In de vroege jaren 1930 begint de schilder Gustave van de Woestyne (1881-1947) zijn herinneringen aan zijn pas overleden lievelingsbroer, de dichter Karel van de Woestijne (1878-1929), op papier te zetten. Dat doet hij in een beeldende streektaal, met sprekende details, veel fantasie en een apart gevoel voor humor. Die cocktail verleent een bijzondere charme aan het verhaal. Bij de eerste uitgave in 1979 stal Karel en ik meteen de harten van de lezers. Velen betreurden later dat deze memoires niet meer in de handel verkrijgbaar waren.
Voor het eerst verschijnt het werk nu in een zorgvuldige maar gemoderniseerde weergave van het manuscript. De tekst is voorzien van verhelderende annotaties, een situerende inleiding, een nawoord waarin feit en mythe van elkaar worden gescheiden, een personenregister en een bibliografie. Zo kan het boek zowel liefhebbers als specialisten aanspreken.
Deze nieuwe editie wordt bezorgd door Johan De Smet, Leo Jansen, Peter Theunynck en Hans Vandevoorde.