Kilometer 101
De verhalen van de Russische schrijver Maxim Osipov (Moskou, 1963) beginnen soms kinderlijk eenvoudig. Zo luidt bijvoorbeeld de eerste zin van ‘Cape Cod’: ‘Waar kun je met je vriendin naartoe als je geen geld hebt? Naar de oceaan natuurlijk.’
Het klinkt als de aanloop naar een smakelijke anekdote. Dat er ondanks die lichtheid veel meer aan de hand is, besef je als drie alinea’s verder over de hoofdpersoon Aljosja, een 24-jarige Rus die in 1989 met zijn vriendin Sjoera vakantie viert in de Verenigde Staten, terloops wordt verteld dat hij na de middelbare school als half-Jood niet werd toegelaten tot de befaamde Faculteit Wiskunde en Mechanica van de Moskouse Staatsuniversiteit. Wel mocht hij naar de veel minder prestigieuze Goebkin Hogeschool voor Olie- en Gaswinning, waar hij opgeleid werd tot programmeur. Met zo’n achteloze mededeling confronteert Osipov je subtiel met het venijnige Sovjet-antisemitisme (in de Sovjet-Unie stond in je paspoort je etnische afkomst), dat er in de jaren negentig toe leidde dat zo’n miljoen Joden Rusland verlieten om hun geluk in het Westen te beproeven.
Tijdens die vakantie bezoekt Aljosja ook zijn vroegere schoolvriend Lavrik, die naar de VS is geëmigreerd. Als hij hem het laatste nieuws uit Moskou vertelt, zegt deze: ‘Jongens, in wat voor een shitzooi leven jullie daar toch!’ Pas dan begint het echte verhaal, dat over ontheemding en heimwee gaat, waarbij humor en relativering het bijna altijd van rampspoed winnen.
Terug in Moskou trouwen Aljosja en Sjoera. Ze krijgen een kind dat ze Leo noemen en vertrekken daarna naar de VS. Vervolgens maakt Osipov een grote sprong in de tijd naar 2007 als Aljosja’s vader, een gedesillusioneerde weduwnaar in Moskou, ineens de telefoon niet meer opneemt. Aljosja keert naar Rusland terug om uit te zoeken wat er met zijn vader is gebeurd. Hij belandt nu in een klassieke Russische chaos, die alles zegt over een maatschappij die nog altijd van geen kant functioneert.
Weer een paar jaar later heeft Aljosja zijn eigen investeringsmaatschappij en is hij rijk. Hij kan zich zelfs een buitenhuis in Cape Cod veroorloven. De enige dissonant in zijn leven is zijn zoon, die niet wil leren. Maar ook dat is eigenlijk geen ramp. Einde verhaal.
Het nieuwe Rusland
‘Cape Cod’ is typerend voor de verhalen in de door Osipov zelf uit oud en nieuw werk samengestelde bundel Kilometer 101. Ze beginnen zomaar ergens en eindigen zomaar ergens. Tussen die twee uitersten speelt zich het drama af, alsof de schrijver wil zeggen dat het uiteindelijk allemaal wel meevalt met het leed dat je kan overkomen. Zijn verhalen lezen dan ook als een levensvreugde bevorderend medicijn ter verdrijving van de melancholie.
Dat laatste heeft alles te maken met het land waar de verhalen en de in de bundel opgenomen novelle Luxemburg zich met name afspelen: de Sovjet-Unie en het Rusland van na 1991. Chaos en meedogenloosheid binden er voortdurend de strijd aan met empathie en menslievendheid.
Luxemburg bevat alle elementen van Osipovs literaire universum. Net als in ‘Cape Cod’ haalt de verteller herinneringen op aan een oude schoolvriend, Sasja Levant. Opnieuw is er dat vermaledijde Sovjet-antisemitisme, dat deze keer zijn gezicht laat zien in het stadje Luxemburg, op een uur rijden van Moskou. Sasja is daar na de dood van zijn moeder gaan wonen in de datsja van zijn al eerder overleden Joodse stiefvader (die hem zijn achternaam heeft bezorgd). Hij is er gelukkig en waant zich ver weg van het chaotische en drukke Moskou, waar hij zijn appartement aan een Duitse correspondent verhuurt.
Maar op een dag worden de graven van zijn ouders besmeurd met hakenkruizen, stront en de woorden ‘Weg met de jiden’. Sasja doet aangifte bij de politie en daar ontspint zich het eigenlijke drama van de novelle. Want de dienstdoende agent in het onderbemande politiebureau heeft geen zin om Sasja te helpen. Zoiets geeft alleen maar gedoe en haalt bovendien de lokale krant. Vooral omdat Sasja’s moeder een oorlogsheldin is.
Als Sasja de lakse agent blijft bestoken met vragen of het onderzoek vordert, krijgt hij de vraag of hij soms niets anders te doen heeft dan hem lastig te vallen. ‘Wat zou u in mijn geval doen?’ vraagt de wanhopige Sasja hem. En dan volgt het antwoord: ‘Ik zou naar Israël vertrekken.’ En even later: ‘Nou Alexander Jakovlevitsj, jullie hebben toch een eigen land, daar zou u wel naartoe kunnen…’
Sasja overweegt serieus te emigreren. Maar als hij bezig is om via ingewikkelde omwegen een visum voor Israël te bemachtigen, beseft hij dat hij helemaal geen Jood is, ook al staat dat in zijn paspoort. Om een visum te krijgen heeft hij namelijk een geboortebewijs nodig. En daarin staat dat zijn echte vader een etnische Rus is en niet Ja-kov Levant.
Even is Sasja ontluisterd, maar uiteindelijk volgt de opluchting, zeker als de grafschenners, twee opgeschoten jongeren, worden gepakt. Wil hij dat ze veroordeeld worden? vraagt hij zich af, denkend aan de veroordelingen van talloze onschuldigen tot lange straffen. Die vraag levert een aangrijpend keerpunt op, waarmee Osipov mededogen wekt met iedereen die in de onrechtvaardige Russische samenleving opgroeit.
Dat laatste blijkt ook uit de verhalen ‘Matthew Ivanov’ en ‘Vooralsnog’. Hier roept Osipov de Sovjet-generatie ter verantwoording voor haar vaak laffe of verraderlijke gedrag. Heeft in ‘Matthew Ivanov’ de vader van de hoofdpersoon als student in 1949 zijn activistische medestudenten verraden, in ‘Vooralsnog’ laat een bejaarde hoogleraar klassieke talen in 2011 zijn activistische ondergeschikte, een briljante classicus, vallen uit angst voor zijn carrière. Hiermee laat Osipov zien hoe hele generaties in de Sovjet-Unie murw zijn gemaakt door een cultuur bepaald door angst om iets te doen wat de machthebbers niet zinde. Het is een mentaliteit waarvan de sporen terug te vinden zijn in de massale steun die Poetin voor de oorlog in Oekraïne krijgt.
Doelloos bestaan
De laatste 75 pagina’s bevatten de verhalen uit Osipovs in 2019 in het Russisch verschenen bundel Kilometer 101. Hierin vertelt Osipov, die opgeleid is als cardioloog, over het leven van een arts in de provinciestad N. Niemand wil er echt leven, iedereen leidt er een doelloos bestaan. De medische zorg is er hopeloos en heeft het niveau van die in Centraal-Afrika. Een beschermende overheid is er niet, want die bestaat alleen uit corrupte politieagenten. En de ouderen? Die hebben nostalgie naar de Sovjet-Unie, toen hun land groot en machtig was.
Toch wil de verteller er niet weg. Hij geniet van de betrekkelijke rust en de natuur. Hoogstens verbaast hij zich over de passiviteit van zijn stadsgenoten en de pogingen van zijn meerderen om hem medeplichtig aan hun corrupte praktijken te maken. Het wrange aan dit alles is dat Osipov, die zelf in het idyllische stadje Taroesa woonde en werkte als cardioloog, kort na de Russische invasie in Oekraïne zijn land is ontvlucht, om er niet meer terug te keren zolang Poetin er aan de macht is.
ISBN | 9789028222083 |
---|---|
Aantal pagina's | 368 |
Datum van verschijning | 20221028 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 130 mm |
Hoogte | 209 mm |
Dikte | 33 mm |