Een systeem zo magnifiek dat het verblindt
Dat déjà-vu’s bestaan, dat weten we nu wel
Amanda Svensson De jonge, bekroonde Zweedse Svensson schreef een spektakelstuk, maar dat is niet meteen een compliment. Vijfhonderd bladzijden lang lees je absurde en soapachtige ontwikkelingen, over wonderkinderen en afkeurende apen.
Titel en formaat van Een systeem zo magnifiek dat het verblindt kondigen een megalomaan project aan. De vierde, in Zweden bekroonde (en enige in het Nederlands vertaalde) roman van Amanda Svensson (1987) bevat vijfhonderd bladzijden lang wending op wending. Verblindend zou je het boek ook kunnen noemen, maar niet per se in de bewonderende zin van het woord – meer in de zin van te lang in de zon staren, waardoor er op je netvlies even niets anders meer bestaat dan dat felle licht.
De situatie: een zesentwintigjarige drieling, oorspronkelijk uit Lund, Zweden, is verspreid over Berlijn (Matilda), Paaseiland (Clara) en Londen (Sebastiaan). Veel contact hebben ze niet met elkaar, tot hun moeder mededeelt dat hun vader is verdwenen. Niet dat ze daar enorm mee lijken te zitten, maar na deze mededeling volgt nog een andere, één die het leven van de drieling in een ander licht zal zetten. En dat terwijl ze hun weg al zo moeilijk kunnen vinden. Sebastiaan werkt bij een heel vreemd instituut: er worden dieren getest, maar ook mensen met onverklaarbare psychiatrische verschijnselen, zoals een vrouw die zomaar geen diepte meer kan zien. Voor die vrouw valt hij, maar ze is getrouwd, en zelf is Sebastiaan eigenlijk nog in de rouw om een overleden ex-geliefde. Matilda is bipolair, mist haar spirituele lerares en woont samen met een man en zijn kind, met wie ze eigenlijk helemaal niet om kan gaan. Clara raakt terwijl ze de liefde najaagt bevriend met een vrouw die beweert dat actrice Dakota Fanning haar ‘nemesis’ is.
Van A naar B
Lang verhaal, nog lang niet compleet – het gaat er in dit boek ook niet om dat je jezelf een weg van A naar B leest. Het gaat erom (brult Svensson je toe) dat je ziet dat er altijd wel een (toevallig) verband te vinden is. Die verbanden legt ze door diverse motieven moddervet steeds weer terug te laten keren, opdat u het niet mist. Een greep: Laika het ruimtehondje, een kat die piano speelt, een lijkkistje, pauwenveren, cicaden, belleblaas, anorexia, marmelade, Auerbach, dassen, Francesca Woodman.
Hoewel sommige van die terugkerende motieven leuk gevonden zijn, zijn anderen wat afgezaagd. Hoeveel schrijvers zullen zich niet al de vellen van hun vingers hebben geschreven over déjà-vu’s? En synesthesie? Dat betekent niet dat je nooit meer over die dingen mag schrijven, maar in de veelheid vergaat hier alle nuance, en blijf je als lezer met weinig meer over dan: kijk nou toch, ook dit bestaat! – en dat weten we wel.
Het is bijna knap hoe je er in zoveel pagina’s toch in kunt slagen een bordkartonnen wereld te scheppen. Alles is vooral alleen maar raar. Alle personages zijn raar. Ze zien kleuren waar anderen ze niet zien (Matilda), raken geobsedeerd door een al dan niet verzonnen doch alomvattende ‘puzzel’ (Jennifer Travis, de cicaden houdende collega van Sebastiaan), laten zich door hun baas tot oppas van een Zeer Morele Aap bestempelen (Sebastiaan zelf, die vervolgens de hele tijd afkeurend aangekeken wordt door die aap), ze sluiten zich aan bij iets wat verdacht veel op een eindtijdsekte lijkt (Clara).
Niet alleen de personages zijn raar, ook de situaties. Wonderbaarlijke genezingen door kunst, wonderkinderen, blinde fotografen, vreemde wendingen van het lot, alles! Vijfhonderd pagina’s lang lees je absurde maar ook soapachtige ontwikkelingen, waar Svensson zich overigens keurig voor indekt in één van de, tsja, ‘poëtische’ tussenhoofdstukjes: ‘Niets houdt ooit op, maar aan alles komt een eind./ Daarom is de soapopera het enige waarachtige vertelformaat, en de zeepbel het enige waarachtige kunstobject./ Niets gaat ten onder, maar alles is een wonder.’
Sneeuw, poedersuiker en meel
Die hoofdstukjes zijn tenenkrommend in hun lijzigheid. De rest van het boek grossiert in vreemde zinnen, en volgens mij komt dat ook omdat Svensson zo veel wil vertellen dat ze van opwinding soms niet meer weet hoe je de zaken prettig verbeeldt voor de lezer. Personages houden de héle tijd hun ‘hoofd schuin’ als ze verbaasd zijn, en gaan ‘sissen’ bij woede. Overhaaste vergelijkingen en metaforen te over, zoals zich tegen een gebouw te pletter vliegende vogels die op één pagina met sneeuw, poedersuiker én meel vergeleken worden. Jaffacakejes met een ‘bedwelmende’ geur, ‘als de geur van de langs elkaar wrijvende dijen van een passerende vrouw’ (getver?). Soms heeft Svensson zo veel haast dat het geschrevene gewoon niet klopt. ‘Twee gezichten […] vlijden zich dicht tegen elkaar en vlochten hun vingers in elkaar’ – een gezicht heeft geen vingers, zelfs niet in Svenssons universum. ‘En daarna lachte ze, hard en schel, als een hyena met zijn tanden diep in dood vlees geboord’ – zo’n hyena moet gedempt klinken, want hij zit met z’n bakkes in z’n prooi, hoogstens blaast hij bloedbubbels.
Maar niets in deze roman is gedempt, zo blijkt. Een spektakelstuk is het zeker, maar het spektakel is zo luid en fel dat alle subtiliteit eraan ten onder gaat.
18-03-2022 Roos van Rijswijk
'Wie niet weet wat binge-reading is, zou dit boek moeten uitproberen.' de Volkskrant
Een waar literair spektakel. GENOMINEERD VOOR DE INTERNATIONAL BOOKER PRIZE 2023!
Sebastian, Clara en Matilda zijn een drieling. Ze groeiden samen op in Zweden en zijn toen uitgevlogen naar het buitenland. Sebastian werkt in Londen bij een eigenaardig medisch instituut, Clara interviewt op Paaseiland mensen die wachten op het einde der tijden, en Matilda is na een jaar ontwikkelingswerk in Berlijn beland.
De drie zijn in de loop der jaren van elkaar vervreemd geraakt en hebben slechts sporadisch contact. Tot het moment dat ze een verontrustende e-mail krijgen van hun moeder. Haar bericht zet een reeks gebeurtenissen in gang die hun hele leven overhoopgooit. Tegelijkertijd beginnen er vreemde voorvallen plaats te vinden. Een moeder ontmoet de duivel op een volkstuintje. Een jonge vrouw hangt zich op aan een deurpost. Alle gebeurtenissen, groot en klein, lijken stukjes te zijn van een groter geheel. Maar welk?
Een systeem zo magnifiek dat het verblindt is een energieke en raadselachtige roman over heel veel dingen, en in de eerste plaats over familie, misverstanden en elkaar vergeven. Een waar literair spektakel met een drieling die dapper probeert elkaar te bereiken in een uit elkaar vallende wereld.
'Deze roman staat garant voor vele uren vermaak. De plotwendingen zijn origineel, de personages intrigerend en de toon sprankelt. Wie niet weet wat binge-reading is, zou dit boek moeten uitproberen.' de Volkskrant
'Svensson voegt kunst en wetenschap, literatuur en politiek samen. Ze voert haar bijna riskant ambitieuze romanproject uit met een indrukwekkende flair.' Expressen
'Een lichtvoetig vertelde roman over het leven dat doorgaat terwijl we op de rand van de afgrond staan en naar beneden kijken.' Dagens Nyheter
'Deze roman bevat geen enkele bloedeloze zin, flauwe herhaling of vals klinkende repliek. Ze kan waanzinnig grappig zijn zonder dat dat ook maar één moment afdoet aan de onderliggende ernst.' Östersunds-Posten
ISBN | 9789028450615 |
---|---|
Aantal pagina's | 512 |
Datum van verschijning | 20211122 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 152 mm |
Hoogte | 232 mm |
Dikte | 40 mm |