Lucebert
Het is een verhaal als uit een film. Het is 1939. De jonge Bertus Swaanwijk, zoon van een arme reclameschilder uit de Jordaan, heeft artistieke ambities, maar zijn vader wil niets weten van de kunstacademie. Gewerkt moet er worden, in het bedrijf van vader. Dus helpt de 15-jarige een oud gebouw opknappen. Hij ziet de enorme wanden en kan zich niet beheersen en pakt zijn schilderspullen. Een geweldige voorstelling verschijnt op de muur, die wordt opgemerkt door een journalist met connecties in de kunstwereld. Zo opent zich alsnog de poort naar een nieuw leven.
Niet dat het vanaf dat moment allemaal zonder slag of stoot ging, want Bertus Swaanswijk was niet alleen maar een natuurtalent dat uit elkaar barstte van de creativiteit. Hij was ook een onzekere jongen, opgegroeid in een geregeld van samenstelling veranderend gezin in een volkswijk. Hij moest de wereld (en zichzelf) helemaal op eigen houtje leren kennen. De dooltochten van de latere dichter/schilder worden mooi opgeroepen in de biografie Lucebert van veteraan-biograaf (Achterberg, Slauerhoff, Vestdijk) Wim Hazeu.
Zo’n zoekende jongen loopt weleens achter een vlag aan – en Bertus Swaanswijk werd volwassen in een tijd vol verkeerde vlaggen. Eind jaren dertig meende hij enige tijd communist te zijn, in de bezettingsjaren raakte hij steeds meer onder de indruk van het nationaal-socialisme. Samen met zijn vriend Hans Andreus besloot hij zijn diensten aan te bieden bij de SS, maar juist voor hij geregistreerd kon worden, verliet hij het gebouw.
Arbeidseinsatz
Wel meldde hij zich vrijwillig voor de Arbeitseinsatz; zo trok hij in juni 1943 naar Duitsland. Aan een Nederlandse vriendin schreef hij enthousiast dat Adolf Hitler Nederland ‘een schitterende parel in de kroon der Germaanse volken’ had genoemd. De reden was de geringe Joodse invloed, verklaarde de 18-jarige. ‘Eerst wanneer alle Germaanse stammen verenigd zijn zal de Jood geen gelegenheid meer hebben bloed tegen gelijk bloed op te zetten’, schreef hij – en zo nog het een en ander.
De liefde was niet blijvend. Eigenlijk wilde Bertus vooral Hölderlin en Goethe lezen en dat spoorde slecht met de eisen die de nazi’s aan tewerkgestelden plachten te stellen. Hij werd betrapt op lezen tijdens het werk en bestraft met werk in een bunker vol giftige dampen. Ziek en met wat geluk keerde hij na een jaar terug naar Nederland, waar hij zich schuil hield uit vrees terug naar Duitsland gestuurd te worden.
En hij schaamde zich. Niemand vertelde hij wat hij had meegemaakt. Als de oorlog ter sprake kwam, probeerde hij het onderwerp te vermijden. Als dat niet lukte, zei hij dat hij verplicht tewerkgesteld was. Over zijn toenmalige opvattingen zweeg hij in alle talen – een complicerende factor was dat hij na de oorlog in kringen verkeerde waarin nogal wat mensen juist grote en minder grote risico’s hadden genomen om de Duitsers dwars te zitten.
De oorlogsgeschiedenis is de grote ontdekking van Hazeu, die begrip toont voor de jonge leeftijd van de betrokkene, zonder diens keuzes of de antisemitische uithalen in de brieven weg te moffelen. Dat past ook in de stijl van Hazeu, die niet de meest wufte biograaf van Nederland is maar die zijn bronnen over het algemeen goed op een rij heeft en probeert de feiten voor zichzelf te laten spreken.
Dat werkt vooral goed in het eerste deel van het boek, dat het verhaal vertelt van de zoekende jonge dichter die in zichzelf een goudader aanboorde die het aangezicht van de Nederlandse dichtkunst voorgoed zou veranderen.
Maar dolen deed de jonge Lucebert in de eerste jaren na de oorlog. Een vast adres had hij vaak niet: met drie truien over elkaar zwierf hij door de stad, in de ban van het verlangen voor de kunst te leven. Later zou hij wel suggereren dat hij veel op straat had geslapen, maar volgens Hazeu was er meestal wel een bed vrij in huis van de vrienden (Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek) met wie hij de wereld wilde bestormen. Soms bestormde hij tussen de bedrijven door de vrouw van een vriend; het waren vrije tijden.
Al snel bleek de verschijning van Lucebert, een soort oer-bohémien getooid met zwarte cape, een betoverende invloed te hebben op zijn publiek die de impact van zijn gedichten vergrootte. Als er een nieuwe tijd was aangebroken waarin alle oorlogsballast achtergelaten kon worden – dan moest die klinken zoals deze jonge dichter klonk, die elk woord opnieuw leek te willen en kunnen uitvinden: ‘in deze tijd heeft wat men altijd noemde/ schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand’.
Onder de experimentele dichters die vanaf 1948 in Amsterdam samenklitten, was Lucebert al snel de natuurlijke aanvoerder. Ze roerden zich nadrukkelijk rondom de Cobra-tentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1949; Lucebert was zo al geliefd en gehaat voor hij een officiële dichtbundel had gepubliceerd. Uiteindelijk werden de Vijftigers na vijf jaren vol controverses relatief snel in de canon opgenomen – dat is een bekende geschiedenis die ook al vóór deze biografie uitgebreid te boek is gesteld.
Intussen liep het Lucebert nog regelmatig over de schoenen. Hij was straatarm, wist niet goed wat hij met zijn leven aan moest, trok van huis naar huis of reisde plotseling naar Parijs. Hij kreeg een kind met een vrouw met wie hij niet, toen even wel en uiteindelijk niet kon samenleven – dat vroege vaderschap en de rol daarvan in de labiliteit van Lucebert blijft trouwens wat onderbelicht in de biografie. Bovendien was er de vraag waar hij zich nu in de eerste plaats aan moest wijden: poëzie of beeldende kunst.
De grote ommekeer volgde na zijn huwelijk met Tony Koek. Vanaf 1955 vestigden zij zich in Bergen en trok Lucebert zich snel terug uit het hoofdstedelijke dichtersleven. Hij was thuis en werkte, terwijl Tony als een soort oppermanager de voorwaarden voor zijn bestaan schiep. Eindeloos spande ze zich in om het beeldend werk van haar man te verkopen. Want hoewel uiteindelijk de reputatie van Lucebert als dichter het grootst was, bleek zijn beeldende werk veel geschikter om in hun levensonderhoud te voorzien.
Zo kon de kunstenaar jarenlang dagelijks naar zijn atelier gaan om de virtuoze jazz waar hij dagelijks naar luisterde in beelden – en soms ook in woorden – te vangen. Vanaf halverwege de jaren tachtig liet hij zich af en toe weer in dichterskringen zien en werd hij als een held onthaald. Dat was net op tijd. In september 1991 werd Lucebert getroffen door een acute darmkwaal die hij overleefde dankzij een noodoperatie. In de lente van 1994 bleek na een nieuwe operatie dat het lichaam van de grote dichter, zoals alles van waarde, weerloos was geworden. Hij stierf op 10 mei.
Deze meeslepende en onthullende biografie is ook het schokkende verhaal van een allesbepalende oorlog die daaraan voorafging. En het is het verhaal over liefde en geliefden, over avonturen in Amsterdam, Bergen, Berlijn, Frankrijk, Italië en Spanje.
Lucebert is het verhaal van een karakter. Het leven van Lucebert was complex, en dit stelde Wim Hazeu voor vraagstukken die hij als biograaf nog niet eerder had hoeven oplossen.
Bertus Swaanswijk beleefde als vijftienjarige het begin van de Tweede Wereldoorlog. Toen de oorlog afgelopen was heette hij Lucebert en was hij twintig jaar. Er veranderde meer dan alleen de naam.
ISBN | 9789403104706 |
---|---|
Aantal pagina's | 976 |
Datum van verschijning | 20180205 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 151 mm |
Hoogte | 208 mm |
Dikte | 42 mm |