat persoonlijke vooroordelen een rol spelen.
Het is niet moeilijk daar voorbeelden van te vinden. De cultuurcriticus die zijn eigen tijd onder de loep neemt, is ook altijd heel erg van zijn tijd. Huizinga’s bedenkingen over het effect van de opkomende cinema op de cultuur, bijvoorbeeld, doen nu ouwelijk en achterhaald aan.
De cultuurcriticus verandert bovendien al te gemakkelijk in een cultuurpessimist, een verzuurde neezegger die roept dat vroeger alles beter was. Cultuurkritiek is al gauw conservatief, of reactionair, of apocalyptisch. In navolging van Oswald Spengler wordt steeds opnieuw gulzig de ondergang van het Avondland afgekondigd, het einde van een verslapte westerse beschaving. Cultuurkritiek is te vaak hoogdravend ondergangsdenken, persoonlijke vooroordelen vermomd als diepe inzichten, vooral afkomstig van oudere mannen die hun eigen verval op de wereld om hen heen projecteren, om tenminste nog iets van houvast te hebben.
Geen wonder dat nieuwere generaties niet veel op hebben met cultuurkritiek, de ambitie om de onderstromen in onze cultuur bloot te leggen. Men beperkt zich hoogstens tot het in kaart brengen van trends en tendensen (zie het onderhoudende De Havermelkelite (2024) van Jonas Kooyman). In plaats van grote woorden valt men liever terug op tabellen en statistieken. Problemen in de samenleving zijn er om opgelost te worden – weg met het cultuurpessimisme, leve het positieve mensbeeld, onze tijd vraagt om opgewekt pragmatisme. De boekhandels liggen vol met boeken met steeds hetzelfde stramien: hoe we in de shit terecht zijn gekomen, en tien manieren om er zo snel mogelijk weer uit te komen. Het zijn zelfhulpboeken, overgoten met een cultuurkritisch sausje. Nooit lossen ze een maatschappelijk probleem op, omdat het in laatste instantie toch gewoon gaat om je goed voelen over jezelf.
Emoties en frames
Bij het internetmedium De Correspondent, bijvoorbeeld, gelden cijfers en statistieken als medicijn tegen wat men daar ‘de waan van de dag’ noemt. Daar keert men zich tegen het natte-vinger-denken over onze tijd, in de overtuiging dat we ons voortdurend laten meeslepen door emoties en frames, die ons het zicht op de werkelijkheid ontnemen. Geen grote woorden, alleen nuchtere feiten die ons bij de les kunnen houden. Als er in 1963 een Correspondent was geweest zou er na de moord op JFK zeker een redacteur zijn opgestaan die de gemoederen tot bedaren wilde brengen door erop te wijzen dat het aantal moorden in Texas dat jaar juist een dalende lijn vertoonde.
Grapje – ik wil maar aangeven dat ook dat pragmatische beschouwen zijn beperkingen heeft. Onze wereld wordt ook gevormd door ideeën, niet per se rationele overtuigingen, stemmingen en emoties. Alle kanttekeningen ten spijt blijf ik #teamHuizinga – veel ontwikkelingen in onze tijd smeken om een diepere culturele analyse, omdat onze tijd anders onbegrijpelijk dreigt te worden. Neem de politiek: de opkomst en verbazingwekkende politieke bestendigheid van Donald Trump kun je niet louter in sociaal-economische termen duiden. Ook het neoliberale denken is geen van bovenaf opgelegd regime waaraan we ons een-twee-drie kunnen ontworstelen, vrije geesten die we zijn, het ligt juist diep in onze samenleving verankerd, het is onderdeel van onze liberale cultuur. Enzovoort. Zonder cultuurkritiek gaat het niet.
Daarom heb ik meer aan recente filosofische-kritische beschouwingen als Narcisme (2023) van de Weense filosoof Isolde Charim of Immediacy (2023) van Anna Kornbluh – diepgravende essays, niet gemakkelijk leesbaar, waarin simpele oplossingen ontbreken, maar die helderheid scheppen over hete hangijzers van deze tijd.
In haar essay verwijst Charim uitgebreid naar een moderne klassieker van de hedendaagse cultuurkritiek, The culture of narcissism van de Amerikaan Christopher Lasch (1932-1994), waarvan de vertaling zojuist opnieuw is verschenen in de waardevolle Paradigma-reeks bij uitgeverij Athenaeum, in samenwerking met De Groene Amsterdammer. Het boek verscheen oorspronkelijk in 1979, het werd totaal onverwacht een bestseller, iedereen had het erover. Het is nog altijd het bekendste boek van Lasch, tot op de dag vandaag een referentiepunt.
Cultureel conservatief
Vanwege zijn nietsontziende aanval op de zelfbetrokkenheid van het hedendaagse individu wordt Lasch vaak bij de cultureel conservatieven ingedeeld, maar zo simpel is het niet. Het narcisme dat hij in zijn boek op de korrel neemt, dat maakt hij al in het begin van zijn boek duidelijk, is niet de zelfverliefdheid van iemand die alleen maar met zichzelf bezig is. Lasch’ narcisme is geen egoïsme. Het is eerder het resultaat van ontwikkelingen in de maatschappij, die het individu hebben losgekoppeld van zijn traditionele omgeving en instituties, waardoor het aan zichzelf is overgeleverd in een staat van permanente onzekerheid, die gecompenseerd wordt door geldingsdrang en een zucht naar bewondering.
Het is het kapitalisme geweest dat alles wat een mens aan zijn omgeving bond kapot heeft gemaakt, waardoor zijn horizon niet verder meer reikt dan zijn eigen welzijn en ‘groei’. Lasch’ aanklacht gaat over ‘de cultuur van het concurrerende individualisme, die decadent is geworden en de logica van het individualisme ten top heeft gevoerd, tot een oorlog van allen tegen allen, de jacht op geluk tot in het slop van de exclusieve aandacht voor het ik.’
Daarmee is iedere vorm van autoriteit onder druk komen te staan. Het maatschappelijk bestaan is zijn vorm kwijt. ‘De mensen dromen niet meer van het overwinnen van moeilijkheden maar over de manier waarop ze deze kunnen overleven.’ Men is niet langer actief, maar defensief. Omdat het individu zich niet langer deel voelt uitmaken van een groter geheel, weet hij zich voortdurend bedreigd. De persoonlijke banden met de samenleving zijn doorgesneden, in plaats daarvan is er een „nieuwe politieke ideologie” gekomen: het ‘verzorgingsliberalisme, dat individuele personen bevrijdt van morele verantwoordelijkheid en hen behandelt als slachtoffer van maatschappelijke omstandigheden.’ Individualisme betekent niet langer het streven naar autonome zelfbeschikking, maar wordt louter beschreven in therapeutisch jargon, ‘dat niet zozeer het individualisme als wel het solipsisme verheerlijkt, en het opgaan in het ik rechtvaardigt als ‘echtheid” en ‘‘bewustwording”.’
Zelfoverwinning
In zijn verbeten aanzeggingen over een cultuur die het streven naar excellentie en zelfoverwinning heeft opgegeven (in de sport is ‘meedoen belangrijker dan winnen’, in het onderwijs gaat het alleen nog om wat door de student zelf als ‘relevant’ wordt gevonden) toont Lasch zich zonder meer conservatief. Nu de traditionele orde op een fatale wijze is ondermijnd, leeft men ook niet meer met een idee van de toekomst, seks is mechanisch geworden, partners inwisselbaar, menselijke relaties worden steeds oppervlakkiger, gevoeligheid is vervangen door louter berekening. Ook Huizinga en zijn Homo Ludens komen uitgebreid aan bod: het vitale spelelement in de cultuur is verbannen naar het reservaat van de sport en de kunsten, wat maatschappelijk overblijft is rationele calculatie, alles moet meetbaar zijn.
Maar wanneer het gaat om het aanwijzen van de oorzaken van het culturele verval dat hij overal om hem heen waarneemt is Lasch onmiskenbaar beïnvloed door de marxistisch-freudiaanse Frankfurter Schule. Anders dan bij zoveel andere conservatieven wijst zijn vinger beschuldigend naar het kapitalisme. Soms lijkt het of je Herbert Marcuse leest: ‘Hoewel het Amerikaanse kapitalisme oppervlakkig gezien naar gelijkheid streeft en aniti-autoritair is, heeft het de priesterlijke en monarchistisch hegemonie slechts afgewezen om ze te vervangen door de hegemonie van het grote concern, de klasse van managers en vrije beroepen die het corporatieve systeem bedienen, en de corporatieve staat.’
De hamvraag: heeft De cultuur van het narcisme de tand des tijds doorstaan? Zoals vrijwel altijd in het geval met spraakmakende cultuurkritiek is het antwoord: ja en nee. Om met nee te beginnen: het boek is op de huid van de tijd geschreven, richt zich specifiek op de Verenigde Staten en zit vol met verwijzingen, namen en getallen die niet langer actueel zijn. Ook de theorieën van Freud worden toegepast of het om harde wetenschap gaat. In dat opzicht stijgt het te weinig boven zijn eigen tijd uit. Bovendien, en dat is ernstig, werkt Lasch zijn betoog nergens echt uit. Hij houdt het bij korte hoofdstukken vol apodictische beweringen die geen tegenspraak dulden. De cultuur van het narcisme is geen cultuurkritisch onderzoek, zoals Narcisme van Charim dat is, maar een kastijding van bijna vierhonderd bladzijden waarin kwistig wordt gestrooid met morele oordelen over ‘decadentie’, onze ‘stervende beschaving’, ‘de trivialisering van de persoonlijke relaties’, en ga zo maar door.
Herkenbare symptomen
Maar daar staat veel tegenover. Het ‘ontkerstende’ individu dat niet meer in staat is blijvend aansluiting te vinden in een bezield verband dat het ik overstijgt houdt ons meer bezig dan ooit. Vijfenveertig jaar na verschijnen van De cultuur van het narcisme zijn veel van de symptomen die Lasch beschrijft pijnlijk herkenbaar – kijk naar de bestsellerlijsten met hun oneindige stroom boeken die het ik beloven te koesteren, lichamelijk en geestelijk te verbeteren, te genezen, op gewicht te krijgen, of op te jutten tot een krachtige persoonlijkheid die zich een ‘leider’ mag noemen. Kijk naar de bewondering van ‘lege roem’, van helden die hun bewonderaars op geen enkele manier uitdagen, en voor wie bekendheid en bewondering de enige maatstaven zijn. Cijfers over de staat van het onderwijs zijn zonder uitzondering schrikbarend. Het idee dat kennis louter bedoeld is om zelfzorg en zelfbewustzijn aan te moedigen is springlevend. En, last but not least, sinds jaar en dag gaat het in het publieke debat over de vraag hoe het ‘ik’ weer een ‘wij’ kan worden – zonder noemenswaardig resultaat.
Het komt allemaal langs. Lasch loopt in enkele passages ook al vooruit op het enorme reservoir van woede die in het ontheemde individu schuilt, een woede die de samenleving nu permanent in zijn greep heeft. Wat Lasch nog niet kon weten is dat de therapeutische slachtoffercultuur die hij veroordeelt een paar decennia later sterk identitaire trekken zou krijgen: zijn in zichzelf opgesloten narcist probeert nu zijn verbroken band met de maatschappij te herstellen door een plaats in de samenleving op te eisen, niet uit naam van een gedeelde visie, maar op basis van wie of wat hij is. Dat lijkt stoer en strijdbaar, maar er zit ook onherroepelijk iets dubbels in, iets wat Lasch bijna een halve eeuw geleden al scherp zag: ‘Hoewel de narcist van tijd tot tijd denkt almachtig te zijn, is hij van anderen afhankelijk ter bekrachtiging van zijn gevoel van eigenwaarde.’ Dat ongemakkelijke inzicht alleen al maakt zijn boek nog relevant.
De cultuur van het narcisme, oorspronkelijk verschenen in 1979, is een vernietigende kritiek op de cultuur van het moderne kapitalisme dat zich van alle ideologieën heeft ontdaan. Lasch laat zien dat de zich als radicaal voordoende cultuurkritiek van de jaren zestig in feite de wegbereider was voor de opmars van neokapitalistische normen en waarden.
De nieuwe cultuur is eerst en vooral een therapeutische cultuur. Gezondheid, zowel geestelijk als lichamelijk, is het grote doel, een ontwikkeling die zich heeft voortgezet tot nu, waarvan de geestelijke gezondheid het belangrijkste is. Iedereen moet zich prettig voelen, wat alleen te verwezenlijken is als met alle vormen van repressie wordt afgerekend. Te sterke emotionele bindingen zijn verboden, alle mogelijkheden moeten open blijven. De gevolgen zijn desastreus: ‘De narcistische persoonlijkheid van deze tijd baart een schijncultuur die geen geschiedenis heeft en op geen toekomst rekent.’
ISBN | 9789025317904 |
---|---|
Aantal pagina's | 376 |
Datum van verschijning | 20241119 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 29 mm |