In het spoor van Fanon

Koen Bogaert
24,90
Op voorraad
SKU
9789462673939
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
‘Dekolonisering, gericht op het veranderen van de orde van de wereld, is een programma van totale wanorde.’ Woorden van de legendarische Martinikaans-Franse psychiater, filosoof en revolutionair Frantz Fanon. Koen Bogaert opent er zijn boek mee. Want wat als je consequent dekoloniseert? Dekolonisering is geen eenvoudig stappenplan dat je even implementeert. Het is in de eerste plaats een sociale en intellectuele strijd, een revolutionair project zelfs, dat start met de radicale verbeelding van een totaal nieuwe samenleving. In dit boek trekt Koen Bogaert alle draden samen van zijn studie van een reeks dekoloniale denkers, van Fanon tot C.L.R. James, Michel-Rolph Trouillot, Sylvia Wynter en Priyamvada Gopal. In hun spoor neemt hij je mee in een geschiedenis die ruim vijfhonderd jaar overspant, van de koloniale symbiose tussen staten en bedrijven, de uitvinding van ‘ras’ tot de Haïtiaanse Revolutie en de hedendaagse heropflakkering van het mondiale protest. Met een nawoord van Sibo Kanobana.
Meer informatie
Auteur(s)Koen Bogaert
ISBN9789462673939
BindwijzePaperback
Aantal pagina's240
Publicatie datum20230210
NRC Recensie4 ballen
Breedte150 mm
Hoogte225 mm
Dikte30 mm
NRC boeken recensie

Dekolonisatie is een begrip dat veel gebruikt wordt, maar wat het precies betekent is niet altijd duidelijk. Al tien jaar geleden schreven de dekoloniale onderzoekers Eve Tuck en Wayne Yang daarom het essay ‘Dekolonisatie is geen metafoor.’ Daarin stelden zij dat dekolonisering ‘unsettling’ is: het gaat in de eerste plaats om het teruggeven van land aan oorspronkelijke bewoners, niet om schoolcurricula of een ander denken over de geschiedenis. Zij schreven dit in Canada, een ‘settler’-staat.

In het boek In het spoor van Fanon. Orde, wanorde, dekolonisering gebruikt de Gentse hoogleraar politicologie Koen Bogaert het werk van de Frans-Martinikaanse psychiater en vrijheidsstrijder Frantz Fanon om te wijzen op een ander ‘unsettling’ element van dekolonisatie: een keuze voor wanorde. De bestaande orde, immers, wordt gekenmerkt door blijvende koloniale scheidslijnen, niet alleen tussen het ‘Globale Noorden’ en het ‘Globale Zuiden’, maar ook binnen België of Nederland. Een dekoloniaal perspectief, aldus Bogaert, is een internationaal perspectief waarin de extractie van grondstoffen, de exploitatie van goedkope arbeid en het structurele racisme dat beide mogelijk maakt met elkaar verbonden worden. Het is dus niet mogelijk een instelling als een universiteit of een museum te dekoloniseren zolang die in een niet-gedekoloniseerde orde opereert.

Gesubsidieerde geschiedvervalsing

Voorzover er in Nederland publieke discussies over dekolonisering zijn, zijn ze doorgaans van afgrijselijk laag intellectueel niveau. Alleen al daarom is Bogaerts boek een welkome bijdrage. Met veel kennis van zaken fileert hij gangbare onzin over het weghalen van standbeelden als het ‘uitwissen van geschiedenis.’ Beelden van koloniale plunderaars als Coen in Nederland of Colston in Engeland werden vrijwel altijd in de negentiende eeuw neergezet, juist als vorm van staatsgesubsidieerde geschiedvervalsing.

Lerend van de Haïtiaans-Amerikaanse antropoloog en historicus Michel-Rolph Trouillot wijst Bogaert op het feit dat de verhalen die over de geschiedenis verteld worden samenhangen met macht, en dus ook in het heden hun werking hebben. In Nederland heeft antropoloog Gloria Wekker hetzelfde beargumenteerd. Trouillot liet in zijn boek Silencing the Past zien hoe de Haïtiaanse Revolutie uit de Westerse geschiedenisboeken verdween of tot voetnoot werd gereduceerd, ook al verloren zowel Frankrijk als Engeland tussen 1791 en 1804 meer soldaten in Haïti (toen Saint-Domingue) dan bij Waterloo. Trouillot schrijft ook dat naar het piepkleine eilandje Martinique – waar Fanon geboren werd – meer tot slaaf gemaakten vervoerd werden dan naar wat nu de Verenigde Staten van Amerika zijn. De macht van de Verenigde Staten leidt er echter ook toe dat er voor dat land meer aandacht is vanuit dekoloniale en abolitionistische hoek.

Bogaert staat uitgebreid stil bij aspecten van de koloniale geschiedenis in Afrika, de Amerika’s en India, bij de geschiedenis van de East India Company en de V.O.C., en bij de vormen van verzet, rebellie en revolutie, waarmee het abolitionisme en dekolonisatiestrijd gepaard gingen. Zo maakt In het spoor van Fanon duidelijk dat emancipatie ook in de praktijk van strijd zelf ligt. Zo lang de wereld via raciale asymmetrieën in eigendom en uitbuiting georganiseerd wordt, is strijd nodig voor bevrijding. Dekolonisering betekent niet alleen een andere wereld, maar ook, zegt Bogaert met Fanon, een andere mens. De koloniale invoering van privébezit en het opbreken van gemeenschappelijk eigendom, zoals dat in Europa eerder was gedaan en in de VS bijvoorbeeld gebeurde met de Dawes Severalty Act en in Zuid Afrika met de Glen Grey Act, leidde immers ook tot de vorming van een specifiek soort mens. Een mens die zichzelf moest leren zien als autonoom individu, die werd gedefinieerd door individueel eigendom. Evenzeer werd in kolonisatieprocessen een rigide man/vrouw-dualisme opgelegd aan miljoenen mensen voor wie zulke binaire gender-onderscheidingen vreemd waren.

Van planeet tot plantage

Uit In het spoor van Fanon valt veel te leren over koloniale geschiedenis en de manieren waarop die doorwerkt in de huidige machtsverhoudingen in de wereld – van geopolitiek tot genderpolitiek. Het accent ligt daarbij op de Britse en Franse koloniale plunderingen en op de mondiale geschiedenis van anti-zwart racisme, en minder op de voor dekoloniale praktijken en theorieën zo cruciale Latijns-Amerikaanse context, of op het Midden Oosten en de huidige koloniale bezetting van Palestina. Bogaert kiest er ook voor niet uit te weiden over de noodzaak van een dekoloniale ecologie, zoals politicoloog Malcom Ferdinand recent in zijn ook in het Engels vertaalde Une écologie décoloniale. Hij laat zien dat ‘moderniteit’ een naam is voor de transformatie van planeet tot plantage. Toch gebeurt er veel verhelderends in dit boek van ruim driehonderd pagina’s, dat allicht het intellectuele niveau van Nederlandstalige discussies over dekolonisering op zal tillen. Bogaert baseert zich niet zozeer op eigen archiefwerk, maar brengt in dit boek een grote hoeveelheid literatuur en kennis bijeen.

Wie overtuigd raakt van de noodzaak om op een andere manier op aarde te leven, is volgens Bogaert niet gebaat bij een schuldgevoel, zoals met name witte mensen dat thematiseren. Dat zou, zegt Bogaert met Trouillot, te gemakzuchtig zijn. Maar het zou evenzeer gemakzuchtig zijn de verdrinkingsdood in de Middellandse Zee van duizenden Afrikanen in recente jaren niet als een in politieke verantwoordelijkheid vertaalde schuld te zien. Daarom is het noodzakelijk, aldus Bogaert, om de ‘bestaande orde te ontmantelen’.

De vraag is natuurlijk hoe dat er in de praktijk uit ziet. Bogaert verwacht veel van het vertellen van andere verhalen over zowel de geschiedenis als over hoe nu te leven. Verzet is volgens hem de motor van de geschiedenis. Maar het zou al te idealistisch zijn – en misschien ook wat te weinig ‘unsettling’ – om louter nieuwe verhalen als opstap naar een nieuwe mens te zien. Dekolonisering dreigt dan toch weer metafoor te worden. In de eerste plaats moet het natuurlijk om de teruggave van land gaan. Voor Fanon leidde dat vervolgens idealiter niet tot een nieuwe staat. Dat zou bijvoorbeeld een antwoord op de vraag naar respectievelijk een één- of tweestatenoplossingen voor Israël/Palestina alleen verder bemoeilijken. Een dekoloniale strijd is, zoals Bogaert terecht benadrukt, een strijd waarbinnen het uitvinden van nieuwe manieren van samenleven centraal staat, niet het uitvoeren van tevoren bedachte plannen.

Wanneer Bogaert concreet wordt over het ontmantelen van de koloniale orde, verschuift het accent van dekolonisering naar raciaal kapitalisme. Dat concept is gepopulariseerd door de Amerikaanse politiek theoreticus Cedric Robinson en verwijst naar de cruciale rol die constructies van ‘ras’ spelen in de evolutie van het kapitalisme. Die accentverschuiving is praktisch nuttig omdat het zo mogelijk wordt dekolonisering aan klassenstrijd te verbinden. Zo wordt duidelijk dat dekolonisering praktisch gezien betekent dat het kapitalisme ontmanteld wordt én dat de universalisering van witte, Westerse normen door de waardering van de kennisvormen en levenswijzen van oorspronkelijke bewoners tegengegaan wordt. Bogaert wijst concreet op de Arabische protesten van 2011, de Black Lives Matter-strijd in de VS, het Europese antiracisme en de mondiale strijd voor klimaatrechtvaardigheid als voorbeelden van hoopvol verzet dat de dekoloniale ‘chaos’ dichterbij brengt. De verbinding tussen dekolonisering en antikapitalisme lijkt echter niet evident voor iedereen die dekolonisatie predikt. Voor sommigen betekent het simpelweg andere geschiedenisboeken, nieuwe standbeelden en ‘inclusie’, ofwel een stukje van dezelfde koloniale cake; een metafoor.

Noodzakelijke wanorde

Wat dit boek in ieder geval laat zien, is dat het denken van Fanon een uitstekende connectie biedt tussen dekolonisatie en een strijd tegen raciaal kapitalisme. Fanon liet zich niet tot een traditioneel (wit) socialistisch ideaal verleiden. Juist in zijn wantrouwen jegens, bijvoorbeeld, de Communistische Partij in Algerije is Fanon iemand die de verbinding, maar ook de potentiële spanning tussen dekolonisatie en een strijd tegen raciaal kapitalisme belichaamt. Om die spanning werkelijk productief te maken, had Fanon in dit boek een grotere rol moeten krijgen. Cedric Robinson schreef in 1993, toen er ook veel aandacht was voor het werk van Fanon, dat het een ‘weinig elegante verwaandheid’ is om Fanon ‘slechts als middel op de achtergrond’ te gebruiken.

Maar als Bogaert in dit boek net te veel tegelijk wil doen, is dat geen verwaandheid. Eerder een vorm van bescheidenheid, waardoor hij zijn boek gebruikt om voortdurend andere stemmen aan het woord te laten. En ja, er zijn vele sporen die vanuit Fanon vertrekken. Precies die creativiteit en inventiviteit had Fanon op het oog toen hij pleitte voor de noodzakelijk te komen wanorde.

Back to top