Alkibiades

Ilja Leonard Pfeijffer
36,99
Op voorraad
SKU
9789029549868
Besproken in NRC
Bindwijze: Hardback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving

Winnaar jury- én publieksprijs de Boon 2024

Winnaar Homerusprijs 2024

Al meer dan 100.000 exemplaren verkocht

Deze monumentale, rijk gedocumenteerde, historische roman vertelt het waargebeurde verhaal van het streven en falen van Alkibiades, de mooiste man van Griekenland. Hij was de extravagante, geniale, opzienbarende, androgyne, biseksuele en omstreden politicus en strateeg van Athene tijdens de grote oorlog tegen Sparta. Zijn verhaal is voor ons een reis door de tijd naar de wereld van bijna tweeënhalf millennium geleden, toen steeds meer symptomen, die voor ons verontrustend herkenbaar zijn, begonnen te wijzen op het verval van de democratie en daadwerkelijk leidden tot de nederlaag van Athene. De vraag is in hoeverre Alkibiades hieraan schuldig was. Was hij de populist die de democratie heeft ontmanteld of had hij de redder van Athene kunnen zijn? In deze roman legt hij verantwoording af over zijn idealen, strategieën en levenslange strijd.

Alkibiades is tegelijkertijd een geleerde historische studie en een grote roman voor onze tijd en voor elke tijd, die een even uniek als universeel verhaal vertelt over het najagen van ambities in een onvolmaakte wereld.



Meer informatie
Auteur(s)Ilja Leonard Pfeijffer
ISBN9789029549868
BindwijzeHardback
Aantal pagina's900
Publicatie datum20230523
NRC Recensie2 ballen
Breedte166 mm
Hoogte237 mm
Dikte59 mm
NRC boeken recensie

Eerst de naakte feiten. De roman Alkibiades omvat 943 bladzijden en bestaat uit een vertelling, die op bladzijde 11 begint met een voorwoord en dan twaalf boeken beslaat, die steeds uiteenvallen in minstens 10 en maximaal 17 hoofdstukken, een epos dat op bladzijde 772 tot zijn conclusie komt. Daarna volgen nog een kleine 170 bedrukte bladzijden, beginnend met een namenlijst van 11 bladzijden (218 lemma’s, van Adeimantos tot Zopyros), een tijdlijn (7 bladzijden) met de belangrijkste gebeurtenissen tussen 450 en 399 voor Christus, 5 encyclopedische bladzijden over oud-Grieks geld, maten en de namen van de maanden, en dan, na een verantwoording door de auteur in twee bladzijden, komt nog het meest volumineuze deel van het nawerk: een lijst met 14 antieke bronnen die leidt naar 105 bladzijden annotaties per hoofdstuk – noten waarin beschrijvingen, uitspraken en gegevenheden verantwoord worden met verwijzingen naar de bronnen waaraan ze ontleend zijn én enkele noten waarin, bij uitzondering, fictieve elementen onthuld worden. Waarna het boek afsluit met een bibliografische lijst van geraadpleegde wetenschappelijke studies (30 bladzijden) en fictieve werken (3 bladzijden – van Mario Apollonio’s toneeltekst Alcibiade tot het korte verhaal ‘Roem’ van Karel van de Woestijne).

Cruciaal is dat het hier een roman betreft. Een roman met een notenapparaat is op zich al iets merkwaardigs. Maar een roman die zich zó nadrukkelijk en uitgebreid op zijn waarheidsgetrouwheid beroept: hoogst uitzonderlijk. Je verwacht het in een historische studie, in een wetenschappelijke context waar controleerbaarheid het hoogste goed is. In een roman telt doorgaans niet de werkelijkheid: wat waar is in een roman bepaalt de roman zelf.

Zou je zeggen. Maar hoewel Alkibiades ‘een product van de verbeelding’ is, aldus de auteur, is het wel degelijk zijn ambitie om ‘een zo waarheidsgetrouw mogelijke reconstructie te bieden’, zo staat in de verantwoording. Dat doet hij dus: de feiten noemen, controleerbaar waarheidsgetrouw zijn, en volledigheidshalve niet zuinig. De overstelpende opsomming hierboven is dan ook niet flauw bedoeld, maar geïnspireerd op wat Pfeijffer doet. Dat dat een bepaald effect heeft op de lezer, is een tweede. (Werkte het? En: lette u echt op?)

De inhoud dan. Ambitieus, strategisch, gewiekst, beeldschoon, machtshongerig, zelfingenomen en heilig overtuigd van de waarde van zijn onderneming – het is niet moeilijk voor te stellen dat de man met deze karaktertrekken, Alkibiades van Athene, inspiratie bood voor een boek van epische lengte. Deze redenaar, politicus en oorlogshitser leefde in de vijfde eeuw voor Christus. Hij was zo’n beetje de Achilles van zijn tijd. Keer op keer stond hij aan de leiding van het Atheense leger of trok hij indirect aan de strategische touwtjes in onophoudelijke campagnes tegen aartsrivaal Sparta. Minstens zo vaak als hij overwinningen boekte viel hij in ongenade: de Atheense democratie was hem niet altijd welgezind.

Hij is de verteller van dit verhaal, want hij wil nu, ‘in volledige oprechtheid’, duidelijk maken dat hij het echt goed bedoelde, en dat het hem nooit om hemzelf ging maar altijd om de belangen van de stad. Wat we lezen is zijn apologie achteraf, Alkibiades leeft in ballingschap en stelt zijn relaas op schrift, gericht aan de ‘mannen van Athene’. Hij wil zijn naam zuiveren, een schoon geweten. Hij wil geloofd worden.

Schuivende bondgenootschappen

En wat dient daartoe beter dan de feiten? Dat is niet alleen een retorische vraag – je kunt Alkibiades goed lezen als een poging om tot een antwoord op die vraag te komen. Maar Ilja Leonard Pfeijffer (1968) vertrouwt, dat blijkt wel, vooralsnog heilig op de feiten.

Dat het leven van Alkibiades een aaneenrijging was van veld- en zeeslagen, van manoeuvres en listigheden, gekonkel, schuivende bondgenootschappen, zullen we dus weten. Bepalend voor Alkibiades is de grote hoeveelheid informatieoverdracht, militaire logistiek en strategische overwegingen. De slagen worden tot in detail beschreven, net als de troepenbewegingen, dubbele bodems, anticipaties op hoe de vijand die trucs interpreteert en Alkibiades’ listen daar weer op.

Het probleem: je moet wel geobsedeerd zijn door de Peloponnesische Oorlog om die veelheid, die herhaling vooral, aan te kunnen. Pfeijffer dist het ook niet gemakkelijk of spannend op. Hij wil zijn verteller authentiek antiek laten klinken, dus laat hem spreken in uitwaaierende zinnen: structuur en toon zijn geënt op Homerus, Herodotus of Thucydides. Toepasselijk en ja, ‘waarheidsgetrouw’, maar taai. Dat Alkibiades zijn relaas achteraf en van een flinke afstand doet, werkt ook niet in het voordeel van de lezer. Het houdt de dramatische spanning beperkt: je weet van elke nieuwe expeditie immers al dat ofwel Alkibiades zal winnen, of dat er op dit verlies wel weer een overwinning volgt. De manschappen vliegen je om de oren, maar op het slagveld bevinden we ons zelden: wapengekletter krijg je niet te horen, gevechten niet te zien, bloed niet te ruiken, de gesneuvelden blijven gezichtloze getallen.

Wie op Pfeijffer vertrouwt als weelderig retoricus, die alles met gusto vertelt, wordt in dit boek vaak teleurgesteld. Een voorbeeld, dat niet op zichzelf staat: ‘De legers van Tissaphernes hadden Knidos ingenomen en Spartaanse schepen waren gearriveerd om steun te verlenen en om positie te kiezen bij de nabijgelegen kaap Triopion, met het doel om Egyptische koopvaardijschepen te onderscheppen die onderweg waren naar Athene, maar de Atheense vloot bij Samos had succesvol geïntervenieerd en de Spartaanse schepen vernietigd, al waren ze er niet in geslaagd om Knidos op de Perzen te heroveren.’ Wat ís dit? Het resultaat van het verzoek aan ChatGPT om de troepenbewegingen te beschrijven van de Atheners, Perzen en Spartanen rond Knidos in 411 voor Christus – vooral kloppend? Waar is het gevoel voor stijl gebleven, waar is de romancier?

Beschrijfbombast

Geheel afwezig is hij niet, er zit een aantal prachtige momenten in de roman. Er is een geweldig gemonteerde scène waarin Alkibiades én het Atheense leger tegelijk schaak gezet worden, weliswaar op heel verschillende plekken en manieren, maar wel gelijktijdig, wat op twee sporen, in alternerende alinea’s, verteld wordt. Er is een prikkelend bespiegelend hoofdstuk over machtsconcentratie en een ‘natuurlijk’ verloop van staatsvormen, van monarchie naar tirannie naar aristocratie naar oligarchie naar democratie naar ochlocratie (dat laatste is de ‘heerschappij van het gepeupel’): geen speld tussen te krijgen. Fraai gefilosofeerd wordt er in de dialogen van Alkibiades met Sokrates, zoals over de moeizame relatie tussen politiek en waarheid. En soms gaat Pfeijffer gewoon los: alles wat met Perzië of het Perzische leger te maken heeft, baadt in welig tierend, bladzijdenlang beschrijfbombast.

Waarna nieuwe schermutselingen volgen, en dan verdwijnt Pfeijffer, opgeleid als classicus, weer met zijn hoofd in de boeken, om daar met een lading feiten uit op te duiken. Toegegeven: ChatGPT weet beduidend minder over Tissaphernes en Knidos dan hij.

Moeten we Alkibiades dan maar waarderen om die eruditie? En voor lief nemen dat de compositie eronder te lijden heeft? Dat is toch ook lastig, vooral omdat de voetnoten verraden hoe Pfeijffer sóms wel ingreep in de werkelijkheid, ten behoeve van zijn verhaal. Wanneer hij schrijft – zomaar een voorbeeld – dat de prostituee Theodote zo beeldschoon is dat beeldhouwers ‘astronomische bedragen voor afgietsels van haar borsten’ betalen, en in een noot verklapt dat dat fictie is, moeten we concluderen dat de artistieke vrijheid toch zwaarder woog dan de waarheid. Maar als dat zo was geweest, had Pfeijffer ook wel een potje landjepik of zeeslag eruit mogen redigeren en af doen in een noot.

Daarnaast laat Pfeijffer veel kansen liggen om het verhaal nabij te brengen, door levendig en menselijk te schrijven. In een houterige scène ontmoet Alkibiades, die als vader steeds op afstand bleef, zijn kinderen eindelijk en hoort dat zij hem doodverklaard hebben. ‘Dat maakte het makkelijker om te begrijpen dat wij geen pappa hebben’, aldus zijn zoontje, schreeuwend en in tranen – een matige poging om hem als een negenjarige te laten klinken. Of neem de krakkemikkige registerwisseling in één van de hoofdstukken, waarbij Alkibiades’ epische omslachtigheid ingeruild wordt voor aardser taal, passend bij een minder gedistingeerd verteller. Binnen de kortste keren valt Pfeijffer terug in: ‘Hoewel ik banalere en urgentere besognes kende dan het verkrijgen van zekerheid omtrent mijn vermoedens met betrekking tot de dynastieke spanningen…’ Menselijkheid is niet Pfeijffers prioriteit. Alkibiades schampt langs persoonlijke verhalen, over zijn broertje Kleinias, over een vermeende verhouding die een bastaarddochter heeft voortgebracht, maar wuift ze snibbig weg.

Verlangen naar eeuwigheidswaarde

Maar wat dan wel? Waarom wil Ilja Leonard Pfeijffer het verhaal van Alkibiades vertellen, anno nu? Na Grand Hotel Europa (2018), een Grote Europese Roman over heden en verleden, traditie en toekomst, wijst de achterflap ons ook nu weer op de hedendaagse relevantie: ‘het verval van de democratie’ in Athene zou ‘voor ons verontrustend herkenbaar’ moeten zijn.

Vanbinnen is Alkibiades daar ambivalent over. De klassieke stiel waarop het verhaal geschoeid is, wijst veeleer op een verlangen naar eeuwigheidswaarde, niet op lijntjes met onze tijd. Een Atheense populist gebruikt het woord ‘nepparlement’, zoals Geert Wilders in 2015 deed, en tweemaal is er sprake van ‘nepnieuws’, maar vermoedelijk gebood de historische accuratesse Pfeijffer om de parallellen verder verhuld of impliciet te houden. Je kúnt in dit verleden voorbodes van het heden zien, maar je kunt er net zo goed de Franse Revolutie, fascistisch Italië of de ondergang van Daenerys Targaryen in aangekondigd zien. Flagrant wordt het niet. Waardoor je ook op de verschillen met het heden gaat letten: de scheiding der machten bijvoorbeeld, die verhoedt dat, à la Athene, het parlement ook rechtsprekende macht heeft.

En ach: wat te denken van die genoemde wetmatigheid, dat democratie ooit ten prooi zal vallen aan populisten, en dat anderzijds uit tirannie ook altijd weer verzet voortkomt die autocratieën doet sneven? In Athene ging het mis, dat is de afloop die Alkibiades ook al gauw weggeeft; dat noodlot kon dus zelfs held Alkibiades niet afwenden. Maar in later eeuwen en millennia werd het ook weer beter, dus moeten we ons echt zorgen maken? Op die onthechte afstand, op een niveau van ideeën die boven de concrete menselijkheid uitstijgen, kan deze historische roman je ook plaatsen. Dat werpt een volgende vraag op. De feiten spreken de waarheid, maar waarom heeft die waarheid niet genoeg kracht om echt alarmerend te worden?

Prooi voor populisme

Misschien wel omdat feiten niet het beste middel zijn om een overtuigend verhaal mee te creëren – zoals Alkibiades en Sokrates bespreken. In hun gesprek over schaamte, ontleend aan Plato én Hannah Arendts essay ‘Truth and Politics’ (zoals de noot netjes vermeldt), gaat het over de vraag waarom leugens het in een democratie, die gestoeld is op het gelijk van de meerderheid, winnen van de waarheid. Het punt is: feiten zijn misschien waar, maar ook willekeurig. In de chaos die de werkelijkheid is, vertonen feiten geen samenhang en daarmee helaas ook geen mooi verhaal. Dat geeft de leugenaar een groot voordeel. Waar de spreker van de waarheid met handen gebonden is, heeft de leugenaar alle vrijheid om zijn verhaal zo lekker te maken als hij maar wil. En het beste verhaal krijgt de meerderheid achter zich. Daarmee is iedere liefhebber van een goed verhaal een potentiële prooi voor de populist.

Misschien is daarmee de zwakte van Alkibiades – de voorrang van de feiten – ook de kern van het betoog. De beproeving die de feiten in deze roman veroorzaken, leert iets ongemakkelijks: zoals de leugen beter klinkt dan de waarheid, zo lezen we liever fictie dan feiten. Een vergelijkbare parallel was, wellicht niet toevallig, ook de kracht van Grand Hotel Europa. Daar vertelden vorm en inhoud uiteindelijk hetzelfde verhaal: het entertainment dat die roman bood, maakte van dezelfde mechanismen gebruik als de commerciële verleidingen die alles van waarde in het oude Europa te gronde richtten. De lezer werd medeplichtig. We zijn onze eigen ondergang.

‘Schaamte’ was het, waarover Alkibiades en Sokrates spraken, schaamte over de leugen, de waarheid en de politiek. Dat is wellicht dezelfde schaamte als die van de romanschrijver, die zich, als hij een roman zijn eigen waarheid laat bepalen, op één lijn aantreft met de populist. Dan maar liever feitelijk zijn, een betrouwbare verteller worden – het past bij de Pfeijffer die in het essay ‘Ondraaglijke lichtheid’ (2019) de oprechtheid omarmde en de ironie afzwoer (ik denk dat hij het meende). Zo valt Alkibiades misschien beter te begrijpen en de mislukking, hoe jammerlijk ook, te verdedigen: Pfeijffer wil geloofd worden, maar de leugen past de romanschrijver beter.

Back to top