Onder het bladerdak
Het is een riskante veronderstelling, die Jerker Spits doet in de openingszin van Onder het bladerdak, een boek over de geschiedenis van het bos: „Van alle natuur spreekt het bos het meeste tot onze verbeelding.” Is dat waar? Misschien voor de auteur zelf, omdat hij het bos beschouwt als „een spiegelbeeld van onszelf”, nauw verbonden „met onze angsten en verlangens”.
Deze suggestie geldt eveneens voor de diepzee en oceanen, de arctische gebieden, zelfs ook woestijnen of moerassen. In elk geval is het bos niet zo uniek ten opzichte van andere natuur als Spits (1977) doet vermoeden. Hij noemt de Veluwe „een van de grootste aaneengesloten natuurgebieden van Noord-West Europa”. Nagenoeg dezelfde aanprijzing staat op de website van Nationaal Park De Hoge Veluwe: „De Veluwe heeft een oppervlakte van maar liefst 91.200 hectare. Daarmee is de Veluwe het grootste aaneengesloten natuurgebied van Europa.”
Die mededeling heeft me altijd verbaasd; zijn er in Frankrijk, Duitsland, Scandinavië of Groot-Brittannië geen grotere of vergelijkbare ‘aaneengesloten’ natuurgebieden? Omgerekend telt de Veluwe nog geen 1.000 vierkante kilometer, ook volgens de site van het park zelf; het Duitse Natuurpark Teutoburgerwoud meet 2.736 vierkante kilometer, dus dat is veel uitgestrekter.
Spits’ studie geeft je niet een ‘bosgevoel’, het is alsof de auteur nooit over de verende bosgrond heeft gelopen of de geuren van het bos heeft opgedaan. In tegenstelling tot Koos van Zomeren met Het bomenboek, De geur van het bos van Rob Bijlsma of vooral Tot in de hemel, het magistrale bosboek van Richard Powers, mist Spits’ studie intensiteit of originaliteit. Hij leunt sterk tegen Het verborgen leven van bomen door de Duitse boswachter Peter Wohlleben. Zijn visie dat bomen met elkaar communiceren en elkaar bijvoorbeeld bij gevaar waarschuwen komen we in verschillende variaties tegen. Helaas geven de nogal willekeurig gekozen zwart-wit illustraties evenmin een bosgevoel; ze zijn overwegend zwart afgedrukt.
Met Wohlleben en Powers ben je écht in het bos, je voelt de ruwheid van schors als je tegen een boom leunt, hoort de bomen ruisen. Spits kiest voor een andere invalshoek, namelijk de papieren boshistorie, en dan niet van Nederland maar voornamelijk van Engeland en Duitsland, met een beetje Frankrijk. Dat is voor de Nederlandse bosliefhebber jammer. Zo is het onbegrijpelijk dat het laatste Nederlandse oerbos, het Beekbergerwoud bij Apeldoorn, niet wordt genoemd. Dit oerbos werd in 1871 gekapt, want de mens had hout nodig. Het is dit woud dat plantkundige en natuurbeschermer Frederik Willem van Eeden, de vader van de schrijver, inspireerde tot zijn beroemde uitspraak dat de natuur „natuurmonumenten” kent, die aan volgende generaties doorgegeven moeten worden.
Zeshonderd eiken
Het boek van Spits begint in 1540 aan het Engelse hof met Henry VIII. Onder zijn verantwoordelijkheid verdween, als gevolg van houthonger van de mens, een van de schitterendste wouden, het New Forest in Zuid-Engeland. Nauwgezet, puttend uit tal van bronnen, beschrijft Spits de ondergang van het bos. Hij schrijft interessant over het „houten tijdperk” waarin hout nodig was voor schepen, huizen, verwarming, meubels, kozijnen. Vooral eikenhout was geliefd. Zo vereiste het oorlogsschip Mary Rose zeshonderd volwassen eiken. Dan hebben we het over 1510.
Spits blijft daarna steken in de geschiedenis. Heel spannend begint hij het hoofdstuk ‘De ontdekking van de wildernis’ met twee jonge Fransen, onder wie Alexis de Tocqueville, de filosoof en latere staatsman. Het tweetal doorkruist in 1831 de noordelijke staat Michigan op zoek naar ‘wilden en wildernis’. We verwijlen nog enkele hoofdstukken lang in Noord-Amerika, bij de Indianen. Hier lopen de begrippen ‘bos’ en ‘wildernis’ door elkaar. Vervolgens ontmoeten we terecht twee iconen van de Amerikaanse wildernis, John Muir en Henry David Thoreau die een hut liet bouwen in Walden, om daar in de ongereptheid te leven. Andere namen die de revue passeren zijn Ernst Jünger en Hermann Göring als het gaat over de Duitse bossen en het iconische Teutoburgerwoud; Toergenjev over het Russische bos; de Duitse natuuronderzoeker Alexander von Humboldt volgen we op zijn baanbrekende reis door het oerwoud van de Amazone.
Het zijn betrekkelijk obligate namen en hun verhalen zijn al eerder in vele toonaarden beschreven. Nieuw is de kennismaking met de Amerikaanse antropoloog Napoleon Chagnon die in 1964 vertrekt vanuit de staat Michigan naar het Amazonegebied; hij is dan 26 jaar. Dit hoofdstuk begint ook met een feitje: „Het Amazonegebied in Zuid-Amerika is het grootste regenwoud op aarde. Het bestaat uit zeven miljoen vierkante kilometer dicht bos.” Nagenoeg dezelfde woorden staan op Wikipedia: „Het Amazoneregenwoud, ook wel de Selva genoemd, is het grootste regenwoud op aarde. Het heeft een oppervlakte van 6,7 miljoen km².” Chagnon vaart de Orinoco op om ‘echt primitieve mensen’ te bestuderen, de Yanomami. Het lukt hem zich in hun groep te begeven, hun taal te leren en hun gedrag en leefwijze te analyseren. Hoe spannend dit hoofdstuk ook is, met woudgeschiedenis heeft het niet veel te maken; het gaat bladzijdenlang over de antropologie van de Yanomami.
En dan zijn we nog steeds niet in het heden. Met het slothoofdstuk, ‘De toekomst van het bos’, keren we opnieuw in de tijd terug, naar de geboorte van Hans Carl von Carlowitz in 1645 bij Chemnitz. Hij zou uiteindelijk het eerste boek over de noodzaak van bosbeheer schrijven, verschenen in 1713. Hierin hekelde hij de roofbouw op de bossen van zijn tijd. Belangwekkend, maar anno 2025 wil je weten hoe het bosbeheer er nú voorstaat, zeker in ons land. Ook in de eindredactie loopt het fout; er staat bijvoorbeeld het pleonasme ‘kromme curve’ en de fout ‘gemend bos’ in plaats van ‘gemengd bos’. Het is aldoor de vraag: wat wil Spits met dit boek ons vertellen? Het wordt niet duidelijk. De beste hoofdstukken zijn die waarin hij persoonlijk wordt, bijvoorbeeld over het bos als plek van verzet of vooral het bos als plaats waar het goede heerst, namelijk de zuivere band met de natuur. Dat is het bos zoals je erover wilt lezen, liefst veel meer.
ISBN | 9789028242142 |
---|---|
Aantal pagina's | 304 |
Datum van verschijning | 20241122 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 130 mm |
Hoogte | 211 mm |
Dikte | 29 mm |