Vroeger schreef ik
De laatste vonken van verhalenreus Maarten Biesheuvel
Maarten Biesheuvel Uit deze verhalen spreekt vaak een ‘ik-pak-mijn-leesbril-er-even-bij-gevoel’.
Nadat Maarten Biesheuvel in de zomer van 2020 overleed bleef Sunny Home, de tegen wil en dank zo mediagenieke woning van de Leidse schrijver, leeg achter. Maar helemáál Biesheuvel-vrij was het houten huisje toch niet, want Aart Hoekman, huisvriend van de schrijver en uitgever, trof er nog een stapel ongepubliceerde verhalen aan. Vijfentwintig stuks, zo meldden de kranten aanvankelijk; het nu door Hoekman uitgegeven Vroeger schreef ik bevat er zelfs nog een paar meer. Daarnaast zijn er 23 verhalen in het boek opgenomen die door de jaren heen in verschillende media werden gepubliceerd, maar die nog niet eerder in boekvorm verschenen.
Doet de publicatie Biesheuvel, die door klassiekers als In de bovenkooi en Reis door mijn kamer gezien kan worden als een verhalenreus, eer aan? Dat ligt er maar aan hoe je er naar kijkt. Zoiets als het al in 1962 in de zogeheten Catena Almanak afgedrukte verhaal ‘Goede reis, Johannes!’ mag dan naar alle waarschijnlijkheid niet in toekomstige nationale bloemlezingen worden opgenomen, je hebt wél meteen in de gaten dat het van Biesheuvel is. Door het onderwerp van een scheepgaand ketelbinkie, maar ook door de keuze om doodleuk, in de vorm van een lijstje, alles op te sommen wat de vader voor zijn afscheidnemende zoon in een reiskoffer stopte. De lijst heeft geen echte verhaalfunctie (een pistool staat er bijvoorbeeld niet tussen), behalve de benadrukking van dat wat slome, wacht-ik-pak-mijn-leesbril-er-even-bij-gevoel dat uit zoveel van Biesheuvels werk sprak en dat er vermoedelijk voor zorgde dat zoveel lijzige underdog-lezers zich er zo in thuis voelden. In medias res als het ideale startpunt voor een kort verhaal? In medias beslommeringen, zult u bedoelen.
Mannetjeshonden
Wat je hebt, wat je bezit, wat je kunt: je kunt er eigenlijk niks mee in de wereld. Je las, je houdt van muziek, je houdt er messcherpe jeugdherinneringen op na die je met graagte uitserveert, maar men legt de fabrieken er niet voor stil en ook de grote mammoettankers wijken er niet door van hun koers, je invloed op het verloop van de geschiedenis is nihil.
Dat gevoel van er niet toe doen, daar soms tandenknarsend wanhopig over zijn en het graag veranderd zien, dat Biesheuvelse sentiment is ook in deze verhalen volop aanwezig. Vaak autobiografisch – voor zover je dat met zekerheid kunt stellen over verhalen waarin de naam ‘Eva’ in totaal liefst 110 maal voorkomt – en soms in verhullender vorm, zoals bij twee bevriende heren die het helemaal gehad hebben met hun voortkabbelende levens en ook wel eens in de lampen willen hangen. Thematiek zo oud als de weg naar Rome en hier bovendien ook wat braafjes uitgewerkt door Biesheuvel, maar toch nog goed verteerbaar door de geestige opsomming van zinnen die de heren en hun vrouwen avond na avond tegenover elkaar uitspraken en waar ze zich nu van wensen te distantiëren: ‘Gronings is een dialect maar Fries is een taal.’ ‘Vroeger waren er geen auto’s maar er was veel meer sterfte onder jonge mensen, de straffen waren wreed.’ ‘Waarom staan mannetjeshonden bij het plassen altijd in twijfel of ze hun linker- of hun rechterpoot zullen optillen?’
De heren kunnen het blijkbaar niet láten om weer over dialecten, jeugddelinquenten en urinerende huisdieren te beginnen. Een slechtere schrijver zou melding maken van terugkerende praatjes over het weer, de kinderen of het immigratiebeleid.
Wim Kan
Maar er zit toch ook echt veel gedateerds tussen. De verhalen mogen dan ‘gevonden’ zijn, wat klinkt alsof men ze achter een verborgen luik in een Egyptische piramide aantrof, je kunt net zo goed een videoband met een conference van Wim Kan terugvinden; iets waarvan je ook kunt afvragen of je er nog iemand een plezier mee doet. Humor die soms wat sleets overkomt, maar vooral de demonstratie van een bepaald sentiment waar je je naar verloop van tijd wat aan gaat ergeren. Misschien heeft het te maken met de veelvoud van verhalen, dat je het binnen zo’n boek van 250 pagina’s tientallen keren opnieuw op je bord krijgt, maar Biesheuvel stuurt in zijn werk onmiskenbaar op het meelijwekkende aan. Zijn veelvuldige gebruik van verkleinwoordjes, dat zelfbeklag, die afhankelijkheid, die overhumane – veelal aan het eind van een verhaal geplaatste – uitroeptekens (er staan er in totaal bijna 300 in deze bundel): het krijgt naar verloop van tijd iets van een formule. Goed, het lijden der mensheid mag dan tot in de verre toekomst een onuitputtelijke bron blijven voor de kunst, in Vroeger schreef ik krijgt het iets triviaals, alsof Biesheuvel de materie ironisch genoeg niet helemaal serieus neemt. Ik moest daarbij denken aan een interview waarin de al zeer oude Gerard Reve graag met de poes op schoot in beeld wil (bij gebrek aan een klein hondje met een pootje in het gips) omdat hij op die manier het sympathiekst over zal komen bij de mensen: zo’n houding, dat iemand daar in een tekst op uit is, dat doorzien lezers.
Laat het niet te oneerbiedig overkomen, maar lees deze bundel vooral voor de vonken, voor de soms razendsnelle of kwajongensachtige grepen of boude beweringen om óf een verhaal op de rails te krijgen, óf om er een wending aan te geven. Uit irritatie over de traagheid van het medium vertelling, lijkt het soms wel. ‘Jozef was loodgieter en op een zekere dag stond hij in zijn blauwe overal midden in een weiland na te denken omdat hij niet meer wist of hij links of rechts moest gaan naar zijn werk. Loodgieters weten nooit precies waar ze moeten werken. Het ene moment moeten zij hier een toilet repareren en een ogenblik daarop mijlen verder een gasleiding aanleggen.’ Kijk, dat is een toon die bij deze eeuw hoort, en niet bij de negentiende.
19-02-2021 Sebastiaan Kort
ISBN | 9789492754356 |
---|---|
Aantal pagina's | 232 |
Datum van verschijning | 20210301 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 229 mm |
Dikte | 28 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres