‘Met rustig gemoed?’ beschrijft op verzoek van het huidige bestuur de bezettingsgeschiedenis van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG). Het boek belicht een segment van de samenleving dat in publicaties over de oorlogsjaren doorgaans uit het zicht blijft. In 1940 gold het KOG als een bastion van kunstminnende weldenkenden en welgestelden. Notabelen, kunstenaars, geleerden, kunsthandelaren en verzamelaars kwamen op gezette tijden bijeen in het Rijksmuseum om van gedachten te wisselen over kunst en kunstnijverheid. Wat bleef er over van die eredienst aan het erfgoed, nadat de bezetter had toegeslagen? De gedwon-gen verwijdering van de vele Joodse leden leidde tot schrijnende taferelen. Afzonderlijke leden raakten betrokken bij het verzet, maar de vereniging als zodanig kwam niet verder dan een amper waarneembaar tegenstribbelen. En hoe was de reactie van het Genootschap, toen na 1945 de schade werd opgemaakt? Dit verhaal, opgetekend aan de hand van archief-onderzoek en gesprekken met nabestaanden, brengt feiten aan het licht die – schokkend dan wel ontroerend – tot nadenken stemmen. De vragen die het oproept zijn nog altijd actueel.