In meanderende coplaverzen wandelt Jonas Bruyneel met de Andalusische dichter Federico García Lorca van de binnenstad van Granada naar de top van de Mulhacén, de hoogste berg van Spanje. Die tocht brengt hen langs de witte dorpen van de Alpujarras, door de onder de droogte kreunende valleien en over de besneeuwde flanken van de Sierra Nevada. In dat veranderende landschap praten ze over het verlangen naar een thuis, polarisatie, empathie en de rol van poëzie in een samenleving die, net als de rode aarde van Andalusië, in ijltempo verdort. In zijn binnenzak bewaart Federico een revolver. De dood is altijd nabij.
Jonas Bruyneel (1989) debuteerde in 2015 met de bekroonde verhalenbundel Voorbij het licht. In 2019 volgde de historische roman Vijd. In 2022 kwam zijn debuutbundel broedland uit. Tussen 2017 en 2019 was Bruyneel stadsdichter van Kortrijk. Hij publiceert regelmatig in tijdschriften als Het Liegend Konijn en De Lage Landen. Daarnaast maakt hij muziek onder de naam momoyo.