De jaren
Vorig jaar vertelde Annie Ernaux, in een interview op de Franse radio, hoe blij en verbaasd ze was over de wereldwijde #metoo-beweging. Ze had in haar leven alle feministische golven meegemaakt, en dacht dat ze de échte revolutie van de vrouw, met blijvend resultaat, niet meer zou beleven. Voor de beroemde Françaises die de ophef over het mannelijk gedrag allemaal nogal overdreven vonden, had ze geen enkel begrip: dat zijn geprivilegieerde vrouwen, zei ze, ze hebben geen idee van de werkelijkheid, van hoe het er op de werkvloer of in de metro aan toegaat.
Annie Ernaux (1940) weet dat als geen ander. Als meisje hoort ze in de keuken annex kruidenierswinkel van haar ouders alle roddels over het arbeidersbestaan. In de woonkamer, tevens café, ziet ze hoe mannen dronken worden. Op het lyceum wordt ze door meisjes uit de ‘betere kringen’ met de nek aangekeken: ze behoort niet tot de juiste klasse. Bij haar thuis is er geen koelkast, geen badkamer, de wc is op de binnenplaats en – een gotspe! – ze is nog nooit in Parijs geweest. Oppert ze thuis om eens ergens naartoe te gaan, zoals de andere meisjes van haar klas, dan antwoorden haar ouders: ‘Waar wil je dan naartoe, heb je het soms niet naar je zin waar je bent?’
Van die worsteling, van dat klassenverschil, getuigt Ernaux vanaf haar eerste boek. ‘Venger ma race’ was lang haar motto en dat revancheren gold niet haar vrouwzijn, maar haar sociale klasse en de cultuur die daarbij hoort. Haar debuutroman Les armoires vides (Lege kasten, 1974) gaat over een jonge vrouw die een abortus ondergaat. Alleen. De man van wie ze zwanger is, een student uit de betere klassen, is naar de VS vertrokken.
Ernaux is een van de eerste Franse schrijfsters die de stilte rond dit taboe-onderwerp doorbreekt. Daarna volgen romans over een allesverterende passie (Passion simple, Alleen maar hartstocht), over de dag waarop haar vader haar moeder dreigt te vermoorden (La honte, De schaamte), over het leven en de aftakeling van haar moeder (Une femme, Een vrouw) en de worsteling van haar vader om financieel het hoofd boven water te houden (La place, Prix Renaudot 1984).
Schaamte
Ook in haar daaropvolgende boeken neemt Ernaux geen blad voor de mond. Ze put uit haar herinnering, niet uit haar verbeelding. Schaamte over haar ouders, hun taalgebruik, hun kleding, schaamte over haar eigen anderszijn, seksualiteit, de vlucht in een huwelijk.
Het ongemak en de woede die daaruit voortkomen zijn thema’s van de ‘transfuge de classe’ die ze geworden is: door haar schrijverschap heeft ze zich ontworsteld aan haar oorspronkelijke sociale klasse. Net als Prix Goncourtwinnaar Nicolas Mathieu en cultauteur Édouard Louis – bewonderaars van Ernaux – vertegenwoordigt ze dat deel van de Franse bevolking dat zich niet gehoord voelt.
In de loop der jaren ontwikkelt Annie Ernaux een eigen herkenbare, sobere stijl. Een eigen genre zelfs, dat culmineert in haar nu magnifiek vertaalde magnum opus De jaren (Les années) uit 2008. Hierin kruist ze het persoonlijke met het sociologisch-historische, het intieme met het collectieve. In deze ‘onpersoonlijke autobiografie’ neemt ze haar eigen ervaringen als startpunt, tegen de achtergrond van de tijd. Ieders leven wordt doorkruist door de geschiedenis, gevormd door sociale wetten, en daaraan kun je als auteur niet voorbijgaan, meent ze. Het maakt haar stijl licht afstandelijk, observerend, constaterend ook. En tegelijkertijd herkenbaar en bij vlagen ontroerend.
In De jaren beschrijft Ernaux het leven van een halve eeuw, grofweg van de bevrijding in 1945 tot 2007. Niet haar leven, maar het leven, dat van het collectief. ‘Alle beelden zullen verdwijnen’, begint ze. En juist daarom schrijft ze dit boek – het is in zekere zin haar versie van Op zoek naar de verloren tijd. Voorkómen wil ze dat al die beelden genadeloos en betekenisloos in de vergetelheid verdwijnen. En dus beschrijft ze voorwerpen, gebeurtenissen, gevoelens en ervaringen in een stroom van observaties – met veel details. ‘In het geheugen vindt de koppeling plaats tussen de doden en de levenden’, schrijft ze, ‘tussen droom en geschiedenis’. Ooit zullen we ‘in gesprekken rond een feesttafel’, alleen nog een ‘steeds gezichtlozer voornaam’ zijn, totdat we verdwijnen in ‘de anonieme massa van een verre generatie’.
Stoppen met eten
Zo zal het onherroepelijk gaan. Maar Ernaux verzet zich. Ze put uit haar dagboeken, uit haar geheugen, pluist kranten en tijdschriften na. Met de beschrijving van een vijftiental foto’s brengt ze er een persoonlijk element in. Op de foto’s staat ze zelf, zonder dat ze dat met zoveel woorden meldt. Een traditionele babyfoto; een foto van twee meisjes op ballerina’s met een werkschort voor, uit 1955, de ene draagt het haar in een permanent dat speciaal voor de communie is gezet. Een groepsfoto van haar filosofieklas uit 1958. Wie erop staan, weet ze niet meer. Maar wat ze nog wel weet is dat ze een paar weken later zou stoppen met eten. Een foto uit 1980 met man en zonen, ‘de hangende schouders en de vormeloze jurk wijzen erop dat ze vermoeid is en onverschillig voor het verlangen te behagen’.
Zo observeert Ernaux, documenteert ze, vertelt ze hoe streng de winter was, hoe er over politici werd gesproken, wat er gezongen werd, hoe er feest werd gevierd.
Ze schetst een portret van de wereld waarin ze kind was, middelbare scholier, student. Steeds roept ze een verloren en voorbije tijd op. Over de jaren vijftig: het geloof was ‘het officiële kader van het leven’, het gaf ‘structuur aan de tijd’. Mensen werden beoordeeld op hun ‘werklust, inzet, doorzettingsvermogen’. Iedereen verplaatste zich ‘te voet of op de fiets in een gestage beweging’. De fiets was ‘de maat voor de snelheid van het leven’, verder was het stil. Seksualiteit was taboe en tegelijkertijd was het overal: ‘alle maatschappelijke achterdocht richtte zich op seks’. Meisjes waren ‘fatsoenlijk’ of ‘onfatsoenlijk’. Dat bepaalde hun ‘waarde op de huwelijksmarkt’.
Ernaux beschrijft hoe in 1968 alles begint te schuiven, ze ‘ontwaakt uit de echtelijke verdoving’, herinnert zich de poster met de tekst: ‘Een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets’. ‘Een typisch vrouwengevoel, het gevoel van natuurlijke inferioriteit, was aan het verdwijnen’, noteert ze.
Met De jaren bereikt Annie Ernaux een groot publiek en verwierf ze internationale faam. Ligt het aan de panoramische blik die het specifiek Franse ver overstijgt?
Als lezer heb je je eigen associaties, vul je je eigen beelden aan, roep je je eigen ‘verloren tijd’ op. Je denkt aan de reclames uit je eigen kindertijd, aan de manier waarop je eigen moeder bepaalde dingen zei, aan je eigen studietijd. Je trekt de lijnen door.
Hebzucht
In de voetsporen van Les choses (1965) van Georges Perec, de roman die de consumptiemaatschappij aankondigde, laat Ernaux zien hoe de mensen in de loop van de decennia steeds ‘dingen’ kochten om ‘beter te leven’. Ze wilden ‘in plaats van het kolenfornuis een gasfornuis’, in plaats van ‘de met wasdoek overdekte houten tafel een formicatafel’ en vooral wilden ze ‘het begerenswaardigste en ook duurste voorwerp’, ‘de auto, synoniem van vrijheid’.
De ‘vrijetijdssamenleving’ werd uitgeroepen. Niemand vroeg zich af of het nuttig was, ‘ze hadden domweg zin om ze te hebben’. Daarna konden we ‘de tijd van de dingen niet meer bijhouden’ en ontstond er overdaad. Een overvloed aan ‘alles, van alle soorten informatie en ‘expertise’. Ook die lijn kun je moeiteloos doortrekken.
Twintig jaar worstelde Ernaux met haar wens ‘zoiets als een vrouwelijke lotsbestemming’ te schrijven, vergelijkbaar met Une vie van Maupassant, een ‘totale roman’. Toen er bij haar borstkanker werd geconstateerd werd het urgent, de tijd begon te dringen. Maar hoe ‘ordening aan te brengen in die verzamelde herinneringen aan gebeurtenissen en nieuwsfeiten, aan de duizenden dagen die haar voeren tot de huidige dag’?
Ze kiest. Het moet chronologisch. Feitelijk. Becommentariërend. Socio-autobiografisch.
Welke beelden houdt ze vast?
– ‘de op haar hurken zittende vrouw die, na de oorlog, in Yvetot op klaarlichte dag urineerde achter een als café dienstdoende barak’
– ‘het gezicht van Simone Signoret op het affiche van Thérèse Raquin’
– ‘de uitentreuren herhaalde zinnetjes van grootouders en ouders, die na hun dood levendiger waren dan hun gezicht, ben je een haartje betoeterd’.
Dat opsommingen als deze voor je gaan leven is te danken aan de voortreffelijke vertaling van Rokus Hofstede, die speels en avontuurlijk de geest en de sfeer ervan weet te vangen. Hij weet ook raad met de lange, genuanceerde zinnen en schakelt moeiteloos tussen de verschillende registers van het collectieve en het individuele vocabulaire.
Ingeslapen kat
In het koor van stemmen en herinneringen in dit boek is er uiteindelijk maar één hoofdpersoon: de tijd. Prachtig laat Ernaux zien hoe, met verhuizingen van het platteland naar de stad, met de toename van ‘de dingen’, met alle veranderingen in het leven, de tijd sneller lijkt te verstrijken. Hoe het besef van tijd verandert. Hoe ‘door het steeds snellere opkomen van nieuwe dingen’ het verleden ‘terrein verliest’. Redden wilde ze al die herinneringsbeelden, ‘het kleine dorpsfeest van Bazoches-sur-Hoëne met de botsautootjes’, ‘de blik van de zwart-witte kat bij het inslapen na de prik’.
Met de komst van internet is het geheugen onuitputtelijk geworden. Maar de ‘diepte van de tijd’ is verloren gegaan. De snelheid van de fiets is vervangen door die van de muisklik. We leven in een vluchtig ‘eindeloos heden’.
Ernaux reconstrueert ‘een gemeenschappelijke tijd’, drukt met haar boek ‘de geleefde dimensie van de Geschiedenis’ uit en schetst een magnifiek panorama van Frankrijk in de tweede helft van de 20ste eeuw. Tegelijkertijd geeft ze vorm aan de onvermijdelijke toekomstige afwezigheid – die van haar en die van ons.
Annie Ernaux slaagt erin een vorm te vinden die zowel subjectief als onpersoonlijk, particulier als collectief is, een nieuw genre in feite, dat beoogt het verleden te vangen. Als vermenging van autobiografische fictie en sociologie is De jaren ‘een Op zoek naar de verloren tijd van ons tijdperk van mediadominantie en consumentisme’ (The New York Times), een monumentale bijdrage aan de twintigste-eeuwse Franse geschiedenis zoals weerspiegeld in het leven van één vrouw.
ISBN | 9789029540650 |
---|---|
Aantal pagina's | 232 |
Datum van verschijning | 20201006 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 213 mm |
Dikte | 21 mm |