Emanuel Querido
Aan het einde van zijn biografie van Emanuel Querido waagt Willem van Toorn zich niet aan een samenvatting of een conclusie. Een leven dat in een gaskamer eindigt kan niet geslaagd of mislukt heten: het is afgebroken en onvoltooid.
Tot 1940 is de loopbaan van Querido van het type van krantenjongen tot miljonair: hij groeide op in een arm diamantbewerkersgezin in de Amsterdamse jodenbuurt en bracht het tot een villaatje in ’t Gooi. In de drie jaar die volgden werd hij door de Duitse bezetter eerst van zijn bezit en vervolgens van het leven beroofd. In Sobibor, sterfdatum onbekend.
Emanuel Querido behoorde tot de golf Nederlandse ondernemers die na 1910 inspeelde op de behoeften van de snel welvarender wordende middenklasse. Het was de tijd van de warenhuizen en de eerste auto’s. Elektrische verlichting zorgde voor een leesrevolutie. Lange winteravonden konden door het hele gezin worden gewijd aan het lezen van boeken, kranten en tijdschriften.
Socialisme
Ook de emanciperende arbeidersklasse profiteerde van de groeiende welvaart. In het gezin Querido kwamen steeds meer boeken. Er werd gelezen, er werd gedweept met het socialisme, en het jodendom werd afgezworen. Emanuel was voorbestemd voor de diamantindustrie, maar bleek er vanwege een oogafwijking ongeschikt voor. Hij rolde, na een mislukte poging schrijver te worden, het boekenvak in. Zijn jongere broer Israël lukte het intussen wel om een succesvol schrijver te worden; het leverde hem zoveel op dat hij een groot huis aan het Rembrandtplein kon kopen.
Tussen de gebroeders Querido hing lange tijd een stevige wedijver. Door het succes van Israël zette Emanuel zijn eigen schrijversambities op een lager pitje en besloot hij boekhandelaar te worden. Al na een paar jaar zette hij een volgende stap: op 10 augustus 1915 verstuurde hij een briefje aan boekhandelaren waarin hij zich als ‘uitgever’ voorstelde. Het briefpapier droeg een vignet dat was ontworpen door H.P. Berlage. Querido gaf daarmee zijn visitekaartje af: zijn fonds zou zich gaan onderscheiden door bijzondere vormgeving.
Querido zag als geen andere uitgever dat een luxe uitvoering een boek niet alleen meer grandeur, maar ook een groter publiek kon verschaffen. Ook de minder bedeelde lezer kon verlangen naar een aantrekkelijk vormgegeven boek. Het was luxe met een socialistisch tintje, in de geest van mensen als A.C. Wertheim en Henri Polak – invloedrijke mannen die Querido in de beginjaren af en toe een zet in de goede richting gaven.
De inzet op kwaliteit werd beloond. Niet alleen belangrijke vormgevers als S.H. de Roos, J.B. Heukelom en J. van Krimpen gingen werken voor Querido, ook de auteurs stroomden toe. Johan de Meester, Reinier van Genderen Stort en het echtpaar Scharten-Antink, allen inmiddels zo goed als vergeten, verkochten boven verwachting. De echte bestsellers kwamen toen van auteurs met een verhaal, zoals A.M. de Jong en A. den Doolaard naar Querido overstapten.
Het uitgeven leek Querido makkelijk af te gaan. Hij had een commerciële neus, terwijl zijn bedrijf altijd een aureool van sociale bewogenheid hield. Wanneer in 1933 Hitler aan de macht komt en Duitse schrijvers als Klaus Mann en Joseph Roth het publiceren onmogelijk wordt gemaakt, zijn ze welkom bij Querido. Het runnen van deze Exil-tak van de uitgeverij liet Querido over aan zijn mededirecteur Alice van Nahuys en aan de gevluchte Duitser Fritz Landshoff.
Van Toorn laat het verhaal van Querido’s succes als uitgever parallel lopen met zijn privéleven, dat veel teleurstellingen in de liefde en in vriendschappen kende. In zijn vrije tijd bleef Querido schrijven, wat in twintig jaar tijd uitloopt op de autobiografische romancyclus Het geslacht der Santeljano’s, verschenen onder het pseudoniem Joost Mendes. De cyclus werd geen groot verkoopsucces, maar trok wel de aandacht door Querido’s afrekening met zijn vroegere milieu; vooral zijn broer Israël werd genadeloos gefileerd. Hun al zo lang door wederzijdse jaloezie getekende verhouding ontspoorde nu geheel.
Fundgrube
Voor de biograaf is Het geslacht der Santeljano’s een Fundgrube. Dat Van Toorn er in slaagt uit deze sleutelroman – Querido liet een who’s who van 72 pagina’s na – een levensvisie te destilleren, is misschien wel de belangrijkste troef van deze biografie. Querido combineerde een milde, sociaal voelende kijk op de wereld met genadeloos sarcasme als anderen steken lieten vallen. Van Toorn citeert verschillende brieven waarin auteurs ongenadig op hun falie krijgen.
Querido was een gemankeerd schrijver, maar de rode draad in zijn leven was juist de vlucht in het geschreven woord. Omstreeks 1972 dook een lijvig manuscript op met de titel ‘Matthijs Ferares’, waar Querido kort na het begin van de bezetting aan begonnen moet zijn. Het vertelde nog eens het verhaal van zijn jeugd, maar nu ontdaan van de joodse sfeer. Zijn autobiografie was zo goed als geheel ontjoodst.
Het was de tragiek van een man die zijn leven lang bleef geloven dat literatuur hem kon helpen aan zijn lot te ontsnappen.
ISBN | 9789021458892 |
---|---|
Aantal pagina's | 400 |
Datum van verschijning | 20150804 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 141 mm |
Hoogte | 223 mm |
Dikte | 36 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres