In orbit
We zijn uitgezoomd en schuiven over de wereld. Nu moeten we zuidelijk Californië kunnen zien. Dat daar? Schijnt daar niet een groenbruinig waas door de stoppelbaard van wolken heen? Ja: dit is geen blauw meer, nu piept er land onder dat helwitte vlak bovenin beeld uit, dat witte stuk van het International Space Station. In het informatiedashboard dat YouTube-kanaal afarTV onder de snel schuivende camerabeelden plaatste, staat dat dit Mexico is. Goed om te weten, want grenzen zie je natuurlijk niet uit de ruimte, en deze bruinheid ziet er, nou ja, ook niet per se Mexicaans uit.
Ik kijk naar de livestream die de NASA vierentwintig uur per dag uitzendt vanuit het ISS. Toen ik begon te kijken, zag ik een zwart vlak met flikkerende rode, blauwe en stipjes – waren dit lichtjes, was dit de aarde, nee, er stond ‘North Pacific’? – maar dat moet ruis geweest zijn, want de volgende zonopkomst stond gepland voor over tien minuten, vertelde het dashboardje. En daar lichtte ook dat plastic-hoes-achtige stuk ISS oranjerood op, de eerste zonnestraal kwam kennelijk boven de horizon uit om het ruimtestation te beschijnen. Even later werd het pikzwart diepblauw, toen bespikkeld met wattige wolkenbovenkanten, inktvlekken in negatief.
Dit deed schrijfster Samantha Harvey ook eindeloos, vertelde ze in interviews over haar roman In orbit. De isolatie van de coronapandemie ontvluchtte ze door urenlang naar deze livestream te kijken. Die fascinatie voedde haar roman, waar ze afgelopen najaar ’s werelds invloedrijkste literatuurprijs voor ontving, de Booker Prize. „Schitterend en miraculeus” noemde de jury haar boek, dat een etmaal beschrijft van zes (fictieve) bemanningsleden van het ISS in hun omloopbanen, orbits, om de aarde. Het is het verhaal van hun leven in cirkels, van hun bespiegelingen. In de woorden van juryvoorzitter Edmund de Waal: „Met haar lyrische en scherpzinnige taal maakt Harvey onze wereld vreemd en nieuw voor ons.”
Dampsliert van kruit
Het voelt bijna flauw om te zeggen dat je door In orbit anders naar de aarde gaat kijken. Omdat het zo voor de hand ligt, en omdat je datzelfde ook van de ISS-livestream zou kunnen zeggen.
Maar inderdaad: Harvey vond scherpzinnige woorden om ons de aarde opnieuw te laten zien. ‘Vanaf het ruimtestation is de mensheid een wezen dat alleen ’s nachts naar buiten komt’, noteert ze, want goh, ja, in dat verlichte groen of bruin zie je misschien soms een bergketen, maar geen sporen van menselijke aardbewoning. ‘De mensheid is het licht van steden en de gloeidraden van wegen. Overdag is ze weg. Ze verbergt zich in het volle zicht.’ En ze beschrijft de ontregeling en onthechting die die afstand bij de astronauten teweegbrengt. Ga maar na: in het ISS, dat dagelijks zestien banen om de aarde maakt, ga je dus zestien keer over van nacht in dag, elke anderhalf uur een nieuwe zonsopkomst (en drie kwartier later weer een zonsondergang), kort gezegd: ‘De ruimte scheurt de tijd aan flarden.’
Harvey laat hun ervaring van bovenaardsheid doorklinken in haar taal – In orbit is geweldig geschreven. De gelukkige, hypnotiserende ervaring van hun blik op de planeet, bijvoorbeeld: ‘Soms zouden ze als ze naar de aarde kijken bijna alles wat ze weten terzijde willen schuiven en in plaats daarvan geloven dat deze planeet het middelpunt van alles is. Ze lijkt zo spectaculair, zo waardig en majestueus.’ Of, nog bijzonderder, wat ze zien als ze hun blik de andere kant op richten: ‘De Melkweg is een dampsliert van kruit dat door een satijnen lucht is geschoten.’ Of, iets wat je niet ieder rondje meemaakt, het poollicht (‘torens van licht’) dat bijna niet te beschrijven blijkt: ‘Boven op die torens een brede magentakleurige strook die de sterren doet vervagen, en over de hele aardbol een glinsterend gedruis van stromend, flikkerend, sidderend, buiten zijn oevers tredend licht, en de ruimte wordt in haar hele diepte uitgelicht.’ Of gewoon de ervaring van de herhaling, elke ronde in orbit die weer ongeveer hetzelfde is: ‘Hun loyale, monogame cirkelgang die hun […] ineens trof als iets moois, op een bescheiden manier. Een gevoel van aandacht en dienstbaarheid, een soort eredienst.’
Dat zou sentimenteel kunnen worden, maar zo voelt dat toch niet. Wat is sentimentaliteit? Onverdiende emotie, zou ik zeggen: gevoel dat op oneigenlijke gronden opgewekt wordt. ‘De gedachten die je in orbit krijgt zijn zo hoogdravend en oud’, laat Harvey haar astronauten denken. Ze probeert zo ver mogelijk te blijven van clichés en werkte hard om haar beelden knisperend nieuw te laten aanvoelen, haar metaforen zijn zelfgeschapen producten van zien-voelen-verwoorden. De ontroering en overdondering die ze beschrijft gelóóf je, die emoties worden oprecht zo gevoeld door de personages, Nell, Pietro, Shaun, Chie, Anton en Roman, de zes ISS-bemanningsleden in In orbit.
Overzichtseffect
Zij zijn allemaal bevangen door een bewustzijnsverandering die astronauten vaker ervaren in relatie tot de aarde, het ‘overzichtseffect’, ooit zo genoemd door de Amerikaanse ‘ruimtefilosoof’ Frank White. Dat effect behelsde ‘liefde voor de aarde, een verlangen om onze planeet te beschermen, een ervaring van verbondenheid met alles wat leeft’, las Marjolijn van Heemstra in een vervolgstudie over dat overview effect, zo beschreef ze in haar boek In lichtjaren heeft niemand haast (2021). ‘Vreemd genoeg blijkt het met name de grote fysieke afstand te zijn die zorgt voor het gevoel van emotionele nabijheid tot de aarde’, aldus Van Heemstra. ‘Afstand brengt dus nabijheid.’
Ze las dat het overview effect ook wel ‘transcendent’ genoemd is: ‘Toen de onderzoekers de beschrijvingen van de astronauten vergeleken met die van mensen met mystieke ervaringen ontdekten ze veel overeenkomsten. Astronauten als een kluitje mystici, cirkelend om de planeet, compleet onthecht en toch nabij.’ Anders gezegd: je moet high worden om de aarde te voelen.
Die paradox voel je ook in In orbit. Harveys gevoelvolle beschrijvingen getuigen van liefde en van een grote wil tot betrokkenheid bij de aarde. Tegelijk zit er een overweldiging in die er ook iets afstandelijks aan geeft, iets onaantastbaar ver-wegs. ‘Haar schoonheid weergalmt – haar schoonheid is haar weergalmen, haar klingende zingende lichtheid’, vertaalde Kitty Pouwels gepast lyrisch, al weet je ook weer niet echt wat daar precies staat. In orbit is een hymne waar een zekere onaardse heiligheid vanaf walmt, terwijl juist het doel was nabijheid te creëren, je zou kunnen zeggen: aardsheid.
Dat paradoxale resultaat toont misschien wel precies het menselijk onvermogen als het op identificatie met de aarde aankomt. Wat zei Amitav Ghosh daar ook alweer over? Over ons onvermogen om de door mensen veroorzaakte klimaatverandering een halt toe te roepen – omdat de klimaatcrisis ook een verhaalcrisis is, een ‘crisis van de verbeelding’? De aarde is zo groot, en de klimaatcrisis dus onbevattelijk, dat het menselijke kunstenaars nauwelijks lukt op een écht aansprekende manier te schrijven over klimaatverandering. Pas als het verhaal menselijk wordt, kunnen we ons engageren. Die stelling gaat op voor klimaatverhalen, verhalen over de aarde, maar lijkt me nog algemenere geldigheid hebben: oorlogsdoden en genocide worden pas pijnlijk als het over concrete babylijkjes gaat. Van dat mechanisme kun je ook misbruik maken: succes heeft degene die doet alsof grote, complexe problemen klein en behapbaar te maken zijn, zie het meervoudig vastlopende land dat alle problemen op immigranten afschuift.
Om het literair te houden: niet voor niets zoeken romanschrijvers naar nieuwe perspectieven, als er zo’n mens-overspannend verhaal verteld moet worden. Niet voor niets is dat een zoektocht. De verteller in Mariken Heitmans dit jaar verschenen roman De mierenkaravaan was bijvoorbeeld een moeilijk duidbare, metafysische entiteit die sprak namens de aarde. Dat perspectief temperde dramatische verwikkelingen, schreef criticus Christiaan Weijts in De Groene Amsterdammer, wat uitmondde in een van de meest confronterende en overtuigende inzichten die ik dit jaar in de literaire kritiek las: ‘Misschien bewijst dit dat de roman het uiteindelijk moet hebben van verhalen over onze eigen soort, hoezeer Heitman ook in planten of dieren probeert te kruipen.’
Samantha Harvey probeert ook in van alles te kruipen én ze doet het tegenovergestelde: uitzoomen. Haar roman wisselt in perspectief: soms beschouwt de verteller de aarde als met een gevoelige camera, soms gaat het over de astronauten als een meervoudige ‘zij’, soms zoomt het verhaal in op één van hen en kruipt dan even in een echt menselijk hoofd (en soms stelt die persoon zich dan weer de mensen op aarde voor, of herinneren zich hen), op andere momenten bevangt de gemeenschappelijkheid hen en wordt het een wij-vertelling – ‘wij, de ruimtevaarders’, dat gaandeweg verschuift of moeiteloos te extrapoleren is naar ‘wij, de mensheid’. Maar het zijn vooral de concreet menselijke oplevingen waar de roman het van moet hebben. Als astronaut Pietro fantaseert over een gemakkelijk vloerkleedje om in het ruimtestation op te liggen – liggen in plaats van zweven, stel je voor. Zwaartekracht, dat hebben we nodig. Als het over politiek gaat, is het omdat er toch menselijke sporen te zien zijn in ‘een Mexicaans stuwmeer dat verkleurt onder een invasie van waterhyacinten die teren op ongezuiverd afvalwater’ – of omdat er op het ISS twee wc’s zijn, eentje van de Russen en eentje van de Amerikanen, exclusief voorbehouden aan respectievelijk de Russische kosmonauten en aan de rest. Maar dat de wereldpolitiek ver weg is, blijkt wel uit het feit dat niemand zich daaraan houdt.
Eeuwige omloopbaan
Dat zijn de momenten waarop je niet weg kunt kijken, zoals je bij de (plotloze) beschrijvingen wel kunt, of bij de NASA-livestream waar ik weer een onmetelijke zee voorbij zie schuiven, weer een wolkendek, nu boven de Zuidelijke Atlantische Oceaan. Dan wens je toch dat er meer was dan de eeuwige omloopbaan en die onthechting, was er maar een dramatische verwikkeling, een verhaal. Dat komt er wel, maar toch weer op zeer menselijk niveau: astronaute Chie ontvangt het overlijdensbericht van haar moeder. Ze voelt zich ineens heel erg ver weg, heel erg nietig, zonder de aarde verweesd.
Zelfs in de metaforen moet een verhaal over de aarde het dus hebben van het idee van moederschap dat onze eigen soort erop nahoudt. Moeder Aarde, die ons voortbracht, van wie we afstand moeten nemen en die we uiteindelijk verzorgen en beschermen – geen nieuwe gedachte natuurlijk. ‘Maar er zijn geen nieuwe gedachten. Het zijn alleen maar oude die op nieuwe momenten ontstaan – en in deze momenten ligt de gedachte: zonder die aarde is het met ons allen gedaan’, stond al aan het begin van Harveys roman en op die gedachte komt ze ook uit – al werpt ze in de tussentijd ook de vraag op of we dit onbevattelijke ding wel kúnnen beschermen (iets wat je je aan het eind van de dag ook over je moeder kunt afvragen).
Na zestien rondjes konden we natuurlijk niet anders dan teruggecirkeld zijn naar het begin. Maar in de tussentijd hebben we wel degelijk iets gezien.
WINNAAR BOOKER PRIZE 2024
Een team astronauten verzamelt in een internationaal ruimtestation meteorologische gegevens en voert er wetenschappelijke experimenten uit. Maar meestal observeren ze. Gezamenlijk kijken ze naar de stille blauwe planeet, ze cirkelen eromheen, draaien langs continenten en door de seizoenen, ze zien gletsjers en woestijnen, de toppen van bergen en de deining van oceanen.
Hoewel ze van de wereld afgescheiden zijn, kunnen ze toch niet ontsnappen aan de constante aantrekkingskracht van de aarde. Ze ontvangen het nieuws dat de moeder van een van hen is overleden en daarmee komen de gedachten op over een terugkeer naar huis. Ze kijken toe hoe een tyfoon zich samenpakt boven de mensen van wie ze houden, en zijn vol ontzag en angst. De kwetsbaarheid van het menselijk leven vult hun gesprekken, hun angsten en hun dromen. Zo ver van de aarde hebben ze zich nog nooit zo’n onderdeel ervan gevoeld.
ISBN | 9789403135625 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20241219 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 16 mm |