De beesten
Het vertelplezier spat er meteen af in De beesten, de debuutroman van Gijs Wilbrink (1984). ‘Ik wil niet veel zeggen’, luidt het beginnetje van de beginzin, die dan meerdere regels doorloopt – in een relaas van bijna 400 bladzijden lang. Zo grijnst de tekst je al meteen toe, en begint dan ook goedmoedig te ronken: er wordt een scène geschetst van een winternacht waarin twee ongure ooms met hun neefje door een onbarmhartig woud trekken, in hun ‘gammele stink-Volvo’ met een ‘noodgang over de bevroren bospaden’ en met ‘een goed kloothumeur’.
Taal die met z’n spierballen rolt – maar niet goedkoop (zoals bijvoorbeeld in de nieuwe Leon de Winter, die op zijn eerste bladzijde tettert dat er in zijn contreien ‘24/7 een kogel door je kop [kan] knallen’). Hier duikt ook meteen iets eigenzinnigs op, in het tussendoorzinnetje ‘de beesten waren briggelig vannacht’ – vreemd woord, briggelig. En geen toeval, blijkt als er anderhalve pagina later ook een ‘patjakker’ opduikt. Die patjakker, overigens ‘met lang sliertig haar dat van achter op een vliegengordijn leek’, hoort tot de familie Keller (waarover de verteller dan nog iets wil opmerken tussen haakjes, en dan wel gedurende zeven regels (en ook nog met haakjes binnen de haakjes)). Wie die verteller is, is nog onduidelijk – wel duidelijk is dat dit behalve een guitige en gretige ook een gewiekste verteller is. Eentje die je in het snotje moet houden.
Motocrosskampioen
Vertelplezier én vertelvernuft dus, in deze verrassend voldragen en daarmee nogal daverende debuutroman. Die dat hoge niveau bovendien tot het einde toe volhoudt. Het is een roman om ongecompliceerd enthousiast over te zijn, en die je dus ook zo in de schoen kunt schuiven van iemand die blij wordt van iets als Bonita Avenue of Joe Speedboot, titels die De beesten vast niet toevallig in herinnering roept. Want Wilbrink weet, net als Buwalda en Wieringa, heel goed op welke knoppen hij moet drukken om het juiste effect te bereiken, en hij doet dat met alle mogelijke schwung. En ook om inhoudelijke, wellicht banalere redenen: je voelt ook hier de loerende blikken van het Oost-Nederlandse, rurale dorpsleven priemen, ook hier draait het om de heldenverering van een excentrieke dorpsjongen (die hier geen armworstelaar maar motocrosskampioen wordt) en, zoals dat gaat, liggen er in de door familiebanden verknoopte gemeenschappen nog heel wat niet-vereffende rekeningen open.
Isa is de hoofdpersoon, van een van de twee verhaallijnen – de lijn die zich afspeelt rond de jaarwisseling van 1996 (overigens niet de lijn van de gewiekste verteller). Zij, altijd een buitenbeentje geweest, studeert, vluchtte naar de stad ‘om te worden wie ze al die jaren al had moeten zijn, zonder teruggefloten te worden door een achternaam die verried dat je vader een mislukking was, je oom een dierenbeul, je grootvader crimineel’. En nu is ze terug – na een oudejaarsavond die enigszins ontspoorde door drank en wiet en de aanranding door een type dat ze dacht te zijn ontvlucht (‘Deze avond heeft geen nachtlampje’: ik laat maar even zien waarom Wilbrinks uitweidingen, hoewel talrijk, toch welkom zijn) – in haar oude dorp. Waar haar invalide vader – die, blijkt uit de andere verhaallijn, een glorieus verleden als motorheld had – plots vermist is.
Welbeschouwd is De beesten een western, en dan van de grimmige soort: aan deze randregio vol outlaws hoeft weinig meer geïdealiseerd te worden. Isa is daarin de beminnelijke maar niet kreukvrije lone ranger, de verdwijning van haar vader is de queeste die zij uit te dokteren heeft, evenals diens voor haar verzwegen verleden, dat roemrucht blijkt te zijn, maar ook reden voor wrok. En het decor, het dorp, is een wild oosten, dat tot leven komt in terzijdes als: ‘vanaf het moment dat Alwies Brokkink zich verslikte in die bal gehakt zou het café net zo dood zijn als zijn dode zware blauwpaarse lichaam dat door vijf man de tent uit gedragen moest worden’.
In de andere, afwisselende verhaallijn wordt die voorgeschiedenis verteld, die aanvankelijk nog uit een soort gezamenlijk wij-perspectief verteld lijkt te worden, een magisch-realistische dorpsstem, denk je even, maar er zit iets anders achter. Deze verteller blijkt zelf een cruciale rol in de plot te vervullen.
Verbitterde verteller
Moet daar nog meer over gezegd worden, over de plot? Om eerlijk te zijn: die is onderhoudend en overtuigend, maar ook weer niet wereldschokkend. Er is een wreed familiegeheim zoals je dat in een vertelling als deze hoopt aan te treffen, er zijn een paar mooie plottwists, want er is een verbitterde verteller die betoogt dat ‘tegen de halsstarrigheid van onze dierbaren […] niemand opgewassen [is]. Voor elkaar door het vuur gaan bestaat niet, niet als dat betekent dat je in gevecht moet met diegene die je probeert te beschermen. We zijn verdoemd tot de eeuwige lieve vrede.’ Dan heeft die verteller wel, zo hoop je als lezer, buiten de Werdegang van onze heldin Isa gerekend. Als zij tenminste eens van de jointjes kan afblijven, en als ze zich realiseert ‘dat je kunt vluchten wat je wil, maar dat je hoe dan ook verdwaalt als je bang bent om achterom te kijken’, én als dat grote geweer uit het eerste hoofdstuk de klassieke verhaalwetten gehoorzaamt en nog een keer zal afgaan.
Gijs Wilbrink heeft geweldig zijn best gedaan, en met heerlijk resultaat – je moet hem dat nageven, en je zou het hem ook kunnen verwijten, als zijn stiel je smaak niet is. De beesten is een good read, een roman die je verwachtingen inlost, door niets aan de verbeelding over te laten, door geen raadsels onopgehelderd te laten. Wát de roman vertelt, bepaalt niet de literaire kwaliteit – want er staat wat er staat. Als de dorpscross wordt beschreven, wordt de dorpscross beschreven, niet meer, en ook zeker niet minder, want in geuren en kleuren, ‘zoals ze waren, vlijmend en penetrant […] Alleen van de gehaktballenkraam van Harrie Garink kwam een drassige damp die alle scherpte in haar directe nabijheid bedekte met de behaaglijke wollige lucht van kokende jus, en Harrie deed die dag dan ook geweldige zaken.’ Ja, hóé Wilbrink vertelt, beklijft.
Correctie (8 december 2022): Eerder sprak de kop van dit artikel van een ‘Hollands’ dorp, wat topografisch niet geheel correct is, en dus hierboven aangepast.
Zo begint De beesten, het romandebuut van Gijs Wilbrink. Het speelt zich af in de Achterhoek, te midden van motoren, stropers, nertsenfokkerijen en handeltjes die het daglicht niet kunnen verdragen. In dit mystieke grensland vol geheimen groeit Tom Keller op, jongste telg van de beruchtste familie van de streek, en gezegend met een van God gegeven talent voor de motocross. Als hij jaren later plotseling verdwijnt, komt zijn opstandige dochter terug naar haar geboortegrond om hem te zoeken, met een dramatische familiereünie tot gevolg.
ISBN | 9789400408203 |
---|---|
Aantal pagina's | 304 |
Datum van verschijning | 20221101 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 138 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 34 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres