Winnie-de-Poeh is het soort beer waar je wel van moet houden of je wilt of niet. Poeh is altijd zichzelf. Poeh is Poeh en daar gaat het hier om. Zijn hele wezen drukt als het ware de oude Chinese beginselen van het Taoïsme uit.
Poeh is Tao, luister maar:
'Nou Poeh, wat denk je ervan?' zei ik.
'Denken - waarvan?' vroeg Poeh
'De Tao van Poeh, natuurlijk.'
'De wat van Poeh?' vroeg Poeh.
'Moeten we het daar nou weer over hebben,' zei ik.
'Hebben - waarover?' vroeg Poeh.
'De Tao van Poeh,' zei ik.
'Wat is dat 'de Tao van Poeh?'
Je weet wel - Het Ongekerfde Blok, het Tingele-Klingele-Bingele-Bel-Principe, de Poeh-Manier,
Zo'n soort Beer, al die dingen."
'O', zei Poeh.
'Dat is de Tao van Poeh,' zei ik.
'O', zei Poeh.
Hoff toont aan dat Tao-wijzen niet altijd uit het Verre Oosten hoeven te komen en dat Winnie-de-Poeh, de beer met maar een klein beetje Verstand, een ware Tao-Meester is.