De mythe van het economisme
Jesse Klaver is zo’n vier maanden de nieuwe partijleider van Groenlinks en weet mensen te interesseren voor politiek en ze te raken met zijn betoog voor een nieuw idealisme. Met De mythe van het economisme veegt hij de vloer aan met het heersende marktdenken van machtspartijen als de VVD, D66, PvdA en het CDA. Ik kan daar voor een groot deel in meegaan.
Zo stelt hij terecht dat de opwarming van de aarde een feit is en dat als we niets doen klimaatrampen niet te keren zijn. Nederland heeft in tegenstelling tot Duitsland nog altijd niet besloten alle kolencentrales op zo kort mogelijke termijn te sluiten. Het vertoont ook te weinig animo bij de prijsbepaling van de CO2 -uitstoot en heeft teveel uitzonderingsclausules voor de grootste vervuilers. Geestig is dat de oplossing voor dit marktfalen het introduceren van de door Klaver verfoeide marktwerking is, namelijk het bepalen van de prijs van CO2 of het introduceren van markten voor verhandelbare emissierechten. Verstandig genoeg pleit hij voor een CO2-taks.
Spijkerbroeken
Een probleem met zijn boek is dat niet goed wordt aangegeven waarom marktwerking in de handel van bijvoorbeeld spijkerbroeken een prima idee is, maar waarom vrije marktwerking in de zorg gedoemd is te falen. De reden is dat de zorg gekenmerkt wordt door asymmetrische informatie en daarom op natuurlijk wijze tot monopolistische gedrochten leidt. Bovendien is er sprake van ‘cherry picking’, omdat verzekeraars slinkse manieren verzinnen goede risico’s (lees gezonde klanten) naar zich toe te trekken en de slechte risico’s (klanten met een hoger gezondheidsrisico) te weren of af te wentelen op de vereveningskassen. Een andere reden waarom markten in de zorg falen, is dat als mensen toch verzekerd zijn, er een dikke kans is dat ze meer zorg en medicijnen gebruiken dan nodig is. Mits er een sterke anti-kartelautoriteit is, heb je deze problemen niet bij de handel in spijkerbroeken, maar wel bij de zorg of volkshuisvesting.
De paarse kabinetten 1994-2002 hebben gepoogd marktwerking te gebruiken om publieke zaken doelmatiger en goedkoper aan te bieden. Het probleem is dat het toezicht op die publieke zaken, net zoals op de financiële sector, vaak labberdepoepie is en dat is een belangrijke reden waarom die pogingen faalden. En afrekenen op output-prestaties van scholen, ziekenhuizen, et cetera leidt eerder tot een slechtere kwaliteit dan een lagere prijs. Het boek pleit daarom voor een terugkeer naar de overheid, maar legt niet uit waarom een effectiever toezicht niet de malaise in de publieke sector kan oplossen.
Oxford-econoom
Klaver schiet in zijn boek tekort in de analyse en onderbouwing van zijn beweringen. Zo zou hij veel baat kunnen hebben bij het excellente recente Other People’s Money van Oxford-econoom John Kay ter ondersteuning van zijn pleidooi om nuts- en zakenbanken of liever retail- en investeringsactiviteiten te splitsen. Kay, voorzitter van de Review of UK Equity Markets and Long-Term Decision Making, weet als geen ander haarfijn uit te leggen waarom en hoe de belangrijkste spelers in de financiële markten, gedreven door pure hebzucht en megalomanie, in staat zijn geld van gewone mensen en andere productieve sectoren naar zich toe te halen en als het mis gaat alle verliezen af te wentelen op de gemeenschap. Klaver zou ook baat hebben bij De prijs van gelijkheid van de Nederlandse Piketty, Bas Jacobs. Daar wordt met feiten ondersteund precies uitgelegd hoe je rechtvaardiger kunt belasten door de rijksten harder aan te pakken, terwijl je de economie zo min mogelijk om zeep helpt.
Belangrijk is wel dat als je leuke dingen voor de mensen wilt, je die als samenleving wel moet kunnen veroorloven. Dit vereist economische groei waar Klaver tegen is. Het is jammer dat het boek niet aangeeft hoe je de richting van economische groei kan ombuigen naar schonere en meer kennisintensieve activiteiten. Zijn pleidooi om uitkeringsgerechtigden meer te vertrouwen klinkt sympathiek voor wie kennis heeft genomen van de bureaucratische mallemolen waarin je als werkloze kunt verzeilen. Maar een basisinkomen is geen oplossing. Het is funest voor de economische groei en daarmee voor het economische draagvlak voor een fatsoenlijke verzorgingsstaat. Het heeft ook geen zin tegen flexwerk te zijn gezien de snel veranderende economie, maar wel moet worden nagedacht over de vraag hoe het leger van flexwerkers fatsoenlijke sociale voorzieningen kan worden geboden.
Het boek is de moeite waard, al was het maar omdat Klaver net zoals Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië een leegte op links invult. We wachten daarom op het vervolgboek dat het terechte linkse en groene pleidooi onderbouwt met feiten en gedetailleerde beleidsvoorstellen.
Jesse Klaver maakte een stormachtige entree in de Nederlandse politiek. Hij was het die het debat over de ongelijke vermogensverdeling in Nederland aanzwengelde door de Franse econoom Thomas Piketty naar de Kamer te halen. Hij was het ook die opzien baarde met zijn reprimande aan het adres van ABN Amro-commissaris Van Slingelandt en met zijn strijd tegen belastingontwijkende multinationals. Nu is hij de jongste fractievoorzitter in de parlementaire geschiedenis.
In De mythe van het economisme vertelt Klaver over zijn eigen achtergrond, zijn ervaringen in de Tweede Kamer, en over zijn verzet tegen de economisering van de samenleving. In dit boek analyseert Klaver het economisme, schetst alternatieven en geeft een stem aan een groeiende onderstroom in de samenleving. Hij is ervan overtuigd dat het anders kan.
ISBN | 9789023496953 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20150909 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 17 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres