Dennie is een star
Het begint met iemand die haar vertelt dat ze ‘niet in de tijd’ leeft en Ted moet erkennen dat het klopt. ‘Jij kijkt alleen maar terug of vooruit’, leert ze. ‘En dat zijn altijd momenten die er niet zijn.’
Tegelijk smacht ze naar duidelijkheid, want het gáát niet alleen met terugkijken (waarbij je altijd stuit op oorzaken, die je nooit meer volledig kunt achterhalen, zie de oerknal) en vooruitzien (waarbij je altijd uitkomt bij de dood). Maar rechtlijnigheid, duidelijkheid, néé, alsjeblieft niet zeg, ‘zekerheid maakt me benauwd’, zegt Ted. ‘Ik wil onder alles uit kunnen, niet gevangen genomen worden door de tijd of een idee, noch door een ander mens of mezelf.’
Voor wie nog niets van Maartje Wortel (1982) las, is het wellicht even doorbijten bij de kennismaking met Ted. Voor wie haar werk kent is het dat eerlijk gezegd ook. Hoewel Ted bij nadere inspectie naadloos past tussen eerdere Maartje Wortel-personages, altijd worstelend met de onmogelijke opgaven van het leven, begint dit verhaal abstracter, weerbarstiger. Het uitgangspunt is met klem eigenwijs: als proloog somt de ik-figuur de schrijfregels op die haar geleerd zijn. ‘Probeer niet te lachen, dat komt zo dom over.’ En: ‘Je moet eerst weten hoe je moet sturen voor je uit de bocht vliegt.’ En tot slot: ‘Schrijf nooit over je kat. Of over welke kat dan ook.’
Ondertoon: dat zullen we nog wel eens zien! Maartje Wortel gaat het experiment aan, in haar roman Dennie is een star. Voorschriften door de mangel halen, daar is wat voor te zeggen. ‘Als alles gaat zoals je verwacht hoef je je denken niet aan te passen’, schrijft Wortel, en dat is natuurlijk zo. ‘Je kunt niet iedereen die je niet begrijpt de mond snoeren’, stond er al toen verteller Ted besloot om in haar tekst de wartaal te laten staan die haar kat intypte bij zijn wandeling over het toetsenbord. Het krijgt ‘op een dag wellicht betekenis’.
Ongrijpbare wezen
Want die kat is er dus – Dennie. Wie bij ‘over je kat schrijven’ meteen een rood waas van de allerparticulierste priegelliteratuur voor zijn ogen krijgt: Wortel zet Dennie juist in voor het allergrootste. Ted stopt alleen met piekeren tijdens seks, wat ze dan ook zo vaak mogelijk heeft, met zo veel mogelijk meisjes. Dat leidt wel tot liefdesverdriet. Maar: ‘Wat er eigenlijk aan de hand was: ik was op zoek naar een geloof, iets om me bij thuis te voelen.’ Vandaar de kat: ter verering. Dat vormt de hoofdmoot van Dennie is een star. Hoe absurd dat ook klinkt: het levert steekhoudende gedachten op over religieuze verlangens, en over het ongrijpbare wezen van de kat, en de metafoor die dat is voor een niet-rechtlijnige ervaring van het leven. Een wezenlijk kattenverhaal: op dat punt is het experiment geslaagd.
‘Een kat aanlijnen is onmogelijk’, schrijft Wortel ook, en dat blijkt programmatisch voor een narratief dat zich niet laat aanlijnen en dat de verteller slechts met losse teugel probeert te sturen. Woorden en gedachten woekeren wild, passend bij de opzet, maar de vertelling krijgt er ook een laag soortelijk gewicht van: doen deze anekdotes, deze bijzinnen ertoe? De verteller is ook een kat die spul het huis binnendraagt waarvan je niet weet wat je ermee moet.
Daar worden met name de grapjes vermoeiend van. Een grap in een roman is leuk als hij iets onontkoombaars heeft, als hij past bij het personage, de situatie. Wortel experimenteert ook met dat voorschrift. ‘In the end is alles een geloof. Soms word ik niet goed van wat alles uiteindelijk is’, staat er dan, cabaretesk, leukdoenerig. Of je leest een losgezongen wisecrack: ‘Mensen met bloedgroep 0 kunnen veel geven, maar bijna niet nemen. Dat klinkt leuk, maar in de praktijk ga je eerder dood dan anderen.’ En waarom een personage introduceren als ‘de onhandige feminist’ als dat nergens meer terugkomt?
Versplinterd door trauma
Uit katachtige eigenzinnigheid, vermoedelijk. In die zin passen overbodige bijzinnen en flauwe grapjes perfect in het concept van Dennie is een star, en in dat licht neig je ernaar ook krukkige formuleringen aan te zien voor doelbewuste slordigheid. Maar waar het op neerkomt, is dat het programmatische, de wilde drang bakens te verzetten, hoofdzaak is en blijft. Anders gezegd: het personage Ted blijft achter bij de ideeën. ‘All things are happening all the time. All past, present and future is happening right now’, citeert ze Nick Cave – een echo van wat ze zelf eerder zei, en van wat hoofdpersoon James Dillard bezighield in Wortels roman IJstijd (‘Misschien bestaat er geen volgorde als de dingen die voorbij zijn evengoed aanwezig zijn’), net als de verteller van haar novelle Goudvissen en beton: ‘Alles begint altijd opnieuw.’
Misschien doet Ted daarom wat bleek aan: Cave ervoer de tijd zo toen hij versplinterd was door trauma na de dood van zijn zoon, de stuurloosheid van James Dillard was goed te plaatsen. In Goudvissen en beton voelde je onder het (vorm)experiment een grote menselijkheid – ook precies de kracht van het werk van Rachel Cusk en Clarice Lispector, die in Dennie is een star bewonderd worden. De levenspijn van Ted blijft te onuitgewerkt, waardoor haar inzichten en ervaringen niet echt beklijven.
ISBN | 9789492478764 |
---|---|
Aantal pagina's | 172 |
Datum van verschijning | 20190308 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 16 mm |