Gare du Nord

Eric Min
32,00
Op voorraad
SKU
9789463104838
Besproken in NRC
Bindwijze: Hardback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Gare du Nord is een boek over het verlangen. Rond 1900 trokken almaar nieuwe generaties kunstenaars uit de Lage Landen naar Parijs, de onbetwiste culturele hoofdstad van de wereld. In de Ville Lumière zochten zij inspiratie en succes. Hun brandstof: steile ambitie, jeugdige overmoed, geilheid en honger naar wat nieuw was – ongezien en ongehoord. In ateliers en salons maar evengoed in de cafés op de boulevards of in de zoele geur van de metrostations leerden zij over het leven. En passant vonden zij mee de moderniteit uit. Eric Min borstelt een groepsportret van schilders, schrijvers en fotografen waarin figuren als Van Gogh en Rops, Wiertz en Verhaeren, Mondriaan en Masereel, Simenon en Claus het gezelschap krijgen van tijdgenoten voor wie de geschiedenis minder aardig was. Wie kent Marthe Donas nog, of Théo Reeder? Camille Platteel? André Baillon? Ed van der Elsken? Elly Overzier? Het decor: een metropool als een kijkdoos. Een toverlantaarn. Een stad waar het licht nooit uitgaat.
Meer informatie
Auteur(s)Eric Min
ISBN9789463104838
BindwijzeHardback
Publicatie datum20210115
NRC Recensie4 ballen
Breedte182 mm
Hoogte248 mm
Dikte51 mm
NRC boeken recensie

Parijs: de artistieke broedplaats die zijn magie verloor

Kunstenaars Omstreeks 1900 was de faam van Parijs als artistieke broedplaats onweerstaanbaar. Eric Min schreef over de mislukkingen en het succes van de bohémiens die er neerstreken.

Al na een paar bladzijden Gare du Nord krijg je zin om naar Parijs te gaan. Maar even later besef je dat het Parijs dat de Belgische auteur Eric Min beschrijft niet meer bestaat. De stad van onbegrensde artistieke mogelijkheden heeft een eeuw kunnen floreren, vanaf het moment dat de internationale treinen begonnen te rijden, omstreeks het midden van de negentiende eeuw, tot kort na de Tweede Wereldoorlog, toen de magie opeens uitgewerkt bleek te zijn.

In de tussentijd was Parijs de metropool die uit de hele wereld zwermen artistieke avonturiers aantrok – talentvolle vernieuwers net zo goed als ploeterende epigonen. Gare du Nord toont een stad die in staat bleek talenten tot grote hoogte op te stuwen en de talentlozen snel te laten afgaan via de zijdeur. Wat onderscheidt Parijs in deze jaren? Misschien wel dat niemand die er met artistieke ambities naartoe gaat, dezelfde blijft. Of zoals Min het noemt: de kunstenaar die op Gare du Nord uitstapt, laat daar ‘zijn oude kleren’ achter, en begint aan een nieuw bestaan.

Libertijnse sfeer
De kunstenaarscarrières die deze stelling moeten bewijzen, zijn voor een deel overbekend, denk aan Johan Barthold Jongkind, die in Parijs zijn provincialisme behendig inwisselde voor experiment en zuidelijke grandeur. Hij keerde niet meer terug naar Nederland. Dat Vincent van Gogh in Parijs zijn kleurige palet ontdekte en als kunstenaar op stoom kwam, weten we, en dat Piet Mondriaan in Parijs zijn abstracte stijl ontwikkelde, ook. Dat ze ieder voor zich enorm profiteerden van kringen van gelijkgestemden, van een libertijnse sfeer, waarin het experiment werd aangemoedigd, en kunsthandelaren en verzamelaars voor het eerste succes konden zorgen, wordt door Min met een bonte stapeling van voorbeelden aannemelijk gemaakt.

Je komt aan in Parijs, en als je geluk hebt zit Parijs even later in jou. Het wordt indringend en overtuigend beschreven aan de hand van de jonge Félicien Rops uit Namen. Rops ging al jong naar Parijs om opdrachten binnen te slepen als boekillustrator en hij verdiende er wat bij met het graveren van pornografische prenten. Hij beleefde intussen de ene seksuele escapade na de andere; zijn erotische voorstellingen werden steeds exuberanter. Dat waren prenten waar zelfs de libertijnse Parijse voorhoede van opkeek. Rops werd een geziene figuur in de salons; hij opereerde als een ongrijpbare artistieke wervelwind, die goed geld verdiende en zich uiteindelijk een villa aan de Seine kon veroorloven. Het was mogelijk om het in Parijs te maken.

Omstreeks 1900 is de faam van Parijs als artistieke broedplaats onweerstaanbaar geworden. Parijs wordt het kenmerk van het ware. Iemand die kan zeggen een tijd in Parijs gewoond en gewerkt te hebben, heeft na terugkeer in eigen land een streep voor. Maar ‘gemaakt’ blijkt een rekbaar begrip. Economisch succes als dat van Rops blijft vrij zeldzaam, en ook kortdurend.

De reputatie van Parijs begon steeds meer te leunen op een mysterieuze mix van artistieke vrijheid, nachtleven, veel drinken, weinig eten, kamertjeszonden, miskenning en vooral bittere armoede: de vaste ingrediënten van het kunstenaarsbestaan. In Gare du Nord wemelt het van de bohemiens, en het valt op dat de negentiende eeuw er minder in grossiert dan je zou verwachten. Van Gogh was er een, en zo waren er nog een paar, maar in het interbellum raakte Parijs pas echt bevolkt door een zwerm artistieke gelukszoekers.

De stad werd het middelpunt van het modernisme, dat in de kern anti-bourgeois was. Kees van Dongen wordt prachtig neergezet als een totaal ongebonden figuur die bijna vanzelf boven komt drijven, en uiteindelijk, in al zijn anarchie de bewierrookte portretschilder wordt van de Parijse beaumonde.

Eric Min behandelt ook een aantal pijnlijke mislukkingen: in eigen land al dan niet erkende kunstenaars die in Parijs geen poot aan de grond krijgen. Zoals de Belgische societykunstenaar Antoine Wiertz, die in Brussel furore maakte met pompeuze schilderijen, maar in Parijs genadeloos ontmaskerd werd als een paljas die ‘groot’ met ‘groots’ verwarde. Ook een naderhand algemeen erkende coryfee als Henry van de Velde had als ontwerper moeite om in Parijs serieus genomen te worden. Want ook al werkt Parijs in deze jaren als een vernieuwingsmachine, er is ook nog zoiets als de eeuwige arrogantie van de Lichtstad. Het is vooral de kunst die niet zelf, door een teveel aan pretenties, wakker te maken. In Parijs moet je jezelf bewijzen als kunstenaar, netwerker, veroveraar.

Ranzige cafés afschuimen
Gare du Nord blinkt niet uit in bespiegelingen over het hoe en waarom van de Parijse eeuw van artistieke vernieuwing. Gelukkig niet. Als een aanstekelijke, niet zelden erg geestige verteller en met een vloed aan details laat Eric Min zien hoe het zo’n vijftig Nederlandse en Vlaamse kunstenaars, schrijvers en componisten verging nadat ze besloten hadden hun leven in Parijs voor te zetten. Het zijn uiteindelijk heel uiteenlopende verhalen. Levensgeschiedenissen die van toeval aan elkaar hangen, maar waar het toeval wel werd geholpen door de ongekende mogelijkheden die Parijs bood.

Zo ontvluchtte Georges Simenon zijn provinciaalse geboortestad Luik met het vaste voornemen om in Parijs een succesvol schrijver te worden. Hij zal die stad uiteindelijk in al zijn vezels exploiteren in meer dan honderd romans. Het veldwerk daarvoor verrichtte hij door ranzige cafés af te schuimen en zo goed als dagelijks bordelen te bezoeken. Snel wisselende contacten zijn een rode draad in Gare du Nord; Simenon was daarin door niemand bij te benen.

Simenon staat met zijn melancholieke toon ook voor een omslag in het Parijs-gevoel. Na de Tweede Wereldoorlog verloor Parijs zijn positie als kunsthoofdstad aan New York. Parijs begon te teren op oude roem; er komt een opzichtige nostalgie naar het bohemien-bestaan op gang. De eerste kunsttoeristen komen er naar existentialisten kijken – een glimp opvangen van Sartre en Beauvoir in Les Deux Magots. Voor jonge schrijvers als Simon Vinkenoog, Rudy Kousbroek en Hugo Claus is een tijd doorbrengen in Parijs bijna een heilig moeten – hun geschiedenis is in 2012 al uitgebreid beschreven door Diederik Stevens in Hoogtij langs de Seine. Ze doen er wat je in Parijs hoort te doen, ook van het ene bed in het andere belanden, maar het valt op dat de Nederlanders en Vlamingen vooral elkaar opzoeken.

De enige die het echt naar zijn zin lijkt te hebben is Ed van der Elsken, die helemaal opgaat in het Parijse nachtleven, en die ons met zijn fotoboek Een liefdesgeschiedenis in Saint-Germain-des-Prés een laatste blik lijkt te gunnen op de Parijse boheme. Dat achteraf is gebleken dat veel spontaan ogende foto’s zorgvuldig in scène waren gezet, bewijst nog eens dat Parijs zijn magie op dat moment al had verloren.

01-10-2021 Rene van Stipriaan

Bestanden bij dit product
Inkijkexemplaar.pdf (267.67 kB)
Back to top