De dochter van Crusoe
Nog verslavender dan haar Old Filth-trilogie, dat is De dochter van Crusoe van Jane Gardam. ‘Van al mijn boeken is De dochter van Crusoe verreweg mijn favoriet’, zei Gardam zelf in een interview. De roman uit 1985, nu in het Nederlands vertaald, schijnt deels geënt te zijn op de jeugd van haar moeder. Het is zo’n boek dat je zelfs meeneemt op heel korte treinritjes of even naar de wc: niet weg te leggen.
‘Ik ben Polly Flint’, luidt de eerste zin. ‘Ik kwam in het gele huis wonen toen ik zes jaar was.’ Het is 1904. Polly heeft geen moeder meer, die stierf vlak voor haar eerste verjaardag. Haar vader is op de grote vaart. Ze is tot dan toe ondergebracht bij duistere, vunzige pleegmoeders langs de kust: ‘Ik leerde dat je niet in het vuur moest vallen en hoe je de sloten op de provisiekast open kreeg om aan eten te komen.’
En nu kan ze dan terecht bij haar tantes, een sombere en een vrolijke, aan de kust ten noordoosten van Wales. Daar zijn licht en ruimte ineens ‘immens’, in de belevenis van het kleine meisje. Aan de ene kant van het huis brult de zee, aan de andere zompt het moeras. In huis bivakkeren naast de tantes nog twee nurkse vrouwen – een soort gezelschapsdame en een dienstmeid. Nog geen maand nadat Polly er aanspoelt, sterft ook haar vader. ‘Ik leek in het gele huis te zijn geboren, er kant-en-klaar te zijn afgeleverd zonder de schaamte en rommeligheid van conceptie of geboorte.’
De dochter van Crusoe gaat voor een groot deel over vrouwen en de hun toegestane rollen. Dit niet nadrukkelijk, maar terloops, al is Polly wel bewust bezig met ‘wat vrouwen niet behoren te doen’ (en wat wel). De roman vangt hoe het was een vrouw te zijn aan het begin van de twintigste eeuw, wat een huwelijk – of juist geen huwelijk – in die tijd betekende. De afhankelijkheid van mannen, de onwetendheid over zichzelf, het eigen lichaam. Polly schrikt zich dood als ze voor het eerst ongesteld wordt, de uitleg hierover wordt overgelaten aan de dienstmeid. Zo hoort ze later ook over de overgang.
Gevallen meisje
Verkend wordt daarnaast vooral hoe het is religieus te zijn. Het christendom maakt mensen in dit boek onaards onvriendelijk tegen elkaar – je kunt een gevallen meisje nu eenmaal niet toestaan, bijvoorbeeld, om haar kind bij zich te houden – maar zorgt tegelijkertijd voor compassie, in een vreemde, waarachtige mix. Gardam toont alle kanten van de medaille.
We volgen Polly van bloei tot verleppen. Al jong plaatst zij, nota bene de kleindochter van een aartsdiaken, vraagtekens bij het geloof. Ze weigert het Vormsel, maar ze blijft vasthouden aan de christelijke waarheid. Ze vindt op latere leeftijd ook weer troost in de kerk. Terloops en geraffineerd schrijft Gardam hierbij bijvoorbeeld ook over het sluimerend antisemitisme in de samenleving van die tijd. Niet op een veroordelende manier, maar over hoe het echt was, te denken dat Joden ‘een beetje anders’ waren dan andere mensen. Gardam toont veel, en oordeelt niet.
Er is niets programmatisch aan De dochter van Crusoe: Gardam wil de lezer geen les leren of moraal meegeven, ze vangt de tijdgeest. Het boek is ‘overkoepelende’ literatuur: het brengt tussen zijn twee kaften een hele wereld over. Het sleept je op alle mogelijke manieren mee, houdt je bezig en intrigeert: zo bezorgt het een intense leessensatie, zoals je je enkel herinnert uit je kindertijd.
Elke zin is raak, elk beeld, elk woord. Razend knap vangt Gardam de mijmeringen, acties en associaties van haar hoofdpersoon en de mensen om haar heen. Iemand ziet er bijvoorbeeld ‘fretachtig’ uit, met gladde rode lippen en natte ogen. Brood staat ‘rubberig wit’ te rijzen. Een van de tantes wordt gekarakteriseerd door keer op keer tersluiks te noemen hoe ze te bed gaat met het doosje zilveren theelepeltjes. Ook het landschap komt geurend en wel tot leven: ‘Het was buiten heerlijk na het onweer, het gras stond langs de oever in glanzende pollen met veerkrachtige zaadpluimen en alle paardenbloemen en spirea zagen eruit alsof ze schoongeboend waren en de beekjes stroomden snel.’
Soepel wisselt Gardam dialogen en beschrijvingen af, met een meer dan handig gebruik van stijlfiguren. Natuurlijk vult de lezer het nodige in en aan; Gardam weet precies hoe ze dat sturen moet. En dan alludeert De dochter van Crusoe ook nog eens voortdurend behendig en speels op andere literatuur, en vooral op het lievelingsboek van Polly Flint: Robinson Crusoe. Het ene boek lokt het andere uit. Gardam toont dit op superieure wijze, waardoor je alleen nog maar meer wilt gaan lezen.
ISBN | 9789059368187 |
---|---|
Aantal pagina's | 352 |
Datum van verschijning | 20181018 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 137 mm |
Hoogte | 209 mm |
Dikte | 33 mm |