De tovenaar van Oz
Kinderliteratuur Uit hertalingen van drie klassieke kinderboeken blijkt hoe behoedzaam een vertaler moet zijn om de universele betekenis van het oude verhaal te handhaven.
Fiebelefors. Ja, het staat er echt. Weliswaar wordt het nauwelijks gebruikt, maar het bestaat. Vertaalster Pietha de Voogd gebruikt het in de nieuwe integrale vertaling van De avonturen van Pinokkio, Carlo Collodi’s klassieker uit 1883. Om precies te zijn in hoofdstuk twintig: de lang-geneusde houten marionet heeft dan al, nadat de oude timmerman Geppetto hem het leven heeft ingeblazen, tal van avonturen doorstaan. Hij is ontsnapt aan het vuur van de baas van het poppentheater; hij heeft – bungelend aan een knoestige eikentak – de dood in de ogen gekeken; en hij is vooral belogen en bedrogen door het snode duo Vos en Kat, door wiens toedoen hij onverwijld in het gevang is gesmeten. Als de flierefluitende onnozelaar na vier maanden vrijkomt, begint hoofdstuk twintig. ‘Jullie kunnen je voorstellen’, staat er dan, ‘hoe blij Pinokkio was toen hij weer vrij was. Zonder zich te bedenken, liep hij fiebelefors de stad uit’.
Zeg eerlijk: als je niet vermoedt dat ‘fiebelefors’ zoiets als ‘overhaast’ betekent, is dat dan erg? Weinigen zullen het boek terzijde leggen: de onfortuinlijke Pinokkio die het liefst herenigd wil worden met zijn vadertje Geppetto, maar geen weerstand aan de verlokkingen van het leven kan bieden, is nog altijd onweerstaanbaar.
Bovendien: De Voogds argumenten om zich niet te laten weerhouden ouderwetse taal te gebruiken, zijn volkomen plausibel. Pinokkio ‘is niet alleen een spannend verhaal voor kinderen en volwassenen’, schrijft ze in haar nawoord, ‘maar evenzeer een cultuurgoed en literair werk’. Dus doet ze Collodi’s door Italiaanse linguïsten geprezen rijke (spreek)taal zoveel mogelijk recht: ‘de woordkeus is niet aangepast aan het veronderstelde niveau van kinderen’. Met het bijvoeglijk naamwoord ‘veronderstelde’ geeft De Voogd te kennen dat ze betwijfelt of er überhaupt zoiets als een algemeen geldend kinderniveau is. Terecht natuurlijk. Zoveel verschillende volwassenen, zoveel verschillende kinderen.
Braaf mannetje
Niet iedereen is deze mening toegedaan. Zo zei schrijfster Tiny Fisscher naar aanleiding van haar recent verschenen versie van De kleine Prins in een Trouw-interview, dat ‘hertalingen onmisbaar zijn wanneer je oude literaire meesterwerken wilt behoeden voor de vergetelheid’ en toegankelijk voor kinderen wilt maken.
Helemaal ongelijk heeft ze niet. Antoine de Saint-Exupéry’s filosofische sprookje uit 1943 over een buitenaards prinsje dat een gestrande piloot de wereld met andere ogen leert zien, leest anno 2019 inderdaad wat stroef in de letterlijke vertaling. Daarnaast is de kleine prins een nogal braaf mannetje, zeker vergeleken met Pinokkio wiens levenslust (mede dankzij de uitbundige, cartooneske kleurenillustraties van Sjaak Rood) van de bladzijden afspat.
De kinderlijke naïviteit van het prinsje werkt goed om de door cijfers en logica gestuurde volwassenenwereld te bevragen, maar dat ondubbelzinnige perspectief maakt hem ook nogal saai. Dus het is verdedigbaar dat Fisscher in Het wonderbaarlijke verhaal van de kleine prins vrije interpretatie verkiest boven strikt naar de letter. Maar dat is wat anders dan op de knieën gaan. Fisscher had, zoals De Voogd, meer moeten durven archaïseren en woorden als ‘monarch’ en ‘tersluiks’, die de poëzie van het sprookje passen, moeten handhaven.
Hersens, hart en moed
Hoe een hertaler zich vrijheden kan veroorloven zonder de taal en essentie van het origineel geweld aan te doen, toont de nieuwe bewerking van De tovenaar van Oz door Margaretha van Andel. Weliswaar maakt ze enkele dubieuze keuzes voor een boek uit 1900 – zo schrijft ze dat het door een tornado opgetilde huisje met Doortje (Dorothea) en hondje Toto zo hoog vliegt ‘als de vliegtuigen die soms over de prairie van Kansas vlogen’ – maar haar versie van L. Frank Baums fantasieklassieker heeft, geholpen door de treffend stijlvolle illustraties van Marieke Nelissen, dezelfde strekking en gelaagdheid als het origineel.
De queeste van de door heimwee gedreven Doortje naar de grote tovenaar die haar thuis moet brengen, samen met de vogelverschrikker, de blikken boswachter en de leeuw die respectievelijk hersens, een hart en moed van Oz wensen, is onverminderd dubbelzinnig. Zoals Baum speelt Van Andel met de grens tussen waarheid en illusie, onder het motto, ‘sommige dingen moet je zien om te kunnen geloven, sommige dingen moet je geloven om te kunnen zien’. Dat Oz eigenlijk niet kan toveren, betekent niet dat het viertal hem niet nodig heeft om te beseffen dat datgene wat ze zoeken in henzelf zit. De spelden waarmee Oz het hoofd van de vogelverschrikker voorziet, bevestigen slechts ‘hoe scherp’ hij is.
Juist die meerduidigheid is de kracht van veel klassiekers. De volwassenwording van Pinokkio wordt bijvoorbeeld ook wel gezien als een pleidooi van Collodi voor de volwassenwording – lees: de eenheid – van het eind negentiende eeuw diep verdeelde Italië. En dat Oz indirect zou verwijzen naar de toenmalige verhitte politieke situatie in de VS, is niet ondenkbaar: Oz’ paleis lijkt op het Witte Huis, en Doortje noemt Oz ‘de grote verschrikkelijke beunhaas’ als hij eenmaal ontmaskerd is (hoe actueel!).
Universele waarde
Zo kan iedereen het zijne in deze teksten vinden; tegelijkertijd vermaken ze je ook. Dat geeft ze hun universele waarde. Om die te handhaven, moeten hertalers en vertalers behoedzaam omgaan met de ruimte die de oorspronkelijke schrijver aan de lezer geeft. Van Andel doet dat. De Voogd doet dat als pure vertaler nog beter, knap balancerend tussen het archaïsche ‘fiebelefors’ en eigentijdse ‘opzouten’. Fisscher daarentegen vult helaas soms net wat te veel in, terwijl De Saint-Exupéry juist in de kracht van verbeelding geloofde. Als de slang tegen het prinsje zegt: ‘wie ik aanraak, geef ik terug aan de aarde waaruit hij is ontstaan’, schrijft Fisscher dat het kereltje hem niet snapte, waarna haar uitleg volgt. In het origineel volgt: ‘maar jij bent rein en komt van een ster’. Die duiding zit – toevallig of niet – ook in de tekeningen van Mark Janssen die aantrekkelijk werk heeft gemaakt: kleurrijk en licht surreëel met een Edward Hopper-achtige sfeer die De kleine prins goed past.
ISBN | 9789047711018 |
---|---|
Aantal pagina's | 224 |
Datum van verschijning | 20190930 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 200 mm |
Hoogte | 270 mm |
Dikte | 26 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres