Citizen
Het zal je maar gebeuren: je hangt aan de telefoon met iemand en wanneer je die later ontmoet, roept hij uit dat hij niet wist dat je zwart was. Even later voegt hij eraan toe dat hij dat niet had willen zeggen, waarna je hem corrigeert: ‘U had dat niet hardop willen zeggen.’ En daarna wordt, schrijft de Amerikaanse dichter Claudia Rankine in het betreffende gedicht, de zaak soepel afgehandeld.
Soepel betekent, afgaande op andere gedichten uit haar eindelijk naar het Nederlands vertaalde bundel Citizen (2014), dat de beste man er gemakkelijk vanaf komt, maar dat het voorval lang nazindert in zijn zwarte gesprekspartner (steevast in de tweede persoon enkelvoud). Net zo gaat het wanneer een ‘vrouw met diverse doctoraten’ uitroept dat ze niet wist dat zwarte mensen ook kanker konden krijgen.
Kwetsende taal is ‘bedoeld om alle manieren waarop jij aanwezig bent uit te buiten’. In de woorden van de door Rankine geciteerde Ralph Ellison: ‘De meest verraderlijke en minst begrepen vorm van segregatie is misschien wel die van het woord.’
Verstikkende nabijheid
In het veelvuldig gelauwerde Citizen schetst Rankine portretten van die segregatie, door intieme situaties te schetsen, waarin de nabijheid tussen haar personages verstikkend wordt – en de lezer wordt er ook in meegesleept.
In een ander gedicht heeft iemand eindelijk de stap gezet om in traumatherapie te gaan. Bij de praktijk aan huis wordt diegene op de drempel uitgekafferd door juist die therapeut: ‘Het is alsof een gewonde dobermannpincher of een Duitse herder ineens over spraakvermogen beschikt.’ ‘Je’ zegt een afspraak te hebben, waarna ze stilvalt: ‘Alles valt stil. O, zegt ze, gevolgd door: O, ja, dat is waar ook. Sorry.’ Ze kan niet anders dan dat laatste woord herhalen.
Ik twijfelde of ik het woord uitkafferen wel moest gebruiken, vanwege het scheldwoord dat erin besloten ligt, maar met Ellison in gedachten liet ik het staan. Hoewel taal in haar geheel racisme faciliteert, maken scheldwoorden die segregatie direct duidelijk. In een van de gedichten scheldt een man met het n-woord: ‘Hé, ik sta hier ook, hoor, reageerde je, zonder direct te verwachten dat hij zich naar jou zou omdraaien.’
Wanneer ‘je’ hem zegt dat hij ‘niet meteen de Ku-Klux-Klan [hoeft] uit te hangen’, reageert hij met: ‘O, o, daar gaan we weer’, waardoor de segregatie opnieuw plaatsvindt, aangezien hij met die uitspraak het gesprek doodslaat. Hij kan die keuze maken, terwijl zijn gesprekspartner met de brokken blijft zitten.
Is hij de enige die een keuze had? Nee, aldus een vriendin, die adviseert om niet aldoor zo alert te zijn. Zij ‘weigert te dragen wat haar niet toebehoort’. En de stem van binnen geeft te kennen dat ‘je jezelf niet in zo’n wurggreep moet houden; zo moeilijk zou het toch niet moeten zijn om gewoon met elkaar overweg te kunnen.’
Wrange ruimte
Gemakkelijk gezegd, onmogelijk gedaan te krijgen, volgens de gedichtenreeks die erop volgt. Een zucht is ‘een zorgwekkend uitademen van pijn’ en de wereld vergist zich, aldus de dichter, omdat het onmogelijk is om het verleden achter je te laten: ‘Niet alle herinneringen zijn nuttig maar ze zijn wel allemaal afkomstig uit de wereld die in jou moet worden opgeslagen. Wie heeft wat op welke dag wie aangedaan?’
Het antwoord op die vraag liegt er niet om: elke dag wordt zwarte mensen veel onrecht aangedaan. Behalve vormen van micro-agressie geeft Rankine in Citizen ook de ruimte aan bruut geweld jegens zwarten. Zo tref je in de zesde afdeling een aantal teksten aan die Rankine maakte voor het videowerk van haar partner John Lucas, bijvoorbeeld over de hartverscheurende ravage die orkaan Katrina aanrichtte, versneden met de sensationele verslaglegging door CNN: ‘Het is gewoon huiveringwekkend om aan te zien, al die arme mensen, het zijn er zoveel, bijna allemaal zijn ze zo arm, zei iemand anders, en ze zijn zo zwart.’
Rankine laat zien dat nabijheid fataal kan worden, zoals ook de lijst van zwarte slachtoffers van politiegeweld demonstreert: ‘omdat witte mannen hun verbeelding / niet in bedwang kunnen houden / gaan zwarte mensen dood’. In de oorspronkelijke uitgave uit 2014 somde Rankine vier namen op en liet ze behoorlijk wat ruimte open om de lijst aan te vullen. In de Nederlandse vertaling blijkt het nog wranger te kunnen, aangezien er gekozen is om de lijst uit te breiden met namen, onder andere met Ahmaud Arbery, Breonna Taylor en George Floyd, én met nog meer ruimte voor aanvullingen.
Alledaags racisme
Desondanks is Citizen geen topzware bundel. Rankine gaat daarvoor te onpersoonlijk te werk. Bij haar optreden op de laatste editie van Poetry International in Rotterdam zei ze dat haar geschetste situaties van alledaags racisme gebaseerd zijn op andermans ervaringen. Vandaar ook die (uiterst effectieve) je-vorm waarin ze schrijft: zo verschuift het perspectief van het persoonlijke leed naar de structuren en het gedrag dat dat persoonlijke leed veroorzaakt.
Naar de maatschappij, naar de taal, naar wit privilege – onderwerpen die Rankine in het boek dat volgde, Just Us (2020), nog veel verder uitdiepte, zij het niet meer in poëzie, maar in essays. Daarmee begon ze al in Citizen, waarin slechts een fractie van de teksten eruitziet als poëzie. Rankines verkenning van de woede, het doorzettingsvermogen en de slagkracht van tennislegende Serena Williams neemt de vorm aan van een lang essay. En de eerdergenoemde vormen van micro-agressie zou je ook Zeer Korte Verhalen kunnen noemen.
Essayistisch ging Rankine ook al te werk in de voorganger van Citizen, het weergaloze Don’t Let Me Be Lonely (2004), het eerste en verreweg beste deel van haar Amerikaanse trilogie. Ook in dit boek komt de last die zwarte mensen moeten dragen wanneer ze door de wereld navigeren uitbreid aan bod, aan de hand van depressie, eenzaamheid, verslaving en ziekte, in de tijd dat George W. Bush de scepter zwaaide.
Het voornaamste verschil: Don’t Let Me Be Lonely bulkt van de ik-vorm, terwijl die in de opvolger schittert door afwezigheid, behalve in een paar opmerkingen die Rankines ambivalentie tegenover het voornaamwoord verklaart. Het woordje kan de persoon nauwelijks bij elkaar houden en evenmin bij elkaar rapen: ‘En nog steeds begint een wereld dan haar razende uitwissing: // Wie denk je wel dat je bent, dat je ik tegen mij zegt? // Jij niets. // Jij niemand. // Jij.’
Al in Don’t Let Me Be Lonely was de hoop vervlogen en resteerde het nihilisme, aangezien zwarte mensen ‘te diep getekend [zijn] door hoop om te hopen, te ervaren om te ervaren, te dicht bij de dood’. Dáárom schittert het woordje door afwezigheid. Je treft het in elk ander woord in Citizen aan. Het is waar je na weer een racistische bejegening of aanvaring met de wereld mee blijft zitten.
ISBN | 9789025474263 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20230601 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 201 mm |
Dikte | 14 mm |