De Jungleboeken
J
olig wandelt een jongetje met een rood lapje om zijn billen op handen en voeten door de jungle achter een zingende, dikke beer aan. Dat is het beeld dat de meeste mensen hebben wanneer ze aan The Jungle Book denken. Dat het boek van de jungle geen film is van Walt Disney, maar een honderdtwintig jaar oude verzameling verhalen van de Britse schrijver Rudyard Kipling (1865-1936) doet bij minder mensen een belletje rinkelen.
Disneys variant zou echter samen met de interpretatie die padvinderleider Robert Baden Powell (1857-1941) aan The Jungle Book gaf – toen hij een Wolvenafdeling binnen de scouts bedacht met akela’s die het voor het zeggen hebben – lange tijd bepalend zijn voor het boek. Beide varianten hebben Kiplings verhalen in literair opzicht weinig goed gedaan.
Maar toen het boek in 1894 verscheen werd het enthousiast ontvangen. Zo schreef het Amerikaanse tijdschrift Cosmopolitan: ‘Van de najaarsoogst verschenen boeken is Het Jungle Boek waarschijnlijk het interessantste boek, in elk geval het origineelste. Kipling schrijft vanuit een ogenschijnlijk onuitputtelijke bron van humor en een scherp observatievermogen. Het is een genot om te lezen over Mowgli en de wolven voor “volwassenen”, maar dit fraaie boek is ook een paradijs voor kinderen. Heerlijk is deze jungle van de verbeelding.’ Een jaar later verscheen The Second Jungle Book, dat zich eveneens grotendeels afspeelt in de Indiase jungle.
Omdat het dit jaar honderdvijftig jaar geleden is dat Kipling in het tegenwoordige Mumbai werd geboren, is er onder de titel De jungleboeken voor het eerst sinds 1934 een integrale vertaling in het Nederlands verschenen van zowel de twee Jungle Books als van ‘In de Rukh’, een verhaal over de volwassen Mowgli, dat als toevoeging in de Penguin Classics editie was opgenomen. Wie alleen de film kent, ziet dat de oorspronkelijk tekst weinig overeenkomt met de Disneyversie.
Veiliger oord
Kipling schreef in deze boeken namelijk naast de Mowgli-verhalen ook andere dierenverhalen. Zo is er een witte zeebeer die ontdekt hoe zijn zwarte soortgenoten door de mens worden gestroopt. Voor zijn broeder- en zusterzeeberen gaat hij op zoek naar een plek waar geen mensen wonen. Wanneer hij terugkeert met het goede nieuws dat hij die gevonden heeft, gelooft niemand hem. De witte zeebeer is ziedend. In plaats van ze aan hun lot over te laten, begint hij nu een gevecht in de hoop op erkenning en waardering voor zijn pogingen een veiliger oord te vinden.
Dat gevecht om erkenning en waardering vormt de rode draad in alle verhalen van De jungleboeken. Zo hunkert een tamme mangoeste naar liefde van de vrouw des huizes, een olifantentemmer vindt bevestiging van zijn bestaan bij dansende olifanten, cavaleriedieren gehoorzamen rücksichtslos hun soldaten.
Ook Mowgli zoekt erkenning, ook omdat hij telkens vreest uitgestoten te worden. Dat begint al vroeg wanneer hij als baby bij de wolven belandt en dan vrij snel terugkeert naar de mensen omdat hij door de jungledieren wordt uitgestoten. Maar de mensen zien hem als een duivelskind, en ook zij verjagen hem weer. Mowgli keert terug naar de jungle, maar vindt daar zijn draai niet meer – al heeft hij er trouwe vrienden als Baloe (die helemaal geen lieve dikzak is, maar de lessen van de jungle er hardhandig in slaat), Bagheera de panter, enkele wolven en Kaa de slang (die niet aan hypnose doet zoals bij Disney). Allemaal weten ze dat Mowgli ooit zal terugkeren naar waar hij vandaan komt, domweg omdat hij een mens is en dieren hem daarom niet in de ogen durven te kijken. Een saillant detail in dat verband is dat een hoogleraar Natuurlijke historie in het nawoord van de Penguin Classics editie uitlegt dat Kipling er weinig van begrepen heeft: ‘Dieren maken gemakkelijk oogcontact; dat kun je zelf ervaren wanneer je je huisdier in de ogen kijkt’. Mowgli is anders, heeft de macht over het vuur en weet in een verhaal zelfs een zwaard te bemachtigen. De verhalen zijn dan ook behoorlijk gewelddadig. Beesten eten elkaar op, Mowgli moordt dat het een aard heeft en martelt de tijger Shere Kahn. Niet voor niets noemt Midas Dekkers De jungleboeken in zijn voorwoord bij de Nederlandse uitgave ‘het Oude Testament van de Natuur’.
Onuitstaanbaar
Kipling verliet India toen hij tweeënhalf was, en vertrok met zijn moeder en zusje naar Engeland in de hoop op rust, reinheid, minder warmte en minder ziektekiemen. Bij familie konden ze niet terecht, omdat de kinderen bekend stonden als verwend en onuitstaanbaar. Dat vond hun moeder wellicht ook, want toen Kipling zes was, vertrok ze zonder iets te zeggen weer naar India om haar man bij te staan. Haar kroost liet ze achter bij een militair en diens vrouw, die niet erg dol was op kleine jongetjes. Het leven voor Rudyard werd er niet leuker op: het rietje moest hem discipline bijbrengen omdat hij niet wilde lezen. Vermoedelijk kon hij in die tijd slecht zien en leed hij vanwege het vertrek van zijn moeder aan migraine. De ervaring van het plotseling aan zijn lot te worden overgelaten zou hij later in onder meer de jungleverhalen verwerken.
Na een korte en vanwege zijn slechte ogen mislukte opleiding op de militaire academie – hij had moeite een mens van een boom te onderscheiden – keerde hij in 1882 naar India terug, waar hij journalist werd. Maar voor een schrijverscarrière was Britse erkenning onmisbaar en daarom ging hij weer naar Engeland, waar hij trouwde. Vervolgens vertrok hij naar de Verenigde Staten om er De jungleboeken te schrijven. Daarna keerde hij opnieuw terug naar Engeland, waar hij in 1907 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg.
Al tijdens zijn leven was er naast bewondering ook veel kritiek op De jungleboeken. Zo vroeg in 1900 een criticus zich af: ‘Hoe is het mogelijk dat iemand die er zo’n minderwaardige geest op nahoudt en er zo’n barbaarse vorm voor heeft gevonden, nog steeds zó populair is?’
Ruim veertig jaar later vatte George Orwell de visie op Kipling samen: ‘Kipling is een fanatieke imperialist, moreel ongevoelig en esthetisch gezien walgelijk. Je kunt dat maar beter toegeven om je vervolgens af te vragen hoe het komt dat zijn werk nog gelezen wordt, terwijl veel van zijn critici de tand des tijds niet doorstaan.’
De jungleboeken hadden inmiddels de reputatie gekregen het product te zijn van een koloniale geest. Tegenstanders van zijn werk noemden Kipling een imperialist, een racist en om zijn grote liefde voor techniek ook een fascist. De jungleboeken, waarin de mens zijn wil oplegt aan de dieren, werden al snel gekoppeld aan de Brit die zijn wil oplegde aan India.
En dus werden de Mowgli-verhalen gezien als een verwerking van de eerste Indiase opstand in 1857, waarbij de Sepoy, Indiase hulptroepen, in opstand kwamen tegen het Britse leger. Muiterij binnen de groep – het komt overeen met wat Shere Kahn doet wanneer hij een groep wolven achter zich aan krijgt die hij ophitst tegen Mowgli. De laatste wint omdat hij de tijger met vuur bedreigt en hem brandwonden toebrengt. Het is een uitkomst die klopt met de historische feiten: Mowgli (de Brit) die Shere Kahn en zijn volgelingen (de Sepoy) onder de duim krijgt door marteling en uiteindelijk moord.
Ook voor wie het verhaal niet zozeer om vernedering ging, waren De jungleboeken toch op z’n minst een pleidooi voor discipline in een tijd dat de Britten het wat moeilijker hadden met hun overzeese imperium. Die visie wordt gevoed door bijvoorbeeld het slot van het verhaal over cavaleriedieren. Hierin vraagt de hoofdman waarom zijn dieren zo gehoorzaam zijn. De officier antwoordt: “‘Er is een bevel gegeven en ze hebben gehoorzaamd.’
‘Ik zou willen dat het in Afghanistan ook zo ging’, zei de hoofdman, ‘want daar gehoorzamen we alleen onze eigen wil.’
‘En dat is de reden,’ zei de inlandse officier terwijl hij zijn snor opstreek, ‘waarom jullie emir, aan wie jullie niet gehoorzamen, hier moet komen om bevelen van onze onderkoning in ontvangst te nemen.’”
Een vergelijkbare gedachte gaat op voor de wolven die strikte junglewetten naleven terwijl de apen barbaars zijn in hun wetteloosheid. ‘Dit is de Wet van de Jungle – even oud als lucht / Wie de Wet bestudeert, kan wijsheid leren en tucht’, zingt Baloe bijvoorbeeld.
Dat alle dieren behoren tot het Vrije Volk, behalve dan de apen vanwege hun wetteloosheid, was eveneens voer voor interpretatoren. De apen zouden staan voor zwarte slaven die te dom zijn om erbij te horen terwijl ze dat best wel willen. Die visie werd gevoed door de wending die Disney eraan gaf in zijn versie. In de Disneyfilm praten de apen, en vooral koning Louis, met een vet accent en spelen veel jazzmuziek.
Slechte papieren
Inmiddels zijn er boeken vol geschreven over de manier waarop Kipling de kolonisatie zou idealiseren. Met een beroep op denkers als Michel Foucault of Edward Said worden niet-menselijke eigenschappen toegeschreven aan de ‘vreemde’ cultuur, die op afstand gehouden moet worden. De spontane, luie, slimme, brutale, immorele, kinderachtige beesten uit de verhalen, zouden het beeld weerspiegelen dat Kipling van India heeft. En de rationaliteit en de deugdzaamheid die ertegenover staan, zouden gelden als de waarden van het British Empire. En dan heb je als bedenker van ‘The White Men’s Burden’ – Kiplings gedicht dat symbool staat voor blanke arrogantie tegenover gekoloniseerde gebieden – inderdaad slechte papieren.
Eigenlijk is dat jammer, want deze theorieën doen de dierenverhalen – vooral in het eerste Jungle Book – met de zeebeer en de mangoeste – te kort. Alle personages verlangen naar wat waardering, en als het kan ook een beetje liefde waardoor ze aandoenlijk zijn en soms een beetje tragisch. De beesten doen, net als Mowgli, zo verdomd hard hun best om ergens bij te horen, zoals als Kipling die gelukkig was in India en de Verenigde Staten, toch steeds bleef terugkeren naar Engeland.
Dat laat onverlet dat de Mowgli-verhalen een imperialistische onderlaag hebben, maar los hiervan zijn De jungleboeken ook gewoon vermakelijk, vol exotische coming of age-verhalen waarin iemand greep probeert te krijgen op een andere wereld en zichzelf een beetje heldhaftiger maakt dan hij is. Dat dat de vertaling daarbij voortreffelijk is en je geen moment denkt een boek te lezen dat honderdtwintig jaar oud is, helpt ook.
ISBN | 9789020414530 |
---|---|
Aantal pagina's | 512 |
Datum van verschijning | 20150901 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 211 mm |
Dikte | 33 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres