Kallocaïne

Karin Boye
19,50
Op voorraad
SKU
9789492313577
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback / softback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Kallocaïne is een spookachtig visioen van een door de politie en het leger bestuurde samen-leving dat na ruim tachtig jaar nog niets van zijn actualiteit heeft verloren. Karin Boye beschrijft in haar roman een tota-litaire ‘Wereldstaat’. In het desolate, paranoïde landschap van ‘politieogen’ en ‘politieoren’ vindt de gehoorzame burger en chemicus Leo Kall een middel uit dat ervoor zorgt dat iedereen die ermee wordt geïnjecteerd de waarheid zegt. Met zijn uitvinding voorziet hij de Wereldstaat van een middel om totale controle uit te oefenen. Want als gedachten bekend kunnen worden, is het een logische volgende stap om ze strafbaar te maken. Maar terwijl zijn uitvinding dromen over opstand en verlangens naar vrijheid aan het licht brengt, begint Leo Kall te twijfelen aan de voortreffelijkheid van de Staat en aan zijn rol erin als loyale medesoldaat. Kallocaïne behoort samen met Jevgeni Zamjatins Wij, George Orwells Nineteen Eighty-four en Aldous Huxleys Brave New World tot de grote dystopische klassiekers en is als enige daarvan door een vrouw geschreven; het laat de gevaren zien van gelatenheid en de kracht van verzet, hoe onbeduidend het ook mag lijken.
Meer informatie
Auteur(s)Karin Boye
ISBN9789492313577
BindwijzePaperback / softback
Aantal pagina's196
Publicatie datum20190122
NRC Recensie3 ballen
Breedte125 mm
Hoogte200 mm
Dikte21 mm
NRC boeken recensie

Dit boek uit 1940 waarschuwt voor naderend onheil

Kallocaïne Zoals wel meer intellectuelen was de Zweedse schrijver en dichter Karin Boye (1900-1941) een tijd in de ban van het socialisme. Daar kwam verandering in toen ze zag waar dat socialisme in de praktijk op neerkwam.

Zoals wel meer intellectuelen was de Zweedse schrijver en dichter Karin Boye (1900-1941) een tijd in de ban van het socialisme. Daar kwam verandering in, zoals bij wel meer intellectuelen, toen ze zag waar dat socialisme in de praktijk op neerkwam: toen ze in 1928 een reis naar de Sovjet-Unie maakte, bedoeld om inzicht te vergaren over het reilen en zeilen van een collectivistische maatschappij, draaide dat uit op een ontgoocheling. Ze kreeg amper mensen te spreken, had de indruk dat ze in de gaten werd gehouden en liep aan tegen een ondoordringbare bureaucratie.

De idioterie van de Sovjet-Unie en het rijzende kwaad in het Duitsland van de jaren twintig en dertig stimuleerden haar om Kallocaïne (1940) te schrijven, een dystopische roman die in ‘thuisland’ Zweden nu nog tot de klassiekers schijnt te behoren. Het is een roman die we zomaar, aldus vertaler en nawoord-schrijver Bart Kraamer, aan het canonieke rijtje Brave New World van Huxley, 1984 van Orwell en Wij van Zamjatin kunnen toevoegen. En daar is, alleen al op basis van het vindingrijke vertrekpunt van de roman, wel iets voor te zeggen: wetenschapper vindt in een denkbeeldige, totalitaire staat een middel uit dat het mensen onmogelijk maakt om te liegen. Een soort vloeibare leugendetector dus: gezagsgetrouwe ambtenaren spuiten het goedje in de aderen van een verdachte burger en controleren daarna, vragen stellend, of hij wel een beetje in de lijn van de leer denkt. Het collectief is heilig, het dwarse individu moet wijken en zelfs ongeluk is onwenselijk.

Naderend onheil
Zomaar een dilemma uit Kallocaïne: mag je als overheid ingrijpen als je weet dat iemand de boel in de toekomst zou kunnen ondermijnen, dus voordat iemand überhaupt is toegekomen aan het plegen van een misdrijf? Door het middel te vernoemen naar de uitvinder ervan, Leo Kall, benadrukt Boye de rol van het individu in een grote maatschappelijke ontwikkeling. We zijn getuige van de opkomende populariteit van het middel, maar we krijgen ook volop te zien hoe Kall er als een soort wethouder Hekking zorg voor draagt dat het een succes zal wórden. Hij is verblind door ambitie en laat zich eenvoudig vergelijken met iemand als Robert Oppenheimer, die eerst geestdriftig meewerkte aan de ontwikkeling van de atoombom en vervolgens een beetje beteuterd toezag hoe men er in Hiroshima en Nagasaki duizenden onschuldige burgers mee doodde. Voor een boek over ethiek was het voor Oppenheimer toen te laat.

Een van de grote verdiensten van Kallocaïne is dat je, ondanks alle in het oog springende maatschappelijke en ethische misstanden, toch niet bevroedt welke prijs Kall voor zijn eigen uitvinding zal moeten betalen – want dat gaat natuurlijk gebeuren.

Boye, die een jaar na publicatie een einde aan haar leven maakte, schreef Kallocaïne in de zomer van 1940, in ‘één lange ingeving, zonder pauze’, aldus Kraamer. Die eruptie voorziet het boek van een knisperende drift, maar heeft ook een behoorlijk, zuiver literair nadeel, want erg pakkend of beeldend is het allemaal toch niet geschreven. Zo krijg je de wereld waarin alle ellende zich afspeelt eigenlijk niet te zien en zitten ook de karakters tegen het eendimensionale aan. Opvallend genoeg staan er dan wel weer allemaal aforistische zinnen in die het citeren waard zijn. Kall na een roman lang op een vijand te hebben gejaagd: ‘Ik was niet overmand door medelijden met hem omdat hij zou worden veroordeeld en zou sterven, maar ik was woest verbitterd dat ik mezelf had beknot door hem aan te geven.’ Wantrouwen maakt muizen van mensen, dat is de les. Ontstellend eigenlijk, dat Boye ons met een hyperbolisch boek voor een naderend onheil wilde waarschuwen, maar dat die hyperbool nog geen fractie bevatte van de daadwerkelijke horror die de wereld zou overspoelen. Anders gezegd: de vernietigingskampen, die zag Boye nog niet voor zich. Die konden pas achteraf beschreven worden, na de oorlog, en fictie had men er ook niet voor nodig.

14-05-2021 Sebastiaan Kort

Bestanden bij dit product
Inkijkexemplaar.pdf (660.22 kB)
Back to top