Wij zijn nooit alleen
Je lichaam alleen al verraadt je sociale komaf
Bart Meuleman Een dichter die niet meer dicht, maar wél in zijn proza de cadans van een dichter laat zien. Het wachten is nu op een roman, waarin hij net zo scherp en indringend weet te zijn.
Over dichters die ook proza schrijven lees je wel dat je aan dat proza goed kunt zien dat ze ook dichten. De Vlaming Bart Meuleman (1965) is er zo één. Kijk maar eens naar ‘De pijn kon erger’, een van de verhalen in Wij zijn nooit alleen: ‘De bel van kwart na vier tovert ons om in runderen.’ Meuleman trapt er een verhaal mee af, maar je had de zin ook in een gedicht tegen kunnen komen. Iets verderop lezen we in dit verhaal over naar school gaan: ‘De namiddag kan soms zo op het gemoed drukken dat het niet uitmaakt of je gevangen zit in een schoolbank of weer bent vrijgelaten. Om wat te doen dan? Er is geen weg naast het leven dat er is. Je kunt niet afslaan.’ Na die laatste zin verschijnt er onmiddellijk een dichter voor je geestesoog.
Krachtige hamerslagen, concluderende mijmeringen, de cadans van de tekst: helemaal een dichter. En tóch is het in dit geval niet verstandig om dat op te merken, aangezien Meuleman een compleet verhaal in de bundel heeft gewijd aan de vraag waarom hij tegenwoordig níét meer dicht. Zo begon het wel, in 2004, met de bundel Hulp, maar daarna droogde de poëziepoel geleidelijk aan op en kwamen er essays en de (terecht) positief ontvangen roman Hoe mijn vader werd verwekt (2018). Waar vroeger een vuurzee brandde (‘Me aan de machine zetten en mijn vingers op de toetsen leggen was een ritueel, zoals een wurger zijn leren handschoenen aantrekt’), daar zit nu een theelichtje: ‘Heel af en toe maak ik nog iets, louter voor huis-tuin-en-keukengebruik, zoals je op een luie dag in mei met spuug en touw een nestkastje in elkaar timmert.’ Voor eerlijkheid is wat te zeggen, maar wie zal een eventuele toekomstige bundel serieus nemen na zo’n ontboezeming?
Bourdieu
Alhoewel een zekere matheid Meuleman niet vreemd is, kan hij ook scherp zijn. Zo schrijft hij indringend over onoverbrugbaar standsverschil, over het bedrieglijke van zoiets als het beklimmen van de sociale ladder. Meuleman is een bekende met het werk van Pierre Bourdieu, dat kan niet anders, zo vaak laat hij merken dat de kloof niet gedicht is na het behalen van een diploma of het vullen van de portemonnee. Heel puntig en geestig staat het er in ‘Frans is moeilijk’: ‘Mijn geliefde behoorde tot de betere klasse, en zoals iedereen weet stelt die tegenwoordig niet zoveel meer voor. Dat zij en ik een stel konden zijn, was daar het beste bewijs van.’
En analytischer, over hoe je lichaam getuigt van je komaf, Bourdieus habitus dus: ‘De gebaren en houdingen waar ik over spreek, hebben op zich geen betekenis. Ze zijn haast niet te isoleren van iemands algehele verschijning. Het gaat om een standvastige blik, hoe zelfzeker een hals draait of hoe een gebruinde pols met een bepaald soort horloge uit een hemdsmouw steekt. Het gaat om de kwaliteiten van de huid, hoe haren vallen of geknipt zijn. Hoe verbluffend goed een pullover is gewassen en hoe volmaakt hij over de schouders hangt [...] En ik die met mijn lange nek als een frenetieke periscoop ronddraaide omdat allemaal op te merken.’ Een dichtbundel hoef ik er niet over te lezen, maar kan Meuleman hier niet een hele roman over volschrijven? Hier weet iemand iets.
25-06-2021 Sebastiaan Kort
ISBN | 9789021426310 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20210504 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 17 mm |