In de tuin van het beest
De Frans-Marokkaanse schrijfster Leïla Slimani maakte een journalistieke analyse van de seksuele moraal in haar geboorteland. Vooral vrouwen lijden er onder de frustratie en de waanzin die hun seksuele onvrijheid veroorzaakt.
De gesprekken die Slimani in Marokko voerde waren het gevolg van de publicatie van haar vertaalde debuutroman In de tuin van het beest (Dans le jardin de l’ogre). Ze ging op tournee, hield de ene lezing na de andere. En vrouwen vertelden haar hun verhalen.
De hoofdpersoon van de roman, Adèle, leidt in Parijs een dubbelleven: ze lijkt de ambitieuze journaliste, de brave echtgenote van een geslaagd chirurg, de toegewijde moeder van een vierjarige peuter. Maar ze is ook een nymfomane, verslaafd aan seks, verteerd door een onstilbare begeerte, met een ‘onweerstaanbare drang’ naar seksuele bevrediging, die ze ondanks alles niet vindt. Ze houdt zich dagen in, laat zich dan weer gaan, klampt mannen aan, vraagt om gewelddadige seks en is tegelijkertijd wanhopig ‘omdat ze er niet mee kon stoppen’.
Als ze op de Boulevard de Clichy een seksshop inloopt, bij het podium blijft staan waar een oude danseres ‘haar vingers kreunend op haar tepels legt’, fluistert een Arabier haar ‘hchouma’ toe, waarna Adèle trillend van woede naar buiten loopt. ‘Hchouma’, zo legt Slimani in haar essay uit, is een pijler van de Marokkaanse samenleving, het betekent ‘schande of schaamte’. Adèle gaat seksueel alle perken te buiten – een groteske metafoor voor de verwrongen seksualiteit in Marokko.
Leïla Slimani is niet de eerste die openlijk schrijft over seksualiteit in haar geboorteland. In 1973 deed Tahar Ben Jelloun dat al, in zijn debuutroman Harrouda. Ben Jelloun (de eerste Marokkaanse auteur die de Prix Goncourt kreeg) prees van meet af aan het werk van Slimani (de tweede Marokkaanse schrijver die hem in de wacht sleepte). Slimani’s bekroonde roman Een zachte hand (Chanson douce) lijkt in zekere zin een variant op de misdaadroman Het stenen oordeel van Ruth Rendell (1930-2015): een pakkende eerste zin, een eerste bladzijde waarop het einde (de moord) al wordt weggegeven, een nanny respectievelijk een huishoudster uit een ander milieu als hoofdpersoon, gevolgd door een relaas waarin het drama onontkoombaar wordt.
Net zo lijkt Slimani’s debuutroman In de tuin van het beest schatplichtig aan Harrouda. Ook Ben Jellouns openingszin laat niets te raden over: ‘Een geslacht zien was de dwanggedachte uit onze jeugd. Niet zomaar een geslacht. Geen onschuldig en baardeloos geslacht. Maar dat van een vrouw.’ Ben Jellouns roman is soms poëtisch, soms realistisch. Versluierd in magische, sprookjesachtige beelden en metaforen spreekt hij over de alomtegenwoordige begeerte die zich toespitst op Harrouda-de-heks, de concubine van Satan. Zij verpersoonlijkt het seksuele verlangen, soms in de gedaante van een oude vrouw, dan weer in die van een jong meisje. Ze heeft een pact met ‘l’ogre’ (het beest) en geeft zich aan hem, vergiftigt hem, hij valt in stukken uiteen. Een tuin ‘onder een djellaba’ van een oude heer ‘wiens tong is getatoeëerd met leugens’, bevat ‘duizend-en-één geneugten’. De tuin van het beest is een hotspot van onkuisheid, half-onderdrukte hormonen en schaamteloze begeerte.
In zijn debuutroman laat Ben Jelloun ook zijn moeder aan het woord. Ze werd als jong meisje twee keer uitgehuwelijkt aan zwijgzame, oude mannen, die zich iedere nacht woordeloos aan haar vergrepen. Alleen haar derde man bezorgde haar ‘un peu de bonheur’. Zo volgt Slimani de weg van Tahar Ben Jelloun, van fictie naar reportage, van verbeelding naar de rauwe werkelijkheid.
Slimani spreekt ook met Mona Eltahawy (Port Said, 1967), Egyptische feministe en schrijfster van Hoofddoek en maagdenvlies. Waarom het Midden-Oosten een seksuele revolutie nodig heeft. In haar polemische essay, dat door de ferme toon veel stof deed opwaaien, laat ze zien dat de werkelijkheid in Egypte en andere Arabische landen nog veel rauwer is. Seks, dood en religie vormen ‘het kloppend hart van de vrouwenhaat in het Midden-Oosten’, schrijf ze. Op haar vijftiende verhuisde ze met haar ouders van Engeland naar het salafistische Saoedi-Arabië. Daar werd ze ‘tot feministe getraumatiseerd’. De Arabische Revoluties in Egypte en elders brachten vrouwen niet meer vrijheid. Eltahawy bekritiseert ook het paternalisme van westerlingen, islamofobe politici die ‘maar al te graag horen hoe slecht moslimmannen hun vrouwen behandelen’ en degenen die hun mond houden uit ‘respect’ voor andere culturen. Ze ziet maar één mogelijke uitweg: luisteren naar de vrouwen binnen de cultuur.
Luidere vrouwenstemmen
Die vrouwenstemmen worden talrijker en luider. De Marokkaanse sociologe Fatima Mernissi (1940-2015) vocht haar leven lang voor gelijkberechtiging van mannen en vrouwen. Haar Sheherazade is geen oosterse verleidster, maar een vrouw die het heft in eigen hand neemt. ‘Religie is een fantastisch machtsmiddel’, zei de Erasmusprijs-laureate al in 1991 deze krant, ‘maar de vrouwenemancipatie gaat verschrikkelijk snel’.
De Irakese journaliste en schrijfster Alia Mamdouh viel de seksuele moraal in haar land aan. Ze kreeg een publicatieverbod voor La garçonne (2012), een aangrijpend boek over het lot van een studente die een verboden relatie heeft met een communist. De Libanese dichteres en activiste Joumana Haddad neemt de Arabische man op de korrel in haar boek Superman est arabe (2013): hij lijkt wel oppermachtig, maar is een doetje, hij lijkt wel intelligent ‘maar beluister hem goed en u zult zien dat hij mannelijkheid verwart met machogedrag, geloof met fanatisme, ethiek met de meest afgezaagde tradities.’ Samar Yazbek werd bekend door haar kroniek over de eerste maanden van de Syrische opstand, Vrouw onder vuur (2013). Zo lijkt de jonge generatie Arabische schrijvers geëngageerd, niet bang, niet behept met dogmatische tradities noch doordrongen van een politieke doctrine. Velen daarvan zijn vrouw.
Juist dat groeiende, strijdbare koor van vrouwelijke stemmen is cruciaal in de discussie over de seksuele rechten van de mens – daarom is de felle literaire en journalistieke stem van Leïla Slimani zo wezenlijk. Zoals Tahar Ben Jelloun schrijft in Harrouda: ‘het belangrijkste is niet wat de moeder zegt, maar dat ze heeft gesproken.’ Spreken is al een statement in een maatschappij die de vrouw lang het woord heeft ontzegd.
Adèle is journalist, getrouwd met een lieve man en moeder van een peuter. Maar Adèle is ook wanhopig verslaafd aan seks. Seks om een onbestemd verlangen te sussen, om te ontsnappen aan de banaliteit van het bestaan. Ze spreekt
voortdurend af met vreemde mannen op anonieme plekken. Ze leidt een dubbelleven, inclusief geheim telefoonnummer en e-mailaccount. Wanneer haar man dit ontdekt, verhuist het gezin naar het platteland, weg van de verlokkingen
van de grote stad. Kan Adèle de verleiding weerstaan, wanneer ze alleen teruggaat naar Parijs voor de begrafenis van haar vader? In nietsverhullend taalgebruik schetst Leïla Slimani de intense begeerte van een vrouwelijk lichaam en laat ze je de destructie van een verslaving keihard voelen.
ISBN | 9789046823217 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20180426 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 210 mm |
Dikte | 17 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres