Schemerleven
De ongemakkelijke seksscène is het hoogtepunt van Jaap Robbens roman
Jaap Robben Een oude vrouw wordt overvallen door een gebeurtenis die ze weggestopt had. Dat ondubbelzinnige leed vraagt iets anders van een schrijver dan waar Jaap Robben tot nu toe in uitblonk.
Het goede aan de vorige romans van Jaap Robben (1984), die in meerdere talen zijn vertaald en doordrongen tot de International Booker Prize-longlist, was dat hij verder ging en dichterbij kwam dan comfortabel was. Dat de symbiotische band tussen moeder en zoon in Birk (2014) misschien té hecht was, dat de jonge hoofdpersoon in Zomervacht (2018) wel voor zijn verstandelijk beperkte broertje wílde zorgen maar dat niet kon – Robben schreef daar zo over dat het je keel dichtkneep. En dan nog een stapje verder.
Want inzoomen is Robbens kracht: dan ziet en toont hij mensen heel precies, in al hun tegenstrijdigheden, waardoor ze even tragisch als ontwapenend zijn. Zoals ook in een van de beste scènes in het nieuwe Schemerleven, waarin hoofdpersoon Frieda ontmaagd wordt door haar minnaar, een getrouwde man, op een strandje aan de Waal. Robben stopt niet waar seksscènes doorgaans stoppen, hij beschrijft ál het gevoel, ook het ongemak. ‘Ik had verwacht dat dit vanzelf zou gaan, zoals je glijden niet kunt tegenhouden wanneer je bovenaan een glijbaan gaat zitten.’ Maar ook: ‘Elke uitademing van hem was een geluid tussen bibberen en kermen in.’ En ook, helaas: ‘Plots glipte zijn piemel uit me weg. Otto rolde haastig van me af, alsof hij een kop gloeiendhete thee in handen had die hij ergens kwijt moest.’
Dat is mooi, raak. In Schemerleven staat daar tegenover dat uitzoomen Robben minder goed afgaat – of eigenlijk: het combineren van verschillende verhaallijnen en ambities. Frieda is in het heden van de roman een bejaarde vrouw, wier man net overleden is en wier schoondochter net in verwachting is. Dat alles werpt haar terug in een trauma dat ze tot dan toe heeft genegeerd. Ze zijn er plots, de herinneringen aan haar affaire met Otto, die naargeestig eindigde. Maar er zijn ook levendige scènes, verliefd en tegelijk vol ongemak. De alternerende hoofdstukken, waarin ze oud is, contrasteren daar nogal mee: daar is Frieda eenzijdig bozig en kribbig. Tegen haar zoon is ze louter geïrriteerd – een ruzie tussen hen is zo expliciet en ondubbelzinnig dat je aan amateurtoneel moet denken: ‘Alles draait om jou. Je vraagt nooit hoe het met ons is. Nooit! […] Maar papa is dood. Zomaar… dood. En hij is niet alleen jouw man, maar…’, et cetera. Zo komen de personages niet tot leven.
Robben schaakt op vele borden tegelijk: het verhaal moet ook een historisch beeld schetsen van Nijmegen in de afgelopen eeuw, van de gevolgen van een buitenechtelijke affaire, van sociale uitsluiting, van de heersende houding dat leed weggestopt moest worden – dat is Frieda’s trauma, haar drama.
Die regelrecht vreselijke, onsubtiele toestanden vergen iets anders van een schrijver dan wat Robben tot nu toe liet zien. Vooral in het laatste deel van de roman zet hij alles zwaar aan. De bijfiguren worden stereotypen, formuleringen hellen meer dan eens over naar melodrama, naar kitsch. Zoals over een pasgeboren kind (zich kennelijk van al het wereldleed bewust): ‘De teentjes ingetrokken, gekromd om zich te verzetten tegen de kou, tegen alle kou van de wereld.’ Of hij laat verteller Frieda onkarakteristiek vaag-poëtisch uit de hoek komen (‘Ruw wrijf ik de schuld uit mijn ogen’), en op een ongeloofwaardig moment, namelijk als ze in bijna dickensiaanse gribus is terechtgekomen, een woordgrapje maken: ‘Onbewoonbaar verklaarde panden die onverklaarbaar werden bewoond.’
Vreemd, allemaal. Alsof de schrijver de macht over zijn materiaal is kwijtgeraakt. Alsof hij het (waar gebeurde) drama vooral heel érg vond en daardoor het kleine en dubbelzinnige, waarin hij eerder excelleerde, uit het oog is verloren.
16-09-2022 Thomas de Veen
Wanneer de jonge, vrijgevochten Frieda Tendeloo op een late wintermiddag in 1963 de dichtgevroren Waal op stapt, wacht haar een ontmoeting die ze nooit meer zal vergeten. Tussen de ijsschotsen op de witte rivier ontmoet ze de getrouwde Otto. Ze beleven een liefde die onstuimig begint, maar noodlottig eindigt. Haar leven lang houdt ze haar herinneringen hieraan voor zichzelf.
Tot Frieda op 81-jarige leeftijd plotseling weer alleen is. En het verzwegen verdriet zich onontkoombaar aan haar opdringt. Pas dan durft ze op zoek te gaan naar wat ze is verloren.
“Jaap Robben toont zich in dit verhaal over een 'schemerleven' opnieuw een meester in de korte ingehouden zinnetjes die de sentimentaliteit op afstand houden.” – Trouw
"Robben laat met zijn krachtige hoofdpersoon zijn feministische hart spreken.” – HUMO
“Indringend” – de Volkskrant
“Mooi, raak” – NRC Handelsblad
"Robben weet ontroering op te wekken met zijn verhalen over verschoppelingen.” – De Standaard
“In Schemerleven vertelt Robben het keiharde verhaal van veel vrouwen over een tijd die nog niet zo heel ver achter ons ligt. Het levert een mooie roman op die compassie biedt.” – Dagblad van het Noorden
“Geen zin die niet glanst of geladen is in Jaap Robbens verbluffende roman over levenslang verzwegen leed. […] Wie het indrukwekkende Schemerleven eenmaal gelezen heeft, kan het verhaal onmogelijk nog vergeten. […] Geen woord op de verkeerde plek, geen zin die níet glanst of geladen is, en zeker richting het slot geen alinea die je níet tot in je diepste vezels raakt.” – Het Parool
ISBN | 9789044546194 |
---|---|
Aantal pagina's | 312 |
Datum van verschijning | 20220906 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 146 mm |
Hoogte | 222 mm |
Dikte | 32 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres