Zeer fijne boy
Waarom Reve nog steeds grappig is – maar soms ook niet
Gerard Reve Is Reve nog grappig? In het brievenboek Zeer Fijne Boy treffen we matige moppen én geslaagde komedie. In dat laatste was hij op zijn sterkst: Reve kon op een lichte manier naar de treurnis kijken.
Televisiemaker Jef Rademakers, die in de jaren tachtig en negentig enkele televisieprogramma’s met Gerard Reve maakte, schrijft in het inleidende stuk bij de onder de titel Zeer Fijne Boy. Brieven aan Jef R. (1986-1997) uitgegeven brieven van Reve aan hem iets wat Reve in vier zinnen typeert. Hij, Reve dus, ‘genoot ervan om in woord en gebaar de komiek uit te hangen. Wanneer hij voelde dat hij de lachers niet op zijn hand had, werd hij onzeker en korzelig. De humor, of moet ik zeggen de komedie, was zijn vak en zijn leven. Het was niet zijn tweede natuur, het was zijn eerste en enige natuur.’ Het is een waarneming waaraan ik me geestdriftig vastklamp.
Te midden van de gekte
Ik lees Reve nog stééds, graag, en hij beurt me altijd op, met zijn humor in sombere tijden, maar wat doen we met het racisme in zijn werk? Kunnen we dat weglachen? Of zoals Rademakers opmerkt (die geloof ik van het weglacherige is): ‘Wat Gerard allemaal uitkraamde! Hij bleek in uitstekende vorm. Als we een auto met Marokkanen passeerden, riep hij: “Ik heb niks tegen gastarbeiders, maar waarom moet je ze allemaal een rijbewijs geven?”’ Even terzijde: je zou verwachten dat Gerard zou zeggen: maar waarom moet je ze allemaal een auto geven? Maar dat ligt misschien meer in de lijn van het moderne racisme.
Ondanks zulke opmerkingen was en is Reve voor mij een belangrijk schrijver. En dan heb ik het niet alleen over de invloed die hij op mijn ‘literaire’ werk heeft, maar ook over het gegeven dat hij me heeft leren leven – niet meer en niet minder. Door Reve leerde ik met een bepaalde blik naar de wereld kijken. Door op een zekere wijze naar de gebeurtenissen om me heen te schouwen, kon ik ze doorstaan. Reve bracht voor mij systeem aan in de wereld. Binnen dat systeem kon alles weer op losse schroeven komen te staan. Maar te midden van de gekte was er hoe dan ook sprake van een systeem.
Je ziet het Reve keer op keer in zijn romans en gedichten doen: systeem aanbrengen, of je ziet hem betreuren dat het er niet was, een systeem, en dan brengt hij het alsnog aan. Zo eindigt hij het Vierde Hoofdstuk van zijn roman Oud En Eenzaam (let op al die hoofdletters: Reve creëert werkelijk zijn eigen wereld): ‘Hoe was alles toch gekomen?’ Dan laat hij een gedicht volgen, en dan komt het Vijfde Hoofdstuk. Eerste zin: ‘Ik weet nog steeds niet, hoe alles gekomen is.’ Veelzeggend genoeg vervolgt hij met deze constatering: ‘Als ik terugdenk aan het verleden, dan moet ik vaststellen dat mijn leven zich altijd min of meer blindelings heeft afgespeeld, als een zoeken op de tast, zonder systeem, waarbij ik mij in de bizarste situaatsies heb laten voeren.’
Komische romans vs. komedie
Waarom waren deze boeken zo belangrijk voor mij? Hoe heeft Reve me gevormd? Ik was in mijn jeugd op een gegeven moment ongelukkig. Dat is op zich niet zo bijzonder: in je jeugd bevind je je in de kracht van je leven, maar meen je ook de grootste last te moeten dragen. Reve kwam precies op het juiste moment: hij verzweeg de treurnis niet, maar keek er op een lichte manier naar. Hij schreef niet zozeer komische romans, maar komedie.
Dat onderscheid, tussen komische romans en komedie, bracht literatuurcriticus James Wood aan in een stuk dat hij schreef naar aanleiding van de roman The Finkler Question van Howard Jacobson. De komische roman is een gemenere, nettere en eenvoudigere versie van de komedie. De komische roman draait om het maken van grappen en is uiteindelijk zélf niet meer dan één lange mop bestaande uit een hele reeks kleine moppen. In de komedie daarentegen wordt het gezichtspunt uitgedragen waarop volwassen mensen de wereld bekijken: relativerend, licht, met opgewekt gemoed, zonder de tragedie die het leven wellicht óók is uit het oog te verliezen (het gebruik van het woordje ‘wellicht’ in deze zin is een voorbeeld van komedie). Het is vaak listig balanceren tussen komedie en komische roman. Het beste werk van Reve bestaat uit komedies, zijn slechtste werk (maar dan is hij nog altijd zeer genietbaar) zijn komische romans; onder de romans reken ik ook Reves brievenboeken, want wat Reve daarin doet lijkt niet op een werkelijk gevoerde correspondentie.
In Zeer Fijne Boy tref je de twee Reves aan. Aan de ene kant de Reve die moppen maakt over gastarbeiders, al komt juist díé grap uit de inleiding van Rademakers. Maar de volgende schijnbaar terloops gestelde vraag en wat daarna volgt, is provocerend genoeg: ‘Hoe gaat het met Vlaams Blok? De leider is een heel jong, knap en altijd monter en hoffelijk persoon, op de verrekijk. Lief voor zijn moeder, en katholiek.’ Eigenlijk is hij daar niet superleuk.
Regie-ideeën
Aan de andere kant zie je de komedie van Reve: de systeembouwerij, het op een lichte manier tegen de krankzinnigheid van de werkelijkheid aankijken. Reve geeft zich niet zomaar over aan het tv-werk van Rademakers, maar bemoeit zich juist nadrukkelijk met van alles en nog wat. Christophe Vekeman stelt terecht in zijn uitstekende nawoord dat de regie-ideeën van Reve niet alleen allervermakelijkst zijn maar doorgaans ook nog eens verrassend to the point. Daar is Reve op zijn best: wanneer hij zich te midden van alle twijfel die zich uit in spot op een reële manier tot de wereld verhoudt. Alsof je nooit iets serieus neemt. Terwijl je alles serieus neemt. Maar je probeert alles, de hele ellende, wel tot hanteerbare, menselijke proporties terug te brengen.
Reve bezingt vaak de dood, maar voor Jef Rademakers heeft hij verrassend genoeg de volgende aanbeveling in petto: ‘Ik bedoel pluk de dag: we moeten het leven vieren, vind ik. De kabouters doen het niet.’ Het is een lichte Reve, die zich hier presenteert. Maar ik denk dat je het grootste deel van zijn werk inderdaad zo kunt lezen: licht, aangenaam. En het is nog waar ook (vaak). Maar soms vliegt Reve uit de bocht met een goedkope grap. Al hoort die ongein er op een bepaalde manier ook wel weer bij.
11-02-2022 Arie Storm
Dat de brieven bestonden was in kleine kring bekend. Met deze publicatie worden ze voor het eerst openbaar gemaakt. Dit verzorgd uitgegeven boek bevat ook onbekende foto’s van Reve, stukken handschrift, een afdruk van de lezing die Rademakers hield
over zijn samenwerking met de schrijver in het Letterkundig Museum in 2001 en tot slot een nawoord van Vlaanderens grootste reviaan Christophe Vekeman.
ISBN | 9789463936804 |
---|---|
Aantal pagina's | 104 |
Datum van verschijning | 20220127 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 207 mm |
Dikte | 21 mm |