Pontificaal sociaal
Het weekend was aanstaande. Op het departement stonden voor de net aangetreden minister de beruchte loodgieterstassen klaar gevuld met stukken waarvan zij geacht werd deze thuis door te nemen. „Dat ga ik echt niet lezen”, zei ze met een vies gezicht tegen haar chauffeur. „Geef maar terug aan die meneer”, waarmee zij op haar secretaris-generaal doelde. De minister maakte graag zelf haar keuzes. Werken aan dossierkennis hoorde daar niet bij. Ze ging liever op haar intuïtie af.
Ien dales. ‘Quite a character’, zouden de Britten zeggen. Onconventioneel en zelfbewust, zo is zij de geschiedenis ingegaan. Opeens was ze er in 1981. Staatssecretaris van Sociale Zaken. Van buiten het Haagse politieke circuit om de voor haar partij, de PvdA, altijd gevoelige post sociale zekerheid te beheren. Ze heeft het geweten. Bergen kritiek kreeg zij over zich heen, toen zij de ziektewetuitkeringen wilde verlagen.
Het kabinet Van Agt-Den Uyl waar zij deel van uitmaakte zat niet lang. Na negen maanden was het alweer voorbij. Dales werd Tweede Kamerlid, burgemeester van Nijmegen, om na twee jaar opnieuw naar Den Haag af te reizen en minister van Binnenlandse Zaken te worden in het derde kabinet Lubbers. Ze deed het ruim vier jaar. Toen was ze plotseling dood. Op 62-jarige leeftijd overleden in haar slaap terwijl de laatste maanden van haar ministerschap waren ingetreden.
Gedurfd project
Dat was in 1994. En dan nu een biografie. Een gedurfd project. Want Dales was dan misschien wel een markant bestuurder, een enorme staat van dienst heeft zij niet achtergelaten. Integendeel. Ze is eigenlijk vooral bekend van die ene uitspraak tegenover een zaal gevuld met lokale bestuurders: „Een beetje integer kan niet.” En ze had natuurlijk haar soevereine ‘voor-niemand-bang’ uitstraling.
Om dan over zo iemand een 432 pagina’s tellend boek te schrijven getuigt van moed dan wel bezieling. Maar bezieling valt nu juist niet te ontdekken in deze door politicoloog en journalist Sylvester Hoogmoed onder de titel Pontificaal sociaal geschreven biografie. Hij beschrijft klinisch haar levensloop, chronologisch met behulp van een overvloed aan feiten en gebeurtenissen. Inzichtelijk, volledig, maar de persoon Dales wil desondanks maar niet gaan leven.
De vele details staan het onderliggende verhaal in de weg. Wie was zij, wat wilde zij, wat dreef haar, wat was haar betekenis? Het antwoord op die vragen blijft summier. Ze was zo gewoon, zo nadrukkelijk zichzelf en daarmee uniek in de Haagse politiek, werd vaak over Dales gezegd. Maar ze was ook alweer snel vergeten. ‘In de (auto)biografieën van tijdgenoten werd nauwelijks aandacht aan haar besteed’, constateert Hoogmoed. En in de vele publicaties over de teloorgang van de sociaaldemocratie en de opkomst van het populisme is zij in de decennia na haar overlijden hoogstens ‘terloops vermeld’.
Dan resteert de eigengereide, koppige, hoekige, soms ‘aartsluie’ (althans volgens de in Den Haag geldende mores) Ien Dales. Authentiek, heet zo iemand al gauw: een opvallende verschijning te midden van de grauwe, grijze, veelal masculiene massa. Iemand die kon luisteren. Dat wil zeggen: met mate. Want het wil niet zeggen dat zij ook iets met tegenover haar geuite verlangens deed. Wensen van de bevolking serieus nemen, zoals begin jaren negentig ten tijde van het ambitieuze sociale vernieuwingsproject door professor Anton Zijderveld tegen haar werd gezegd? „Ach hou toch op. Het volk weet niet wat het wil”, reageerde zij afgemeten.
Tegelijkertijd had Dales over populariteit onder ‘dat volk’ niet te klagen, zo bleek telkens uit peilingen. En bij haar begrafenis waren de viaducten over de snelweg van Utrecht naar Arnhem afgeladen met mensen die afscheid van haar wilden nemen. „Ze zag eruit als een volksvrouw, maar in haar bestuurlijke houding had ze regenteske trekken”, citeert Hoogmoed bestuurskundige Theo Camps die haar als CDA-fractievoorzitter in Nijmegen meemaakte. Zelf concludeert de biograaf: ‘Ien Dales was één van de beste populisten die we nooit hebben gehad. Ze bestendigde de noodzakelijke kloof tussen politieke elite en individuele burgers, maar slechts weinigen konden die zo goed overbruggen als zij, de vormingswerkster die met oprechte belangstelling kon luisteren – benaderbaar en betrokken.’
Maar ze hoefde niet geliefd te zijn. Dat merkten bijvoorbeeld journalisten als die weer eens door haar op hun nummer werden gezet. „U bent er niet op vooruit gegaan”, beet zij een doorvragende journalist van de televisierubriek Den Haag Vandaag voor een draaiende camera toe. Columnist Jan Blokker herinnerde zich Dales bij haar dood als ‘waarschijnlijk de laatste minister die niet stroop likte naar de pers’.
Ziektewetuitkeringen
Ze stond ogenschijnlijk voor haar zaak, respectievelijk de haar toebedeelde taken. Dat bleek bij haar entree in Den Haag in 1981 als staatssecretaris van Sociale Zaken toen zij het plan om de ziektewetuitkeringen te verlagen moest uitvoeren. Dales kwam hiermee recht tegenover de door de latere PvdA-leider Wim Kok geleide vakbeweging te staan. Maar ze deed het met overtuiging. „Ik ben altijd zeer wars geweest van corporatistische neigingen”, zou ze later verklaren.
Volgens haar biograaf is de Wet gelijke behandeling die Dales in 1993 als eerstverantwoordelijke minister door de Tweede Kamer loodste één van haar belangrijkste wapenfeiten geweest. Deze wet, een nadere uitwerking van artikel 1 van de grondwet, bevat anti-discriminatiebepalingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden, benoeming, ontslag en onderwijs. Seksuele voorkeur was niet langer een afwijzingsgrond. Vooral de wijze waarop zij de christelijke partijen probeerde te overtuigen maakte indruk. ‘Ze werd door haar verdediging van het wetsvoorstel een icoon binnen de homobeweging’, aldus Hoogmoed.
Ien Dales was Ien Dales. Moeilijk om te doorgronden. Dat blijkt ook uit haar nu verschenen levensverhaal. Pontificaal sociaal is niet de biografie geworden die een alles verklarend portret van Ien Dales schildert. Veel meer fungeert zij erin als spiegel voor haar tijd. Een tijd waarover zoals het boek met zijn vaak interessante en soms ook vermakelijke observaties laat zien, overigens genoeg te melden valt.
Sylvester Hoogmoed (1966) is politicoloog, schrijver en journalist. In 2011 verscheen zijn biografie We zien wel! Het wonderlijke leven van Ramses Shaffy en in 2017 De moeder van Ramses. Leven als een losbandige tsarendochter. Verder publiceerde hij onder meer in De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, Trouw en het Historisch Nieuwsblad.
ISBN | 9789044644791 |
---|---|
Aantal pagina's | 432 |
Datum van verschijning | 20240830 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 161 mm |
Hoogte | 236 mm |
Dikte | 41 mm |