Het voortleven van de vuurvliegjes
Op 1 februari 1941 schrijft Pier Paolo Pasolini aan een vriend: ‘In de nacht waarover ik je sprak [...] zijn we in de maanloze duisternis naar Pieve del Pino geklommen, we zagen een enorme hoeveelheid vuurvliegjes [...] en we benijdden ze omdat ze elkaar beminden [...] terwijl wij ongevoelig waren, wat ronddwalend in een kunstmatige mannelijkheid.’ Hij is dan nog lang niet de wereldberoemde filmregisseur, dichter en politiek essayist die hij vanaf de jaren vijftig zal worden. Hij is een letterenstudent op zoek naar zijn seksuele identiteit, die hij ook dan al probeert te vinden op de plekken waar volkse jongens zich verpozen.
De Franse filosoof en kunsthistoricus Georges Didi-Huberman neemt in zijn essay Het voortleven van de vuurvliegjes Pasolini’s brief als uitgangspunt voor een indringende beschouwing over politieke hoop en wanhoop. Want op de dag af vierendertig jaar later, kort voordat Pasolini in eenzelfde omgeving vermoord zal worden, staan vuurvliegjes voor hem niet langer symbool voor verwachtingsvolle opwinding tegen de achtergrond van een dreigend fascisme.
Dat laatste, zo schrijft Pasolini dan in een krantenartikel, is inmiddels allesoverheersend geworden. Minder manifest maar des te verwoestender aanwezig is de tv-cultuur die inmiddels de hele samenleving in haar greep heeft. Opnieuw zijn de lichtend ronddwalende insecten het symbool daarvan. Want het helle licht van de fascistische zoeklichten of, hedendaagser, het klatergoud van de tv-cultuur, verblindt dan alles.
Tegen de achtergrond daarvan (felle zoeklichten in een gitzwarte nacht) wordt het ongewisse vuurvliegjes-licht vanzelf onzichtbaar. ‘Zelfs de meest vooruitstrevende en kritische intellectuelen,’ zo schrijft Pasolini, hadden ‘niet in de gaten dat de vuurvliegjes aan het verdwijnen waren.’
Voor Didi-Huberman is een dergelijke omslag kenmerkend voor een hele reeks radicale denkers die het heden slechts in de zwartst mogelijke termen kunnen afschilderen. Vooral met de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben is hij in discussie in dit erudiete en elegante essay, en met figuren als Guy Debord, Walter Benjamin en Aby Warburg op de achtergrond.
Duister perspectief
Maar vooral Pasolini, over wie Didi-Huberman al meerdere boeken schreef, intrigeert hem. Waarom wisselde hij zijn jeugdige verwachting in voor een duister perspectief waarin hij zichzelf min of meer verloochenen moest? Pasolini, zo stelt Didi-Huberman vast, lijkt ten offer te zijn gevallen aan de intellectuele verleiding het concrete in te wisselen voor een alomvattende maar abstracte visie waarin de grijstinten verdwijnen en er alleen nog plaats is voor zwart-wit: vuurvliegjes als uitingen van hoop versus de overbelichte macht van het fascisme.
Maar Pasolini bedroog zichzelf, aldus Didi-Huberman. Vuurvliegjes zijn helemaal niet verdwenen. Ofwel: hoe bedenkelijk de situatie ook mag zijn, totale wanhoop is nooit gerechtvaardigd. Altijd is er, zoals Didi-Huberman met de woorden van Benjamin zegt, de mogelijkheid ‘het pessimisme te organiseren’. Dat wil zeggen: ruimte te geven aan ‘sprankjes licht om woorden vrij te laten verschijnen terwijl ze in een uitzichtloze situatie gevangen leken.’
Van naïef optimisme kun je Didi-Huberman moeilijk verdenken. In een aantal van zijn boeken heeft hij zich uitvoerig bezig gehouden met de getuigenissen (in woord en beeld) die ons vanuit de vernietigingskampen hebben bereikt. Verpletterende beelden, waarbij hij zich niet wil laten verleiden tot een pessimisme dat uit arren moede het bijltje erbij neer gooit. Zoals bij de foto’s die een verzetsgroep het concentratiekamp Auschwitz wist uit te smokkelen. Huiveringwekkende foto’s, maar het feit dat wij ze nu kunnen zien bewijst: er was óók verzet, hoe vaak dat ook werd verraden. Maar wie zich op grond van het eerste overgeeft aan totale wanhoop verraadt dat laatste als het ware voor de tweede keer.
‘Ondanks alles’
Altijd is er de vraag: hoe overleven we dit? Of, zoals Pieter Van Bogaert het in zijn nawoord zegt: altijd is er de roep van het ‘ondanks alles’ – dat ook terugkomt in de titel van één van Didi-Hubermans inmiddels meer dan vijftig boeken. Daarvan is Het voortleven van de vuurvliegjes, oorspronkelijk verschenen in 2009, het eerste dat in het Nederlands is vertaald. Het is een krachtig pleidooi voor de ongewisheid van de hoop, en tegen het intellectuele verlangen naar brede horizonnen waarin de wereld alleen maar stralend wit of diep zwart kan zijn. Dan lijken zwakke maar onmiskenbare tekenen van tegenspraak al snel irrelevant.
Het christendom zou gesproken hebben van een zonde tegen de Geest, misschien zelfs van de morele plicht van de verwachting. Maar ook buiten die traditie, zo laat Didi-Huberman zien, vormen ongrijpbare momenten van hoop een aanhoudende waarschuwing tegen het pessimisme, dat uiteindelijk net zo verstikkend kan uitpakken als de ideologieën die het tot zijn rechtvaardiging aanvoert.
De vuurvliegjes keren steeds weer terug in de naoorlogse films en geschriften van Pasolini; ze staan voor vormen van verzet in een wereld vol terreur. Maar aan het eind van zijn leven meende Pasolini dat de vuurvliegjes in de neofascistische spektakelmaatschappij ten onder waren gegaan. Volgens Didi-Huberman leven ze ondanks alles voort. Hij laat de vuurvliegjes oplichten in actuele beelden van verzet en daarbij speelt het werk van Giorgio Agamben, Walter Benjamin en Aby Warburg een belangrijke rol.
Georges Didi-Huberman (1953) is een Franse kunsthistoricus en filosoof, verbonden aan de École des hautes études en sciences sociales (EHESS) in Parijs. Zijn oeuvre omvat meer dan vijftig werken.
ISBN | 9789490334345 |
---|---|
Aantal pagina's | 168 |
Datum van verschijning | 20221117 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 118 mm |
Hoogte | 184 mm |
Dikte | 13 mm |