Thomas betreedt een groot pand in een afgelegen dorp na daartoe te zijn uitgenodigd door een wenkende vrouw vanuit een raam. De lezer volgt hem tijdens zijn omzwervingen door dit pand en zijn eindeloze pogingen om de hogere verdiepingen daarvan te bereiken, waarbij hij algauw verstrikt raakt in de wanhopige, uitzichtloze levens van de opgesloten bewoners, in wie menigeen het Joodse volk tijdens de exodus zal herkennen. Zo wordt de man met ambities een onherkenbare vagebond die nog slechts stuit op het onzegbare, het letterlijk onbeschrijfelijke.
Maurice Blanchot (1907-2003) was een vooraanstaand Frans filosoof, romancier en literatuurrecensent. Naast een tiental filosofische boeken publiceerde hij zes récits (langere verhalen die de aandacht vooral op hun talige zelf vestigen) en drie romans, waarvan Aminadab uit 1942 als een soort reis door de onderwereld kan worden beschouwd; het is om die reden vaak vergeleken met Het kasteel van Franz Kafka en De avonturen van Alice in Wonderland van Lewis Carroll.
Aminadab is geschreven in een ascetische, precieze stijl, maar hoewel het boek volgens sommigen minder vervreemding oproept en toegankelijker is dan zijn récits, blijft het voldoen aan Blanchots eigen definitie van literaire taal, namelijk ‘een die weigert iets te openbaren’.