Het huis aan het meer
‘Elke vierkante meter grond heeft een eigen verhaal en vertelt dit ook – maar je moet wel willen luisteren naar deze vaak zachte stemmen.’ Zo kenschetst Theodor Fontane, de analyticus van de Duitse ziel, in 1863 zijn geboortegrond in de provincie Brandenburg. Anderhalve eeuw later haalt de Brit Thomas Harding de schrijver terecht aan in Het huis aan het meer, zijn boek over de geschiedenis van een zomerhuis aan het Grote Glienicker Meer aan de rand van Berlijn, dat tot 1937 aan zijn Joodse familie toebehoorde.
Over welgestelde Joodse families in vooroorlogs Berlijn – Hardings overgrootvader was een rijke society-arts – zijn legio boeken geschreven, die vaak nogal op elkaar lijken. Harding pakt het anders aan, door het zomerhuis als middelpunt te nemen en het te volgen tot na de val van de Muur in 1989.
Bouwval
Als hij het huis in 2013 voor het eerst in twintig jaar weer bezoekt, treft hij een bouwval aan die op het punt staat te worden gesloopt. Harding besluit het van de ondergang te redden, alleen al omdat zijn grootmoeder het een paradijs op aarde noemde. En dat kan alleen als hij de Duitse autoriteiten ervan weet te overtuigen dat het huis een cultuur-historische waarde heeft en het als monument kan worden aangemerkt. Daarom pluist hij de geschiedenis van het huis uit, vanaf het stuk Brandenburgse grond waarop het is gebouwd, tot aan de laatste echte bewoners. Het verhaal van zijn Joodse familie is in dat opzicht het minst interessant. Boeiender zijn de verhalen eromheen: die van Otto Wollank bijvoorbeeld, een schatrijke grondspeculant, die in 1890 in de omgeving van Berlijn een landgoed koopt om door de keizer in de adelstand te kunnen worden verheven en ‘von’ voor zijn achternaam te mogen zetten. Zo’n adellijke titel is belangrijk voor hem, sinds hij als officier en als zakenman heeft ontdekt dat alleen de adel echte invloed heeft op de politieke, en dus zakelijke, besluitvorming in Duitsland.
Wollanks leven is er een van sociale Aufstieg, van het trouwen in een aanzienlijke familie en het veredelen van het eigen kapitaal. Als grootgrondbezitter moderniseert hij zijn landgoed tot een modelboerderij, die veel geld oplevert. Aan die welvaart komt een abrupt einde als in 1918 het keizerrijk en de Duitse economie instorten. Wollanks enige troost is dat zijn dochter Ilse met de aristocraat Robert von Schultz trouwt, die een fanatieke nazi en antisemiet zal worden.
De crisis noodzaakt Wollank om in 1927, twee jaar voor zijn plotselinge dood, delen van zijn landgoed te verhuren aan welgestelde Berlijners die er een buitenhuis mogen bouwen. De overgrootvader van Harding is zo iemand. Met zijn gezin geniet hij tien jaar lang van het huis aan het meer.
De Alexanders zijn geassimileerde Joden, die zich vooral Duits voelen. Aan de hand van hun levens beschrijft Harding het kosmopolitische Berlijn van de jaren twintig, waarin antisemitisme en nationalisme slechts door een kleine minderheid worden aangehangen. Het is een veilige wereld, waaraan in 1933 een einde komt. Vier jaar later emigreren de Alexanders met achterlating van hun bezit naar Engeland.
Hun zomerhuis verhuren ze aan Will Meisel, een beroemde uitgever van amusementsmuziek en de impresario van bijna alle grote tekstschrijvers en componisten van Duitsland, van wie het merendeel Joods is. Na het aan de macht komen van Hitler laat hij hen uit opportunisme vallen om vervolgens lid van de nazi-partij te worden. In 1939 wordt het huis van de Alexanders door de nazi’s onteigend. Meisel en zijn vrouw kunnen het voor een habbekrats kopen, al blijft de grond van de staat. Meisel is de intrigerendste persoon in Hardings boek. Hij is het prototype van de meeloper, die goed voor zichzelf zorgt. Na afloop van de oorlog weet hij zijn nazi-smetten handig te wissen, onder meer doordat hij een medewerker met een Joodse vrouw onderdak in zijn zomerhuis verschafte, terwijl hij zichzelf, om militaire dienst te ontlopen, in Oostenrijk schuilhield.
Na de oorlog ligt het zomerhuis in de Russische bezettingszone. Uitvoerig beschrijft Harding de gruwelen die door de Russen worden begaan, zoals de massale verkrachtingen van Duitse vrouwen. In de daarop volgende jaren wordt het zomerhuis bewoond door ‘gewone’ Duitsers. Op die manier schildert Harding het armzalige dagelijkse leven in de DDR, met als hoogtepunten de grote opstand tegen het communistische regime na de dood van Stalin in 1953, de toenemende activiteiten van de Stasi tegen de eigen burgers en de bouw van de Muur – die het zomerhuis afschermt van het Grote Glienicker Meer. Het komt allemaal in dat ene huis tezamen, alsof de stemmen uit het verleden er luider klinken dan waar ook.
aanlegde, een welvarende Joodse familie die hier de vrije tijd doorbracht, een beroemde componist in dienst van de nazi's, een weduwe en haar kinderen en een informant van de Stasi. Uit al deze aangrijpende en dramatische verhalen doemt een twintigste-eeuwse geschiedenis van Duitsland op.
ISBN | 9789029523752 |
---|---|
Aantal pagina's | 448 |
Datum van verschijning | 20170829 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 214 mm |
Dikte | 38 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres