Archief van verloren kinderen
Migratie De Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli trekt zich het lot van kindvluchtelingen aan die soms wel en soms niet levend de Amerikaanse grens bereiken.
Een recensent doet verslag van een ontmoeting met een tekst, een ontmoeting die vele effecten kan sorteren, waaronder een worsteling. Maar verklikt een worsteling per definitie een mislukt boek?
Ik worstelde met Valeria Luiselli’s Archief van verloren kinderen, een ambitieuze, intertekstuele roman die verschillende registers en middelen inzet, van proza tot overlijdensaktes, cartografie, knipsels en foto’s, van autofictie tot essayistiek; een roman die verteld wordt in de afwijkende stemmen van een naar de schrijver gemodelleerde moeder en haar stiefzoon, en waarin geschakeld wordt tussen de idiosyncratische wereld van een ontrafelend gezin en een groot politiek vraagstuk: het lot van kindvluchtelingen die vanuit Centraal-Amerika de VS proberen te bereiken. Een roman waarbij ik me soms dom voelde, en waarin ik soms intellectuele dikdoenerij vermoedde, die me boeide en bij vlagen verveelde, maar die door de bank genomen ontzag inboezemde, ondanks het gemankeerde karakter ervan. Kortom: een belangwekkend boek dat niet helemaal gelukt is, juist omdat het zo’n waagstuk is. En misschien ook wel helemaal niet had kunnen lukken.
Waar hebben we het over? In Archief van verloren kinderen, de eerste Engelstalige roman van de Mexicaanse essayist en romanschrijver Valeria Luiselli (1983), gaat een samengesteld gezin op roadtrip van New York naar het oude grondgebied van de Apachen in Arizona. Er is een man, diens zoontje, er is een vrouw, er is haar dochtertje. De vrouw, een documentairemaakster gespecialiseerd in geluidsdocumentaires, en de man, een eveneens met geluid werkende documentalist, hebben elkaar als alleenstaande ouders leren kennen tijdens een project in New York. Nu, een aantal jaren later, kraakt de relatie in de voegen – aan het eind van de roadtrip, zoveel staat vast, zullen beide helften van het gezin weer huns weegs gaan.
Een deel van de centrifugale kracht is juist het werk dat hen samenbracht: de vrouw werkt nu aan een project over kindvluchtelingen, de man is geobsedeerd door de geschiedenis van de Apachen, het laatste vrije indianenvolk, waarvan hij de ‘echo’s’ wil vastleggen in een poëtisch geluidsdocument. Hoewel ze tijdens de reis proberen beide projecten een plek te geven, is het duidelijk dat dat niet werkbaar blijft. Dat het zoontje, tien, en het dochtertje, vijf, uit elkaar zullen worden gehaald is een tragische bijkomstigheid.
Opgepakt, vastgezet, uitgezet
De roman is – zeker in de eerste helft – ook zelf documentair van karakter, dankzij een opdeling in dagboekachtige notities, waarin Luiselli moeiteloos de kleinste handelingen verweeft met bespiegelingen, en waarin ze in dialoog treedt met teksten en ideeën van anderen. Van een plot is nauwelijks sprake, waardoor een hoge mate van authenticiteit wordt gesuggereerd.
Luiselli, die in 2014 dezelfde roadtrip maakte met haar toenmalige echtgenoot, de Mexicaanse schrijver Álvaro Enrigue, en hun respectievelijke kinderen, is geweldig op dreef als observator van het gezin, zowel van de wereld van de kinderen op de achterbank, als die van de ouders. De vrouw is uitgesproken, aanwezig, de man vertelt verhalen over vermaarde Apachen als Cochise en Geronimo, maar is ook een binnenvetter. ‘Hij klapt dicht – een treurige toeschouwer van ons gezinsleven, als iemand die in een lege bioscoop naar een stomme film kijkt.’
Het grotere verhaal is dat van de kindvluchtelingen die soms wel en soms niet levend de Amerikaanse grens bereiken, waar ze opgepakt, vastgezet en uitgezet zullen worden, of waar ze om het leven zullen komen in de dorre woestenij, of waar ze, met geluk, zullen verdwijnen in de illegaliteit. Luiselli neemt impliciet (en soms expliciet) stelling tegen de wijze waarop met name rechts Amerika vluchtelingen typeert en behandelt, deels voor politiek gewin – denk aan Trumps spookbeeld van een invasie door ‘de karavaan’ of aan het scheiden van gezinnen en administratief kwijtraken van kinderen.
Nachtmerrie
‘Al deze kinderen’, schrijft Luiselli, ‘waren op de vlucht voor onbeschrijflijke situaties van misbruik en stelselmatig geweld, waren gevlucht uit landen waar bendes een staat binnen de staat vormden, de macht naar zich toe hadden getrokken en de dienst uitmaakten. De kinderen waren naar de Verenigde Staten gekomen op zoek naar bescherming [...]. Het was niet zo dat ze de Amerikaanse Droom najoegen, zoals vaak wordt beweerd. Deze kinderen hadden vooral geprobeerd te ontsnappen aan de nachtmerrie waarin ze leefden.’
De vrouw raakt betrokken bij het lot van twee meisjes die verdwenen zijn, en via hen bij alle ‘verloren kinderen’. Dankzij haar onderzoek en een reeks literaire ‘treurzangen voor verloren kinderen’ leren we veel over de harde werkelijkheid van migratie. Over La Bestia, het beest, de trein waarop kinderen meeliften, over mensensmokkelaars, de ‘coyotes’, die kinderen middenin in de nacht in de woestijn achterlaten, over de eindeloze procedures en de onzekerheid die volgt op alle gevaren.
‘Een kindvluchteling’, schrijft Luiselli, ‘is iemand die wacht.’ Het culmineert in een hartverscheurende scène bij een vliegveld in New Mexico, waar kinderen op een vliegtuig worden gezet om terug te worden gebracht naar de wereld die ze probeerden te ontvluchten. Niet lang daarna zullen de verteller en haar man zelf ondervinden hoe het is te wanhopen over verdwenen kinderen, wanneer hun eigen nageslacht wegloopt voor een dwaze missie naar de mythische Echo Canyon.
Het leven najagen
Kinderen, zo schreef Luiselli eerder in haar krachtige essay Vertel me het einde (2017), doen wat ze in hun botten voelen, ‘ze jagen het leven na, zelfs als dat hun dood kan worden’. Dat essay zou je de pamflettistische pendant van deze roman kunnen noemen. Het kwam voort uit een periode waarin Luiselli vrijwilligerswerk deed als tolk voor ongedocumenteerde kindvluchtelingen. In elke zin was de verontwaardiging voelbaar.
Voor Archief van verloren kinderen, zei Luiselli in interviews, zocht ze naar een vorm die niet gedomineerd werd door een activistische houding. Dat zoeken naar een vorm is voelbaar – ze probeert en durft veel in deze roman. Ze neemt de oer-Amerikaanse roadnovel en giet die in een frisse, gewaagde vorm. Ze verandert op een beslissend moment van perspectief, en deinst niet terug voor één zin van 22 pagina’s. Ze reikt, tast, raakt iets aan, grijpt ook mis. De zestien door het boek verspreide ‘treurzangen’ hebben bijvoorbeeld niet de beoogde impact, en de overkoepelende metaforen – het archief en de echo – lijken er soms met de haren bijgesleept, waardoor ze het rafelige dat Luiselli zo mooi vangt ondermijnen.
Echo’s zijn overal: van het werk van anderen, van Echo Canyon, de echo van de weggevoerde Apachen in de gedeporteerde kindvluchtelingen, de echo van de werkelijkheid in de semi-werkelijkheid van autofictie. En overal archieven: de vastgelegde geluiden van het gezin, de documentaires waaraan de ouders werken, de archiefdozen in de kofferbak, waaraan de kinderen gedurende de reis zelf nog materiaal toevoegen, waaronder polaroids en eigen ‘echo’s’ als ‘koe, paard, veder, pijl, ahoe, wij aan het spelen / nee nee nee, ja ja ja, wij aan het ruziemaken / zzzaag, zaag, smak smak, srlssnnn, wij aan het slapen, ik aan het duimzuigen, jij aan het snurken’.
Wat gek genoeg onaangeroerd blijft is de migratieachtergrond van zowel de verteller als haar man, die beiden ‘uit het zuiden’ komen. De Mexicaanse schrijver Ana Cecilia Alvarez suggereerde in een recensie in The New Republic dat dat is omdat Luiselli’s eigen achtergrond ‘problematisch’ is – ze is, als gestudeerde diplomatendochter, een migrant van welgevallige makelij, voor wie de deuren open staan. De vraag die volgens Alvarez boven het boek hangt is niet alleen: hoe zou het zijn als mijn kinderen in die positie zouden verkeren, maar ook: waarom verkeren ze eigenlijk niet in die positie? Die vraag zou volgens Alvarez ‘blootleggen hoe de veilige positie van haar familie te danken is aan hetzelfde staatsapparaat dat toestaat dat de verschrikkingen überhaupt kunnen bestaan. Die vraag maakt hen medeplichtig. Die vraag suggereert dat begrip om een gevoel van politieke verantwoordelijkheid vraagt, meer nog dan empathie’.
Een stem toe-eigenen
Hoewel de omissie van een migratie-achtergrond van de verteller en haar man me een fout lijkt – niet om morele redenen, maar simpelweg omdat het ongeloofwaardig is dat het in het denken van de verteller geen rol zou spelen – is Alvarez mij te streng. Omdat Luiselli wel degelijk politieke verantwoordelijkheid heeft genomen, door vrijwilligerswerk te doen, door Vertel me het einde te schrijven en door een schrijfworkshop te verzorgen voor jonge, vrouwelijke asielzoekers in detentiecentra. Bovendien laten juist kindvluchtelingen zien hoe belangrijk het is dat iemand zich uitspreekt wanneer degenen met het meeste recht van spreken, de kindvluchtelingen zelf, niet over het vermogen daartoe beschikken.
Luiselli zelf is zich trouwens bewust van het slappe koord: kan spreken ook je een stem toe-eigenen worden? Zelfs al je iemand een stem geeft? Haar hoofdpersoon houdt ‘moeite met het idee om die kinderen, hun leven, te gebruiken als materiaal. Waarom? Met welk doel? Zodat anderen hen horen en daar iets bij voelen – medelijden? Woede? En dan?’
Dat maakt Archief van verloren kinderen ook een roman over de moeilijkheden om tot een document te komen, of dat nu is van het lot van migrantenkinderen of van de desintegratie van een gezin. De verteller vocaliseert haar zorgen en frustraties over de uitdrukkingsvorm van haar keuze, de radiodocumentaire, maar die bedenkingen slaan, vermoed ik, evengoed op de worsteling van de schrijver met de literatuur. Luiselli is uit dat gevecht tevoorschijn gekomen met dit boek, niet zonder blauwe plekken, maar wel met iets van waarde waarover de lezer nog lang kan nadenken, al dan niet worstelend.
Een gebroken huwelijk voorin de auto, een stel wijsneuzen op de achterbank, en continu David Bowies ‘Space Oddity’ op de speakers. In 'Archief van verloren kinderen' reist een Mexicaans-Amerikaans gezin van New York naar Arizona, op zoek naar oude verhalen, vergeten geruchten en de laatste geluiden van de Apachen.
Maar dit is niet zomaar een road novel. Want terwijl het gezin naar het zuiden reist, trekken vanuit Centraal-Amerika tienduizenden kinderen zonder ouders richting de Amerikaanse grens, op zoek naar een beter leven. Wanneer de kinderen van het gezin verdwijnen, komen de twee verhaallijnen angstaanjagend dicht bij elkaar en lijken ze met elkaar verstrengeld te raken. Het is aan de lezer een uitgang uit dit spiegelpaleis te vinden.
'Archief van verloren kinderen' is een avonturenroman, een felrealistisch sprookje en een aanklacht ineen; een must-read voor iedereen die ook maar iets meer van deze tijd probeert te begrijpen.
De Mexicaanse Valeria Luiselli (1983) krijgt internationaal veel lof voor haar werk. Ze publiceerde onder andere in New York Times en heeft vier boeken op haar naam staan. In 2015 verscheen 'Vertel me het einde, een essay in veertig vragen' bij Das Mag. Het migratiebeleid van de Verenigde Staten is een belangrijk thema voor de in New-York woonachtige Luiselli.
ISBN | 9789492478795 |
---|---|
Aantal pagina's | 440 |
Datum van verschijning | 20190319 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 211 mm |
Dikte | 40 mm |