Het kan dus wél
Groen de economie laten groeien? Dat is een illusie
Economische groei en duurzaamheid zijn eigenlijk onverenigbaar, betogen recente klimaatboeken. Maar er zijn wel degelijk oplossingen voor de duurzaamheidscrisis. Grote vraag is echter waarom de situatie desondanks niet verbetert.
Hoe dieper de put, hoe optimistischer de verhalen. Zo verschenen onlangs boeken over ‘hoe we onze toekomst realistisch veiligstellen’ en ‘hoe we onze wereld kunnen redden’. De auteurs leggen vanuit een economisch perspectief uit dat de planeet er weliswaar belabberd voorstaat, maar dat er niet eens zo heel veel voor nodig is om het tij te keren. Met de juiste keuzes zijn klimaatontwrichting, biodiversiteitsverlies en milieuvervuiling uitstekend te bestrijden.
Politicoloog en duurzaam ondernemer Rolf Heynen schetst de problemen in een paar stevige bullets meteen in het begin van zijn boek Het kan dus wél. De wereldbevolking groeit sneller dan de aarde aan kan. Voor al die mensen wordt nu al een gebied ter grootte van heel Amerika (Noord én Zuid) gebruikt voor veeteelt en veevoer. Intussen worden de oceanen leeg geroofd en ecosystemen aangetast, waardoor plant- en diersoorten massaal uitsterven. Door een roekeloze omgang met de planeet, is de concentratie van CO2 in de atmosfeer, die de afgelopen miljoenen jaren schommelde rond de 280 ppm (delen per miljoen), inmiddels de 415 ppm gepasseerd, terwijl wetenschappers 350 ppm zo’n beetje het maximum vinden om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.
Voor econoom Paul Schenderling is de ‘Jevons paradox’ de bron van het kwaad, schrijft hij in zijn boek Er is leven na de groei – waarvoor hij samenwerkte met twaalf experts van verschillende politieke stromingen. De Britse econoom William Stanley Jevons ontdekte in de negentiende eeuw dat de steenkoolvoorraad maar bleef slinken, schrijft Schenderling. En dat was gek, want de machines waarvoor die steenkool nodig was, werden juist steeds efficiënter. Wat bleek? Efficiency maakte steenkool goedkoper en daarmee aantrekkelijker voor nieuwe toepassingen. Vertaald naar het heden, betekent de Jevons paradox volgens Schenderling dat succesvol klimaat- en milieubeleid steeds weer teniet zal worden gedaan door extra consumptie. ‘Groei van de economie gaat dus niet samen met betere uitkomsten voor het milieu’, concludeert Schenderling. ‘Groene groei’, het adagium van zowel linkse als rechtse beleidsmakers is volgens hem een illusie.
Lijstjes met tips
Heynen en Schenderling vinden allebei dat het anders moet, eerlijker en vooral minder. Heynen doet dat op een aanstekelijk pragmatische manier. Aan het eind van zijn boek geeft hij een lijstje met tips wat de lezer persoonlijk kan bijdragen: eet plantaardig, voorkom verspilling, bespaar energie en koop minder spullen. Het is ongeveer hetzelfde lijstje dat hij in de hoofdstukken daarvoor heeft behandeld voor de samenleving als geheel – behalve, opmerkelijk genoeg, het afremmen van de bevolkingsgroei. Er zouden minder kinderen geboren moeten worden, vindt Heyen (bijvoorbeeld via beter onderwijs en gemakkelijke toegang tot anticonceptie), maar in zijn advies op individueel niveau komt ‘krijg minder kinderen’ niet terug.
De maatschappij moet volgens Heynen worden omgebogen naar een circulaire economie, waarin ecosystemen de kans krijgen om te herstellen. Daarvoor is ‘een bio-based, non-toxische, bio-afbreekbare economie’ nodig, een samenleving dus die zoveel mogelijk gebruik maakt van natuurlijke, hernieuwbare grondstoffen, zonder giftige chemicaliën, zonder plastics en andere niet-afbreekbare materialen, en met een energievoorziening die volledig gebaseerd is op hernieuwbare bronnen.
Technologische innovatie
Heynen heeft veel vertrouwen in technologische innovatie. Een duurzame energievoorziening moet het volgens hem hebben van ‘het slimmer maken’ van het elektriciteitsnetwerk, in combinatie met grootschalige opslag van energie. Het afvangen van CO2 die vrijkomt bij het gebruik van olie en gas beschouwt Heynen weliswaar als een lapmiddel, maar wel een lapmiddel met potentie. In zijn visie zal kweekvlees binnenkort een smaakvol alternatief vormen voor de echte hamburger of biefstuk. Verticale landbouw, waarbij groenten en kruiden in grote gebouwen boven elkaar worden verbouwd, kan het gebruik van water en voedingsstoffen drastisch beperken. Heynen concludeert ‘dat we al over nagenoeg álle oplossingen beschikken om het tij te keren’.
In de toekomst die Heynen in gedachte heeft wordt minder geconsumeerd, maar hij gaat daarin niet zo ver als Paul Schenderling. In Er is leven na de groei is minder consumptie nog net geen doel op zichzelf. Zijn hele boek is gebaseerd op wat hij, een beetje schoolmeesterachtig, ‘de kernmaatregel’ noemt, ‘de trekker die de transformatie in gang zet’. Hij werd op het idee gebracht door de Franse econoom Thomas Piketty. In Kapitaal en ideologie (2020) toont Piketty zich een voorstander van een CO2-belasting op individueel niveau die toeneemt naarmate er meer wordt vervuild. Schenderling wil die belasting niet beperken tot CO2, maar consumenten ook laten betalen voor hun milieu-impact op water, materialen en landgebruik. Hij erkent dat het lastig kan zijn om zo’n heffing in te voeren, maar heeft er vertrouwen in dat het kan lukken.
Volgens Schenderling leven we daarna in een ‘postgroei’-wereld, in zijn beschrijving is dat het paradijs op aarde. Hij gebruikt de term ‘postgroei’ (liever dan het inmiddels meer ingeburgerde degrowth of ‘ontgroeien’) om te benadrukken ‘dat we in de toekomst weliswaar in materiële zin minder zullen consumeren, maar dat dit samen kan gaan met meer welvaart, meer vrije tijd, meer levensgeluk, meer gemeenschap en meer democratie’.
Het klinkt, net als de visie van Heynen, bijna te mooi om waar te zijn. En misschien is het dat ook wel. Want als de oplossingen echt zo dichtbij zijn als beide auteurs suggereren, is de grote vraag: waarom gebeurt het dan niet?
Daarvoor is het goed om te bedenken dat klimaatverandering een veelkoppig monster is. Het Klimaatboek laat dat heel mooi zien. Voor deze essaybundel heeft de jonge Zweedse klimaatactiviste Greta Thunberg bijna honderd experts van over de hele wereld gevraagd om hun perspectief.
Het levert een van de beste boeken op die recent over klimaat zijn verschenen. ‘We kunnen dit probleem alleen oplossen als we het begrijpen’, is het uitgangspunt van Thunbergs zoektocht. Het boek gaat veel verder dan de titel suggereert, want ‘de klimaatcrisis is natuurlijk maar een symptoom van de veel grotere duurzaamheidscrisis’, schrijft Thunberg. In korte hoofdstukken, verdeeld over vijf thema’s (hoe het klimaat werkt, hoe het verandert, hoe dat ons beïnvloedt, wat we daartegen hebben ondernomen en wat er nu moet gebeuren), passeert het verhaal van de planeet de revue.
Het Klimaatboek laat weinig ruimte voor optimisme. Ook al eindigt zelfs Thunberg met lijstjes over wat nodig is, wat de samenleving kan doen en wat ieder van ons zelf zou kunnen doen. ‘Dit is het moment om woede om te zetten in actie’, schrijft ze. Niet haar eigen woorden, maar een citaat van VN-chef António Guterres.
‘Dit is het einde van het boek’, schrijft Thunberg. ‘Dit is het punt waarop er van mij wordt verwacht dat ik mijn gedachten afrondt en enkele inspirerende woorden opschrijf die een laatste zin waardig zijn. Maar dat ga ik niet doen. Ik laat het aan jou over.’ Ook al valt er van alles af te dingen op hun verhaal, Rolf Heynen en Paul Schenderling proberen wèl oplossingen te vinden. Verhalen over klimaat zijn af en toe om moedeloos van te worden. Op zo’n moment kan het heerlijk zijn om erop te vertrouwen dat er leven is na de groei en dat het dus wél kan.
20-01-2023 Paul Luttikhuis
ISBN | 9789021340234 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20221027 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 21 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres