De haas
Als ze in een literaire roman op zoek gaan naar een dier, dan kun je er vergif op innemen dat de zoekende mens ontmaskerd gaat worden. De ontluisterende scène in Denis Johnsons Tree of Smoke waarin iemand een gat in een aap schiet, de stapels gedode bizons in Butcher’s Crossing van John Williams, het schaamtevolle berouw na het doodsteken van een forel in Ota Pavels Hoe ik de vissen ontmoette, de manische jacht op de potvis in Moby-Dick natuurlijk: laat de beesten maar beter met rust, want voor je het weet sta je als mens in je hemd, of je dat nou te danken hebt aan je bloeddorst, je hebzucht of aan het feit dat je een halvegare bent.
In De haas, een nu vertaalde, ruim dertig jaar oude roman van de Argentijnse schrijver César Aira (1949), is de Engelse natuuronderzoeker Clarke halverwege de negentiende eeuw op zoek naar een zogeheten legibreriaanse haas. Legibreriaans: het is een woord dat mij (niet geheel ten onrechte) aan Carmiggelts woord ‘epibreren’ deed denken. Veel hazen treft Clarke niet aan op de Argentijnse vlaktes, ‘indianen’ of ‘wilden’ des te meer. Ze houden er een jaloersmakende filosofie over het verloop van tijd op na en ze houden van knokken. Om de haverklap wordt Clarke meegetrokken in een strijd, waarbij het een wonder mag heten dat hij zo vaak zonder kleerscheuren uit de stofwolken tevoorschijn komt.
De haas is al de derde Aira die in korte tijd in vertaling is uitgekomen. Naar het waarom is het op basis van dit laatste werk gissen. Ja, hij heeft een onmiskenbaar talent voor het schrijven van kwieke zinnen vol onderkoelde humor, maar dat is toch wat mager voor zo’n ruimhartige introductie aan het Nederlandse leespubliek anno 2023. Op zeker moment word je herinnerd aan het euvel bij uitstek voor veel humoristisch angehauchte schrijvers, namelijk dat het zulke moeizame bouwers zijn, dat het kunstenaars zijn die wellicht een goeie sprint in de benen hebben, maar die je niet moet vragen om de marathon uit te lopen. Schildpadden moeten we hebben, geen hazen! Er zit geen cement in Aira’s verhaal, het hangt van oplevinkjes en improvisaties aan elkaar, hoe rechtlijnig de reis door de Argentijnse wildernis ook is vormgegeven.
Aira kán wel eruptief schrijven, maar zijn uitbarstingen komen als donderslagen bij heldere hemel, sluiten niet aan op wat je eerder over personages las. Als Clarke een mannelijke reisgenoot een potje ziet janken bij een rivier, en Clarke op een zeldzaam introspectief moment concludeert dat het schouwspel hem angst aanjaagt omdat hij zelf zo’n emotioneel geblokkeerde Engelsman is, sluit dat niet aan bij wat je eerder over hem las.
De Frankfurter Allgemeine betitelde veelschrijver Aira ooit als de ‘enige ware leerling van Jorge Luis Borges’, maar de conclusie die je op basis van De haas trekt is dat hij minimaal tot de navel het water van het postmodernisme is ingelopen. Hij improviseert erop los, er zijn onnavolgbare, pretentieuze gesprekken en theorietjes over taal en tijd en kunst – dat lijkt voor hem iets te zijn waar je maar niet al te diep over moet nadenken. ‘Al naargelang de cultuur en het tijdperk kan kunst op verschillende manieren worden opgevat, maar al die manieren hebben iets gemeenschappelijks: kunst, het fenomeen kunst, is iets wat niet begrepen hoeft te worden omdat het puur een handeling betreft waarvan de betekenis afhangt van modale keuzes.’ Alles is relatief, het is maar hoe je ernaar kijkt, dat is jouw mening, et cetera. Nee, dan toch liever een schrijver die gewoon weet hoe een koe een haas vangt.
ISBN | 9789083295589 |
---|---|
Aantal pagina's | 248 |
Datum van verschijning | 20230914 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 201 mm |
Dikte | 25 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres