Woede en vergeving
De wereld is woedend. Engelse arbeiders in het achtergestelde noorden zetten het Europa betaald. Wilders is zo woest op Marokkanen dat de Nederlandse verontwaardiging over het neerhalen van de MH17 daar bleek bij afsteekt. Trump…
In dit klimaat is een bezonnen analyse van woede bittere noodzaak. De Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum (1947) verschaft die in haar onlangs gepubliceerde Anger and Forgiveness, waarvan nu een vertaling is verschenen, Woede en vergeving. Het boek is geschreven volgens het procedé dat we kennen uit haar eerdere werk. Uitgaande van een passage in een roman, bespreekt ze een filosofisch standpunt, dat zij vervolgens toepast op het dagelijks leven. Ze aarzelt niet om concrete aanwijzingen te geven voor hoe het moet.
In dit boek is de inspiratiebron het toneelstuk ‘Eumeniden’, het laatste deel van de Oresteia (458 v. Chr.) van Aeschylos. De Furiën, de wraakgodinnen, eisen de dood van Orestes als vergelding voor de moord op zijn moeder Clytemnestra, die op haar beurt Orestes’ vader Agamemnon had vermoord. Pallas Athena, die als rechter optreedt, beslist tot vrijspraak. Ter compensatie worden de Furiën door Pallas Athena verheven tot goden die vereerd moeten worden. Hierdoor veranderen ze van bloeddorstige wraakgodinnen in Welwillenden (Eumeniden) die nog steeds ontzag inboezemen, maar de eeuwige cyclus van wraak vergelden met wraak is doorbroken.
Mandela
In het cruciale, tweede hoofdstuk van Woede en vergeving werkt Nussbaum dit thema uit. Woede, zo betoogt ze, is een cognitieve emotie die opgeroepen wordt door een laakbare handeling. Woede eist vergelding. Dit kan op twee manieren, die beide volgens Nussbaum verwerpelijk zijn. Ofwel de vergelding heeft tot doel de oude situatie te herstellen, maar dat is onmogelijk en dus irrationeel. Ofwel de vergelding is erop gericht het slachtoffer te vernederen en zodoende dus immoreel.
Nussbaum pleit in de geest van Pallas Athena voor een derde manier van omgaan met woede. Bij goed gefundeerde woede, die feitelijk terecht is, moeten slachtoffer en dader dat onder ogen zien en stappen zetten om samen verder te gaan. Zij noemt dat ‘transitie woede’.
Haar analyse van ‘vergeving’ sluit hierop aan. In de joods-christelijke traditie overheerst de ‘transactionele’ vergeving. In ruil voor vergeving moet de dader boete doen. Nussbaum wijst dit af, omdat zo’n vergeving een gesublimeerde vorm van wraak is, en slachtoffer noch dader zo niet gaan samenwerken. Zij pleit daarom voor onvoorwaardelijke liefde en ruimhartigheid, omdat: ‘Het alleen maar liefde [is], die woede tot zwijgen brengt.’
In de resterende hoofdstukken wordt deze opvatting van woede toegepast op respectievelijk intieme, persoonlijke relaties, het midden-domein van oppervlakkige sociale contacten, en op het politieke domein. Gandhi, Martin Luther King en Mandela koestert zij als grote voorbeelden van politieke leiders die terecht woedend waren, zonder om vergelding te vragen. Het instellen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika is precies wat Nussbaum bedoelt met ‘transitiewoede’. Zie de feiten onder ogen die de woede funderen en ga nu verder met samenleven.
Het fundamentele probleem met dit boek is de rechtvaardiging van de standpunten. Nussbaum illustreert haar opvattingen dikwijls met passages uit de literatuur, alsof romans gelezen moeten worden als reisgidsen voor het leven. Dit is een discutabele literatuuropvatting die tot truttige interpretaties leidt. Fictieve verhalen kunnen natuurlijk nooit dienen als bewijzen voor empirische uitspraken.
Immoreel
Dit roept de vraag op hoe Nussbaum zich verhoudt tot de empirie, om te beginnen de historische werkelijkheid. Woede acht zij altijd en overal immoreel en contraproductief, maar is dat zo? Zou de val van de Muur mogelijk zijn geweest zonder woede die om vergelding vroeg? Zouden slachtoffers en daders van de Holocaust nuchter onder ogen moeten zien wat de feiten zijn om vervolgens samen een maatschappij te restaureren? En omgekeerd: zijn het ontbreken van woede bij de beschermers van Srebrenica en het achterwege blijven van smeekbeden om vergeving niet juist dat wat nabestaanden zo woedend maakt, en de rest van Nederland plaatsvervangende schaamte bezorgt?
Zonder de achterliggende dreiging van opstand zouden de optredens van Gandhi, King en Mandela toch gezien worden als slappe hap in plaats van als heldendaden? Bovendien: wie bepaalt in een maatschappij wat gerechtvaardigde woede is? En wat moeten we doen met ongerechtvaardigde woede die wrede vergelding eist?
Ook voor de invloed van cultuur op de manifestatie van emoties heeft ze weinig tot geen oog. Tussen de regels door is duidelijk dat ze de Amerikaanse samenleving voor ogen heeft. Maar zelfs binnen die cultuur zijn er individuele verschillen: waar de één woedend wordt, haalt de ander zijn schouders op. Het is onduidelijk hoe Nussbaum dit zou kunnen verklaren.
De afgelopen decennia was er een hausse aan onderzoek op het gebied van de morele psychologie en de neurobiologische verankering van emoties. Nussbaum negeert die volledig. In weerwil van dit onderzoek beschouwt ze ‘anger’ als een gedachte die rationeel gecorrigeerd kan worden. Maar woede is een drift die mensen overvalt. Dit niet-cognitieve begrip van ‘woede’ noemt zij één keer om het zonder argumenten af te wijzen. Het is simpelweg ‘onze visie’ niet.
Daarmee onthult ze wat de status van dit boek is. Het is een lange preek die met de werkelijkheid van wetenschap en politiek niets uitstaande heeft.
ISBN | 9789026329470 |
---|---|
Aantal pagina's | 400 |
Datum van verschijning | 20161117 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 149 mm |
Hoogte | 230 mm |
Dikte | 30 mm |